Vaarbericht Inísh 2010-05, Caladonian Canal-Clyde

Vrijdag 18-06-10 t/m zondag 20-06-10, Dochgarroch-Corpach, ofwel de rest van het CC, een mijltje of dertig. Eigenlijk hebben we allemaal relaxdagen in het kanaal. Het weer blijft goed, de wind blijft gunstig achterop en we doen lekker kalm aan. Van Dochgarroch komen we op het Loch (meer) Ness (naam van riviertje),

met een paar mooie kastelen aan de boorden.

We hijsen de spinaker die er pas aan het eind van het Loch bij het plaatsje Fort Augustus weer afgaat. Van het monster Nessie geen spoor te bekennen. Dan gaan we weer een sluizentrap omhoog, ik schat zo’n twintig meter, waarna we een mooi plekje vinden voor de nacht. De Engelsen spelen gelijk, de sluiswachters mopperen over het slechte spel. We zien weinig voetbal, maar horen af en toe uitslagen. ’s Avonds lukt het me voor het eerst om te skypen met Marije op de laptop, en bel later met Joost om ook hem en mijn kleindochter Sara te kunnen zien, wat nog niet is gelukt vanwege gebrek aan draadloos internet.

Na een rustige nacht gaan we zaterdag op het gemakkie en op de motor weer een stuk kanaal door met af en toe een brug of sluis, af en toe een praatje met een lockkeeper (m/v) of een medekanaalvaarder, sommige mensen zien we steeds opnieuw, er is een stel met een 35 ft jacht “de Witte Raaf” uit Peterhead, later blijkt dat ze de boot in Makkum hebben gekocht en een paar jaar in Nederland gevaren. Die zien we regelmatig weer. ’s Middags nemen we het Loch Lochy onder zeil, de genua ditmaal. Iedere dag begint bewolkt met weinig wind en later wordt de lucht steeds blauwer en gaat het steeds harder waaien. We hebben nu af en toe 20 knopen wind achter ons, zodat we op kale genua met 5 tot 6 knopen door het Loch glijden. Ik wil proberen om ’s avonds het Nederlands elftal te zien spelen tegen Japan, maar als we bij Gairlochie Lock aankomen hoor ik dat de wedstrijd al is gespeeld en dat we met een moeizame 1-0 hebben gewonnen. Er ligt ook een Deens jacht en de schipper zit in de stress voor zijn elftal, waarover hij niet zo tevreden is. Ik kan trouwens toch geen tv ontvangen en pubs zijn er niet. Het wordt wel steeds mooier hier.

We liggen nu met panavision view op de hoogste berg van Schotland: Ben (=piek) Nevis (= kwaad[aardig]) op z’n Keltisch.

De voorzieningen van de British Waterways zijn prima: goede pontons, lekkere douches in sfeervolle gebouwtjes in stijl en hier zelfs 220 V op de steiger, zodat ik de baard kan trimmen, hetgeen hard nodig is.

Zondag zitten we rustig na te genieten van het ontbijt als ik ineens merk dat alle andere jachten zijn vertrokken en al bijna in de sluis afmeren. Ik ruk de stekker uit het stopcontact, start de motor, gooi de lijnen los en als een speedboot erachteraan. Was natuurlijk helemaal niet nodig geweest, ze hadden toch wel op ons gewacht, maar enfin, alles gaat weer goed. We kachelen nog een mijltje of tien door het kanaal en komen dan bij de laatste sluizentrap: ”Neptunes Stairway”,

zo’n elf kolken aaneen. Hier wordt het personeel ineens streng. Er moet een opvarende op de kant met een lijn meelopen en Josien is de klos. Een charterboot met wijnzuipende Belgen voor ons doet eerst moeilijk, maar komt uiteindelijk dwars in de sluis te liggen, overigens zonder schade te veroorzaken. Na deze sluis vinden we een mooi éénbootssteigertje voor de laatste kanaalnacht met uitzicht op, u raadt het al: Ben Nevis. We wandelen nog naar de zeesluis en terug naar de sluistrap en hebben een rustige avond.

Maandag 21-06-10, Corpach-Lismore, 26 mijl. De langste dag van 2010. Wij beginnen ‘em rustig, met verse broodjes… denken we, want onderweg naar de Coöp. vraagt de sluiswachter me of we eerst twee sluiskolken willen afdalen omdat dat in het kanaalschema past, dus pas om half tien naar de Coöp. We hebben de broodjes nog niet op of we worden gevraagd voor de zeesluis, maar we willen eerst nog douchen. Gelukkig hebben de andere uitgaande jachten, de Witte Raaf en de Viking, beide al eerder meegemaakt, geen haast, dus we gaan om elf uur naar de sluis en eerst nog onder de douche.

Het schutten gaat probleemloos en na vier dagen zijn we weer op zout water, en moet meteen de routine van hoog en laag en stromend water weer worden opgepakt. Niks vertrekken op het tijdstip dat je past, maar als de stroom mee gaat staan! Gelukkig stroomt het voorlopig nog maar een beetje, dus kunnen we er ook tegenin.

Voor vanavond hebben we een ankerplaatsje bij het eiland Lismore gekozen, en dat blijkt een goede keus.

Het is er prachtig rustiek en rustig. En we liggen als een huis op de wind en bijna zonder stroom, zodat we niet na zes uur de wind op de kont krijgen. Er liggen al een Canadees jacht en twee Schotten maar er is plenty ruimte. Na de macaroni hebben we nog een mooie wandeling.

Dinsdag 22-06-10, Lismore-Seil, 12 mijl. Vandaag een aantal klussen. Allereerst moeten we in Oban een calorgasfles scoren, want campinggas is niet meer te betalen en primagas, dat we in Nederland gebruiken, is hier niet te krijgen. Het lukt, er moeten wel formulieren in drievoud worden ingevuld, maar we hébben een fles en kunnen die bij het verlaten van het U.K. weer inleveren voor 75% van de prijs. Gelukkig past zelfs onze regulateur erop!

