Getwijfeld of we nog wel een logboek gaan bijhouden. Toch maar wel, voor een zo compleet mogelijke herinnering aan onze buitenlandse zee-avonturen en voor eventuele die-hards onder onze volgers. In Holtenau treffen we nog een onbekende, die onze site heeft gelezen! Vorig jaar zijn we via de staande mast route naar Zeeland gevaren, dat tellen we niet, maar dit jaar is de Oostkust van Zweden onze bestemming, een zeereis, dus hier volgt een vaarbericht:
Hoorn-Enkhuizen. Woensdag 13 juni gaan in de Karperskuyl de trossen van Inísh los voor deze reis. We draaien zelf de pas opgeknapte Otto(voetgangers)brug, maken een praatje met de schipperse van de tjalk ernaast in de Buitenhaven en zeilen op de genua met een matig noordenwindje naar Enkhuizen, laatste mijlen op de motor met tegenwind. De sluiswachter van het Naviduct antwoordt wat kribbig dat oproepen via de marifoon helemaal niet hoeft, maar zet toch vast de sluisdeur voor ons open en daar zijn we hem dankbaar voor, want het regent inmiddels pijpenstelen. Het is al vrij druk in de Buitenhaven, dus we moeten afmeren tegen een ander (Duits) jacht, kunnen we vast wennen aan de taal. Veel oosterburen alweer op het Hollandse water. Nou ja, wíj bezetten straks hún havens. We slenteren wat door het centrum, Josien maakt een lekkere salade en we slapen goed in onze achterhut, meteen weer vertrouwd. De volgende dag blijven we liggen, want het is slecht weer met tegenwind.
Enkhuizen-Makkum. Maar vrijdag 15 juni knapt het op en met een knoopje of vier op een bakstagwindje van 10 knopen sukkelen we met toenemende zon richting Kornwerderzand. Onderweg besluiten we om naar Makkum te varen, omdat we een paar dagen veel wind verwachten en in Makkum is het goed toeven aan de gemeentesteiger. Zaterdag slecht weer, in de avond ineens een appje van zoon Joost met daarop alleen een locatie, huh, dat is vlakbij ons! Hij moét ons dus zien? En ja hoor, als ik m'n kop uit het luik steek zie ik de klipper Isis schuin tegenover ons aan de steiger liggen met een glunderende schipper-zoon aan boord. Ff knuffele en bijpraten, tot hij door z'n gasten wordt uitgenodigd voor het diner (wij hebben onze zaterdagse broodmaaltijd al op). Zondagochtend sta ik nog in m'n ondergoed als hij snel gedag komt zeggen, hij moet weer varen. Vandaag een zonnetje maar nog steeds veel wind, dus pakken we de vouwfietsen, pompen de banden op en maken een prachtig tochtje door het Friese polderland, genietend van de vogels en vooral van twee Friese volbloed merries met schattige piepjonge veulentjes, die charmante danspasjes maken. Eén merrie accepteert gras van Josien en bedankt met een kus op haar hoofd, terwijl haar zoontje schichtig achter moeder schuilt. Jammer dat de fotoroutine nog wat te wensen overlaat. Enige wanklank op deze prachtige dag is een stel plaatselijke wegpiraten die met een snelheid van zo'n 140 km/u de vouw uit m'n spijkerbroek scheuren op een weggetje van nog geen drie meter breed. Ik zie bleek van schrik en wit van woede. s'Avonds in de stad op een terras in de zon nasi rames met een biertje, heerlijk weekend al met al.
