Dinsdag 28-08-12 – dinsdag 04-09-12, Pago Pago, Amerikaans Samoa. Dinsdag gaan we na het ontbijt eerst maar eens inklaren. Het waait nog steeds hard, maar er is een dinghydock benedenwinds, dus komen we droog aan de kant en wandelen langs de baai een kwartiertje naar het aftandse havengebouw, op het dak waarvan het kantoor van de portcaptain is gevestigd. We worden ontvangen door een aller-charmantste dame op leeftijd die ons welkom heet en absoluut niet gehoord heeft dat we gisteren al aangekomen zijn. Vanochtend dus. De portcaptain himself is eveneens uiterst charmant (ik denk dat dat een kenmerk van de Amerikaanse Samoaan is) en vraagt wel viermaal aan Josien: “what was your name again?”. We zijn hartelijk welkom, ook bij customs en immigratie, voor de somma van $170. We wandelen nog wat door Pago Pago (spreek uit Pango Pango), een dorp met tegenvallende provisiemogelijkheden, en gaan tegen etenstijd terug naar Inísh, die keurig achter haar anker is gebleven.
Woensdag gaan we op accujacht en onze geslonken voorraden aanvullen. Dat eerste lukt slecht. Op het moderne industriegebied bij de luchthaven (we rijden erheen met één van die grappige busjes: met hout en triplex omgebouwde personenauto’s) hebben ze wel accu’s maar de enige marine deepcycle is te klein. Wel is er (na nog een half uur lopen in de brandende zon) een gigantische supermarkt, waar we het meeste kunnen krijgen voor redelijke prijzen. Dus afgeladen en moe terug aan boord. We gaan morgen wel uit eten. Donderdag is Kathy’s laatste dag, die we op een leuke manier willen doorbrengen. En dat lukt. We gaan eerst naar het visitorscentre van het National Park, waar we allercharmantst worden ontvangen door een parkofficer.
Hij vertelt veel over de mogelijkheden van natuurbezoek hier, hetgeen direct een nieuw perspectief geeft, en is onder de indruk van onze reis. Daarna nemen we een bus naar het Park en wandelen een makkelijke route naar een prachtig rotseiland bij een mooie baai met een aardig dorpje aan de noordkant van het eiland.
Daarna weer tevreden terug naar Pago Pago voor een inspectie van de mast (alles oké), een douche en ons afscheidsmaal met Kathy. Dat is in een hotel aan de baai, waar Amerikaanse toeristen verblijven, We eten een steak met gebakken uitjes, mashed potatoes en gesmoorde groenten, heel Amerikaans. Er is live muziek van een Samoaan die jaren in de USA heeft doorgebracht en het hele Amerikaanse pop-, country- en blues-repertoire professioneel ten gehore brengt en tussendoor allercharmantst converseert met de gasten, zo ook met ons. Hij heeft veel (professionele?) bewondering voor onze tocht en nodigt ons uit nog eens terug te komen. Kathy krijgt een gratis lift aangeboden met de shuttlebus van het hotel naar het vliegveld, dus na de maaltijd nemen we hartelijk afscheid van haar en zijn ineens weer met z’n tweetjes.
’s Avonds gaan we met Don en Debby van Buena Vista naar de open markt, waar muziek en eettentjes moeten zijn op vrijdag. Het valt een beetje tegen, maar we eten gezellig op een muurtje aan de haven kip met rijst en groente uit een tempex bakje en zien vliegende honden (grote vleermuizen) overvliegen.
Zaterdag blijven we aan boord want het regent pijpenstelen, we vangen vijftig liter water op met onze bimini-gootjes. Zondag hetzelfde pijpenstelenweer, zodat we in totaal zo’n 130 liter water kunnen innemen, en de dag met een boek in een kajuithoek doorbrengen. Maandag en dinsdag brengen we onze voorraden weer op peil en kopen een nieuwe gastank met Amerikaanse aansluiting. We maken een praatje met onze buurman op een grote Amerikaanse kits, de Arrabella, die hier al een paar jaar is vastgeroest. Hij vertelt dat er in 2009 een tsunami was, net nadat er een grote roeiwedstrijd was gehouden, die hij aan het filmen was, zodat hij ook beelden ervan heeft. We krijgen een kopie van de dvd en zijn geschokt door wat we zien. Een ravage! En nu we het weten zien we ook nog de overgebleven littekens ervan. Veel is vernieuwd maar nog steeds staan er geraamtes van gebouwen die nog niet zijn hersteld. We hebben allemaal de tsunami in Japan op tv gezien, maar als je de beelden ziet van de plaats waar je nu zelf bent, maakt het veel meer indruk.