We moeten aan een mooring bij Oban die voor een uurtje boodschappen doen £5 kost, het is wel een heel mooie mooring. Nog even naar de Tesco en dan trossen los naar weer een prachtig ingesloten ankerbaaitje, omzoomd met rotsen, bergen, zeehonden en vogels, vooral Canadese ganzen dit keer. Het heet Puilladobhrain in het Keltisch, wat poel van de otters betekent, alleen zijn de otters vertrokken door alle ankeraars. Tussen het eiland Seil waar de baai deel van uitmaakt, en het vaste land is een eeuwenoude brug over een hele nauwe sound die bij laag water zelfs droogvalt (de sound). Destijds is de prachtige brug gebouwd voor £450!

Die kennis, en ook die van de ankerplaatsjes, hebben we uit een geweldig boek van een meneer Hamish Haswell-Smith over àlle Schotse eilanden met prachtige tekeningen en plattegronden. Hij schijnt ze allemaal bezocht te hebben.

Om zeven uur komt er een soort kruising tussen een zeiljacht en een speedboot bij ons langszij (ja, ze verzinnen wat in de UK) met twee bezadigde mannen erin. We weten het nog niet maar we zullen twee dagen lief en leed met ze delen.


Donderdag 24-06-10, Crinan Canal, 9 mijl. Na het ontbijt gaan we eerst naar de chandlery (watersportwinkel) waar we een paar handige omklapbare plastic wieltjes kopen die aan het motorbord van de dinghy worden geschroefd en waarmee je de dinghy heel makkelijk de kant op kunt trekken, we worden tenslotte ouder en minder handig. Dan in de tweede sluis en het Crinan kanaal op.

Het is nauwer dan het Caladonian Canal maar zeker zo mooi qua natuurschoon.


Wat we niet wisten is dat we hier zelf 14 van de 16 sluizen moeten bedienen. En dat gaat best zwaar! Eerst de schuiven opendraaien om de kolk te legen (zolang je omhoog schut), dan met de rug op de draaibalk de deuren open en weer dicht, dan de kolk vullen, dan de schuiven weer dicht, dan de bovendeuren open en weer dicht en tenslotte door naar de volgende sluis.

We gaan samen met de voornoemde Engelse heren, die uit Londen blijken te komen en Michael en Robert blijken te heten. Ze zijn resp. gepensioneerd gemeenteambtenaar en leraar Engels. Bij de eerste schutting draait Robert ineens de schuiven helemaal open waardoor het water met zoveel geweld de kolk instroomt dat ik Inísh niet kan houden en onze preekstoel bekrast en verbuigt. Maar hij voelt zich er zo ongelukkig bij dat ik niet echt kwaad kan worden en je ziet het gelukkig nauwelijks.

Gaandeweg de volgende sluizen krijgen we meer routine en verbroederen we steeds meer met onze sluisgenoten en af en toe raken we ook doorweekt van de (mot)regen

Robert en Josien doen een groot deel van het sluizenwerk omdat Michael en ik de boten in en uit moeten varen.

’s Middags lunchen we samen in de kuip van Inísh, het is inmiddels weer droog, en om vier uur halen we een half pint lager (de Hollanders) resp. een pint bitter (the Englishmen) in een langs het kanaal gelegen pub. Om half zes arriveren we bij de voorlaatste sluis en dan is het ineens stop, want de brug aldaar wordt niet meer bediend. Gelukkig is er een steigertje, dus we kunnen overnachten, hoewel niet het meest idyllische plekje. We gaan uit eten in het dorp maar daar is bijna niets, gelukkig wel een Indiaas restaurant, waar prima wordt gekookt. Vooral het naanbrood is erg lekker. ’s Avonds monteer ik de dinghy-wielen, nadat we van Kameroen hebben gewonnen (gehoord via Engels radioverslag, helaas geen tv), waarbij ik wordt opgevreten door de midgets, minuscule schotse mugjes. Ik wordt er helemaal gek van. Toch hou ik vol en om tien uur zitten ze eraan (de wielen). Daarna ben ik wel knap sacherijnig.

Vrijdag 25-06-10, Crinan Canal-Kames, 22 mijl. Ik ga broodjes en andere boodschappen halen in de supermarkt maar de broodjes zijn nouja, en verder is er ook niet veel. Daarna de laatste twee sluizen door, hartelijk afscheid nemen van onze nieuwe vrienden annex co-sluiswerkers, mét uitwisseling van adressen. Daarna nog een douche en het zoute water weer op,

eerst een uurtje op de motor met tegenwind, daarna opkruisen en tenslotte weer op de motor als het bladstil is. Met wel een prachtig uitzicht op de kartelranden van de bergtoppen van het eiland Arran, wat we later willen bezoeken. Maar vandaag gaan we naar het eiland Bute dat noordelijker ligt. Josien is erg verdrietig over haar haar, dat nog steeds niet wil herstellen, ze durft nog steeds niet zonder cap in het openbaar. We vinden een mooring bij het plaatsje Kames (weet niet hoe je ’t uitspreekt) en ik kan nog net voor vijven met dubbele roeisnelheid in de dinghy naar de kant om lams-karbonaadjes voor vanavond en broodjes voor morgen te halen. De dinghy-wieltjes doen het prima. We hebben al dagen geen internet helaas en ook geen tv-ontvangst. Wel doe ik weer pogingen om de radar gerepareerd te krijgen en de importeur in Porthmouth gaat ons misschien helpen in dit vervolgverhaal, waarover later meer.