Makkum-Vlieland. Maandag 18 juni verruilen we het zoete IJsselmeer voor het zoute Wad. Om acht uur de trossen los, in Kornwerderzand staat de sluis al open, zodat we om negen uur buiten zijn, waar voor het eerst sinds lange tijd het grootzeil weer omhoog gaat. Dat duurt ff langer dan normaal, omdat de leuvers erg stroef gaan en alle smeerrepen nog moeten worden afgesteld. Een achteroploper ergert zich eraan en vindt luidkeels dat ik achterom moest kijken en hem ruimte geven. Hoezo? Ruimte zat hier toch? Bovendien is hij oploper en gaat nog op de motor, moet óns dus gewoon ruimte geven. Ik kan niet laten om hem even scherp terecht te wijzen. Zijn vrouw schaamt zich zo voor zijn (en mijn?) gescheld dat ze in de kajuit verdwijnt. En dat allemaal met stralend weer en een prachtig lopend windje. Tja. De mensen lijken wel steeds kortere lontjes te krijgen, wij incluis. Al weer snel gekalmeerd door het heerlijk rustig zeilen op vlak water met 10 knoopjes wind, meestal melkmeisje (fok te loevert), eerst naar Harlingen en direct door via de Blauwe Slenk (halve wind, lekker scheuren) en de Vliestroom (drie knopen stroom mee, we lopen er acht) naar Vlieland. Wat een drukte hier: jachten, Bruine Vloot (waaronder Joosts Overwinning, met Joris als schipper, we hebben marifooncontact), diverse veerboten die wel steeds sneller lijken te varen met steeds hogere hekgolven, politie, kustwacht, Urker vissers (geregistreerd in Portmouth, hoe moet dat na de Brexit?), surveyschepen, allemaal met dito hekgolven, o dat arme Wad. Om twee uur draaien we de haven van Oost Vlieland in, waar het al behoorlijk druk is met jachten, veel grijze golf met dit mooie weer. Maar we vinden een goed plekje naast vriendelijke buren. We verkennen de veranderde haven en maken na het eten nog een wandelingetje in het nabijgelegen bos.
Dinsdag huren we een paar elektrische fietsen en wat is zo'n eiland dan ineens een stuk kleiner. In één dag fietsen we het hele eiland in de rondte en houden nog tijd over. Vooral de Kroons Polders aan de westzijde vinden we erg mooi, we spotten een lepelaar en veel andere vogelsoorten.
Eén ervan staat ons minder aan: een luidruchtige F-16 die ook nog mitrailleursalvo's afgeeft. O, dat arme Wad, hoezo werelderfgoed-natuurgebied? Ik klim op een hoog duin van waar ik een schitterend uitzicht heb over Noordzee, Wadden, eilanden Texel, Vlieland en Terschelling. We drinken koffie in het Posthuis en eten 's avonds in restaurant Zeezicht bij de veerbootssteiger. Al met al een heerlijke dag genieten. Woensdag af en toe regen, eerste deel vaarbericht schrijven, boodschappen doen, want donderdag willen we naar de Elbe.
Vlieland-Cuxhafen. Om elf uur begint donderdag 20 juni de ebstroom te lopen, maar we zijn om tien uur klaar om te vertrekken. Onze onvolprezen ferryskipper van Fair Isle, Jimmy, zei al over een (te) vroege start: "You'll go slower, but you'll arrive sooner" (zie logboek 2005). En omdat we tijdig bij de Elbemonding willen aankomen (daar begint morgen ca. 12 uur de vloedstroom, die kan oplopen tot 3 knopen) gaan we rond de kop van Vlieland met nog een half knoopje stroom tegen. Het hijsen der zeilen gaat zonder problemen en rond 12 uur zijn we via Stortemelk en Westgronden buiten op de Noordzee, met 120 mijl te gaan tot Cuxhafen, dat moet goed te doen zijn, al wordt er niet veel wind verwacht. Toch hebben we een bakstagwindje van 8-12 knopen, zodat we in het begin tussen de 5 en 6,5 knoop lopen, met een lekker zonnetje, op vlak water, het is genieten! En dat blijft het ook voor het grootste deel van de tocht. Alleen 's nachts moet een paar uur het dieseltje erbij om op tijd aan te komen. De nachtwacht verloopt redelijk snel, het wordt niet echt donker door de bijna volle maan en de zonnegloed vanonder de horizon. We zien de vuurtorens van Terschelling, Ameland en Schier en de flitsen van die van Borkum, Norderney en Juist. De andere Duitse eilanden zien we niet, omdat we daar te ver voor uit de kust varen. De toegangsgeulen naar Eems, Weser en Jade, die we moeten kruisen, geven geen problemen met de scheepvaart, en mooi op tijd verkennen we de uiterton van de Elbemonding, waarna we inderdaad met een mooie stroom mee, uiteindelijk oplopend tot ruim drie knopen, de Elbe opstuiven, waar we nog een buitje moeten incasseren, zonder windvlagen gelukkig. Het vervelendste incident wordt veroorzaakt door een toeristenboot voor zeehondenexcursies, net voordat we willen gaan aftuigen bij de haveningang van Cuxhafen, die op vol vermogen eerst frontaal op ons afvaart en als ik geen krimp geef (wij varen melkmeisje, stuurboordswal in de vaargeul, kunnen en willen geen kant op) pas op het laatste moment een paar graden uitwijkt. Door zijn hekgolf komen we stil te liggen en krijgen een plens zout water aan dek. Onoplettendheid, onverschilligheid of pure treiterij? Enfin, als het water weer rustig is kunnen we probleemloos aftuigen en een ligplaatsje zoeken in de marina, dat werkt hier simpel en doeltreffend met rode (vrijlaten) en groene (kom maar afmeren) bordjes op de steigers. Het is twee uur, maar we hebben weinig energie meer, zijn niet meer gewend aan nachten doorzeilen, dus doen we een dutje en 's avonds zijn er pannenkoeken, waarna we vroeg te kooi gaan.