Woensdag 05-09-12 en vrijdag 07-09-12, Pago Pago – Apia, W. Samoa. 80 mijl. Ja, je leest het goed. Donderdag 6 september hebben wij niet meegemaakt, want net als die begint voor ons, passeren we de datumgrens, op weg van Amerikaans Samoa naar Western Samoa, hoewel ze zelf dat Western liever weglaten. Eigenlijk willen we een dag later vertrekken, maar als we woensdagmorgen de was doen in de laundry, zitten we naast Karen van de Panta Rhei, die ons vertelt dat ze vandaag vertrekken om niet in het weekend aan te komen in W. Samoa. Ja, maar het is toch pas woensdag vandaag en je doet toch maar zo’n 20 uur max over die 80 mijl? Maar, zegt Karen, Samoa ligt sinds kort aan de andere kant van de datumgrens (wilden ze gelijktrekken met Nieuw Zeeland uit zakelijke overwegingen). Dus als we donderdag vertrekken komen we zaterdag aan en dan moeten we tot maandag aan boord blijven omdat de officials daar hun taak serieus opvatten en in het weekend niet werken. We moeten dus óf wachten tot na het weekend, óf onmiddellijk in actie komen. Omdat er weer veel wind wordt verwacht in het weekend (raar, altijd in het weekend hier, zal wel toeval zijn) besluiten we ons best te doen om vandaag nog te vertrekken, dus is het gedaan met ons rustige tempo. Na de was gaan we eerst met de dinghy naar het havenkantoor, maar daar is niemand, shit! Dus maar even naar de supermarkt voor laatste boodschappen, dan terug naar de portmaster, is er nog steeds niet, maar gelukkig zijn de mensen die er wél zijn bereid ons te helpen, dan naar de portmasterskassa, de customs, de customskassa, terug naar de customs voor onze clearancepapers en gelukkig hoeven we niet meer naar immigratie, zodat we om 16 uur klaar zijn met de formaliteiten en dan snel de dinghy op het dek binden, Inísh zeilklaar maken, een broodje met steak eten en even voor zessen zonder problemen het anker lichten. Panta Rhei is nog niet klaar, maar voor ons uit gaat Flow, een Bavaria 40 met een vrouwencrew (Camilla en Johanna) en Noorse vlag. Even later komt Panta Rhei achter ons aan en ook catamaran Gypsea Heart blijkt te zijn vertrokken, zoals we later op de AIS zien. Een heel flottielje dus. Kennelijk hebben die anderen net zo gedacht als wij. En als we zo op de motor de baai uitvaren en nog eens om ons heen kijken naar dit toch wel bijzondere eiland, valt langzaam de duisternis in, zien we de lichten van stad en scheepvaart aangaan en de kleuren van de bergen vervagen. Een vrachtschip op tegenkoers roept eindeloos de portcontrol op, ze hebben een loods nodig, na meer dan een uur vergeefs oproepen krijgen ze eindelijk antwoord. Flow, Panta Rhei en Gypsea Heart horen we ook over de marifoon, we zijn dus niet alleen. In de loop van de avond krijgen we zelfs bezoek aan boord, eerst voelen we alleen wat, een insect op onze huid, even later weer. Hé, wat is dat? Zaklamp erbij: blijken vliegende mieren te zijn en niet van die kleintjes. Eerst een paar, maar na een uurtje zitten ze overal, ook in de kajuit, om gek van te worden. Gelukkig steken ze niet maar we zijn nog een paar dagen bezig om alle mieren(lijkjes) te verwijderen. Een opstapper oké, maar dit is te gek.
Intussen neemt heel langzaam de geen wind toe tot een halfwinds briesje van 10-13 knopen en zeilen we heerlijk in de luwte van het eiland op redelijk vlak water met een knoopje of vijf richting noordwest. Dat duurt tot een uur of vier in de ochtend, waarna helaas het volvootje d’r weer bij moet en dat blijft zo tot we om 11:30 uur de baai van Apia indraaien en we, na onze aankomstmelding, worden opgevangen door een aluspeedboot met drie man bemanning, die ons naar de jachthaven begeleidt. JB en Monique van Victory staan al uitbundig te zwaaien op de steiger. We zijn vandaag het zesde jacht dat binnenloopt en we krijgen in de marina een mooi luw plekje naast Flow, zodat we eindelijk kunnen kennismaken met Camilla en Johanna. We hadden duistere berichten ontvangen over bootdoorzoekingen en lastige vragen van de vele officials die allemaal aan boord komen, maar óf door onze onschuldige gezichten óf door de vele binnenkomers worden de formaliteiten voor ons soepel afgehandeld. Eén beambte vraagt naar onze drankvoorraad: hebben we whiskey aan boord? Ja dat hebben we. Mag dat niet? Jawel, lekker is dat hè? Even denk ik: moet ik hem wat aanbieden? Nee, niet doen, kan een strikvraag zijn, is omkoperij. En later zien we inderdaad bordjes met teksten dat het streng verboden is om ambtenaren “fee’s” te geven. Maar ja, ze zijn allemaal zo aardig, voorkomend en behulpzaam. Nadat we de portcaptain, customs, health-officer (“ja we hebben uien, kool en wortels en….” ”nee nee, dat is genoeg, de rest hoef je niet in te vullen”) en een onduidelijk iemand aan boord hebben gehad, mag de gele Q-vlag (inklaringsvlag) uit het want én mogen we de kant op (we mochten zelfs niet op de steiger! Onze lijntjes werden aangepakt en belegd door havenpersoneel). Alleen immigratie hebben we nog niet gehad, die zijn onderbezet vandaag, dus moeten we onze paspoortstempels in de stad bij het immigratiekantoor halen. Wij dus meteen de fietsjes uit het vooronder gehaald en langs de kust de stad in.