Zaterdag besluiten we nog een dagje te blijven want we hebben allebei reumatische klachten en zijn nog moe van de doorstane nacht. We doen boodschappen, wandelen wat langs haven, stad en dijk, opvallend zijn hier de tweepersoons rieten strandstoelen uit grootmoeders tijd. En de semafoor, maar daarover schreef ik al in logboek 2008.
Cuxhafen-Brünsbuttel. Maar zondag 23 juni gaan we door naar het NOK, ofwel het Noord-Oostzeekanaal. Om dertien uur vertrekken we uit Cuxhafen, hebben eerst nog wat stroom tegen, maar na een uur begint het mee te lopen, alleen de wind is tegen, dus op de motor de vijftien mijl naar de sluizen in Brünsbuttel. We treffen het, want de kleine sluis (kan toch nog een flink zeeschip in, hoor) staat net open en we mogen mee. Eenmaal geschut hebben we er ook genoeg van en gaan bakboord uit naar het jachthaventje, waar we rond 16 uur een goed plekje vinden naast de Queen Emma, een Duits stalen bakdek-kotterjacht van 12 meter, fris in de verf, overduidelijk zojuist zorgvuldig uitgerust voor een wereldomzeiling. Navraag bij de bemanning Ulli en Gabi leert ons, dat ze zulks inderdaad van plan zijn: net een week onderweg vanaf het eiland Rügen voor een oversteek naar Schotland en dan de wereld rond, het lijkt zowaar Inísh wel! Dat schept meteen een band, dus drinken we wat bij ze in de kuip, vertellen verhalen en geven tips. En natuurlijk een kopie van onze Cmap-kaarten van de zeven zeeën. Ze zijn er erg blij mee.
Brünsbuttel-Rensdorf. Maandag na het ontbijt met verse broodjes van de plaatselijke super gaat Inísh het kanaal in en Queen Emma de sluis. Wij motoren met wind tegen in de zon de 40 mijl naar de uitmonding van de Boven-Eider op het kanaal bij Rensdorf, waar we op aanraden van Ulli een aardig klein marinaatje aantreffen, waar we voor €12 een heerlijk rustig plekje met mooi uitzicht hebben voor de nacht, inclusief douche.
Rensdorf-Holtenau. Dinsdag de laatste 20 kanaalmijlen naar Holtenau, waar we na een paar uur vastmaken naast een Dehler 36, de Windbreker II van Peter en Ria uit Alkmaar, waar we na de suis ook langs afmeren in het haventje van Holtenau.
We waren van plan om door te gaan, maar Peter vertelt ons dat de "Kieler Woche" aan de gang is, een beroemd jaarlijks watersport gebeuren met zeilwedstrijden, Tall Ships, admiraalzeilen, kermis in de stad, optredens en veel eten en drank. Nou hoeft die drank voor ons niet zo, maar omdat de bushalte naast het haventje is, gaan we woensdag met de bus naar Kiel. Doch eerst een lekker visje eten bij Hermann Tiessen, waar ik veertig jaar geleden al taxfree drank en rokerij kocht, door de EU is dat niet meer, maar hun ouderwetse visje met "bierteig" (gebakken aardappels) en "Grünzeug" (salade) smaakt om op te eten, voor €13,50! Dan, woensdag, naar Kiel, met de bus. Het valt een beetje tegen. Wel veel stalletjes met allerlei voedsel en drank, een grote kermis, veel podia, maar het aantal bezoekers en de optredens, alsook het aantal Tall Ships vallen wat tegen, waarschijnlijk zijn we te vroeg op de dag. Om 16 uur weer terug aan boord, samen met de buren in de bus. Later komt achter ons ons nog een mooie stalen Koopmans liggen, die drie jaar in Denemarken was en nu op weg naar huis (Enkhuizen) gaat. Ze kennen ons van onze sites.google.com/site/crewinish, zijn we toch meer gelezen dan we dachten.
Holtenau-Strande. Donderdag 27 juni zeilen we op de genua de vijf mijl van Holtenau naar Strande, een moderne marina aan de ingang van de Kieler Fjord. Omdat we diesel nodig hebben die we in Holtenau tegen de verwachting in niet konden krijgen. Maar die hier veel te duur is, helaas zie ik dat pas als het er al in zit. Nou ja, we nemen ons verlies maar. We wandelen er langs het strand, gaan een lekkere entrecote eten, ik ben tenslotte jarig en ik geniet van alle iPhone-aandacht van kinderen, zus en vrienden. Van Josien heb ik in Kiel een heerlijke Ierse single-malt gekregen, waar ik voorzichtig een eerste glaasje van proef, mmmmmm.
Strande-Ohrt (Fehmarn). Vrijdag de 28e 33 mijl naar het eiland Fehmarn, weer met weinig wind en stralend weer op een ruime koers. We gaan naar het pittoreske haventje Ohrt, waar we in 2008 al waren en vinden een goede ligplaats in het gedeelte van de haven (een soort kanaaltje met dwars-uit boxen) dat vrij uitzicht geeft over het wad. Prima toeven hier. Even later, als we richting havenkantoor gaan, zien we zowaar een vliegende deur (zeearend, spanwijdte 2,60 m!) cirkelen boven de haven en hij wordt ook nog aangevallen door een buizerd, zou die daar een nest hebben soms?). En weer ben ik zo stom om te vergeten een foto te maken, sorry lezer. We wandelen een stuk over de dijk tussen wad en waterplassen met weer veel vogels, waaronder zaagbekken, eidereenden en heel veel zwaluwen, bijzonder allemaal. 's Avonds maakt Josien een heerlijk stoofpotje met verse groenten en tonijn uit blik.
Ohrt-Hesnaes (Falster, Denemarken). Zaterdag 29 juni gaan we Duitsland verlaten en Denemarken herontdeken, te beginnen met het kleine aanlokkelijke haventje Hesnaes. Het is weliswaar zo'n 55 mijl varen, maar het enige alternatief in de goede richting is Gedser, waar niks is behalve een grote marina en ferry-haven, en we zouden wel eens een paar dagen moeten blijven in verband met harde wind. Om negen uur gaan de trossen los in Ohrt, we varen onder de verbindingsbrug tussen Fehmarn en het vaste land door (22 m doorvaart, ruim genoeg, maar toch altijd spannend met een mast van 15 m.) en dan alwèèr een ruime koers met meestal te weinig wind, dus veel bijdieselen. Om drie uur in de middag begint het ineens 20 knopen te poeieren, veel te veel zeil dus, maar nadat we de genua een flink stuk hebben ingedraaid en de wind weer is teruggelopen naar 12-15 knopen, gaan we lekker met bijna 7 knopen snelheid voor de laatste twintig mijl. Om even na zessen kunnen we de uiterton ronden en de toegangsgeul naar het haventje in, waar we vriendelijk worden opgevangen door onze Duitse buurman. Na eerst te zijn vastgelopen in zachte prut bij een andere box. Ook hier is het ff douwe met't volvootje, maar tenslotte liggen we vrij drijvend in de beoogde box, krijgen van de buurman de code voor de (prima) douches en kijken voldaan om ons heen, want het is hier mooi, rustig, afgelegen, met pittoreske rieten huizen, grote beukenbossen, zandstrand, en een bijna lege haven, wat wil je nog meer. . .
. . . Ja, wat te eten, nou een restaurant is hier ver te zoeken en de dichtstbijzijnde supermarkt vijf kilometer verder (volgens de havengids zou hier een "kaufmann" moeten zijn). Maar al met al zijn we dik tevreden met dit prachtige plekje en zelfs al zou het niet gaan waaien is een wat langer verblijf hier op z'n plaats. Na een half uurtje komt de havenmeester, die gelukkig genoegen neemt met (20) euri, ons vriendelijk welkom heet in het Engels en op de hoogte brengt van de (on)mogelijkheden. We eten een broodje en genieten nog wat in de kuip van dit heerlijke plekje. Morgen nader onderzoek. Zie vaarbericht 2019-2