Wat opvalt is dat Apia veel schoner is dan Pago Pago, de mensen zijn iets minder groot, vooral in de breedte, maar wel net zo vriendelijk. Ook lijken ze alerter en zelfbewuster dan de Amerikaanse Samoanen. Waarschijnlijk worden die teveel gepamperd door hun kolonisator, die Am. Samoa als een welfarestate beschouwt. Zover wij kunnen zien is dat niet de goede benadering. We hebben ook de indruk dat veel Am. Samoanen liever bij W. Samoa willen horen en waarom niet eigenlijk? Lijkt zo logisch. Je kunt hier in Apia nog wel de Engels-koloniale invloeden zien: vanaf de 1e wereldoorlog tot 1962 hoorde Samoa bij Nieuw Zeeland, daarvoor bij Duitsland. Het gekke is dat, net zoals op de omringende eilanden, het verkeer hier altijd rechts was, maar enkele jaren geleden zijn ze links gaan rijden omdat de meeste geïmporteerde auto’s het stuur rechts hebben, tja, voor ons is het weer even knap gevaarlijk op de fiets. Opletten geblazen. Op het immigratiekantoor is inmiddels een hele verzameling zeilers aangekomen en de enige mevrouw aan de balie is dicht bij een paniekaanval, want er is ook nog een tiental andere wachtenden. Dus deelt ze maar formulieren uit aan ons zeilers, ik ben het snelste met invullen, ga weer braaf bij de balie staan en even later zijn onze paspoorten gestempeld en kunnen we eindelijk de vrijheid van Apia in. Een stad in deels koloniale, deels moderne stijl, die er netjes uitziet en waar je de elementaire levensbehoeften kunt krijgen. En wireless internet kunt kopen voor aan boord. Normaal gaat dat met Visa, maar ik heb net een sms’je van Visa gekregen dat er fraude werd vermoed met mijn kaart. Ik dus terugbellen naar de Visamevrouw: ze hadden geconstateerd dat er geprobeerd was om vanuit de USA een betaling te doen met mijn kaart, en dat vertrouwden ze niet, dus hadden ze maar preventief mijn kaart geblokkeerd! Nu snap ik waarom we in Am. Samoa onze voorradenaanvulling in de CustUless niet met Visa konden betalen! En ook het wireless internet hier! Het kostte even moeite voordat mevrouw begreep dat er in de South Pacific ook een mini-stukje USA is en er dus niets aan de hand was. Enfin, ze zal mijn kaart (hopelijk spoedig) weer deblokkeren. Samoa heeft ook eigen geld, de tala (WS$) en sene (cent), lijkt erg op Nieuw Zeelands geld, wordt daar ook gedrukt geloof ik. We gaan nog naar een kopieerwinkel voor twintig crewlists, die lusten ze hier als warme broodjes, en naar een Chinese winkel voor een Samoavlag, rood met blauwe bovenrechthoek, waarin het Zuiderkruis. ’s Avonds wordt de rust verstoord door een live-band vanuit het restaurant waar we precies onder liggen, maar je kunt niet alles hebben, al is het wel een cultuurschok na alle rustige ankerplekjes. We kruipen vroeg te kooi, want geloof het of niet: één nacht doorzeilen is veel vermoeiender dan . . tig, en we slapen als een blok.
Zaterdag 08-09-12 - zaterdag 15-09-12, Apia, W. Samoa. Zaterdag een rustige dag, we fietsen naar de stad, doen er boodschappen en Josien keek al lang uit naar de beroemde Samoaanse tatoeëerders. Van Andy en Kathy (Palmerston) hadden we de naam van de bekendste: ”Suluape” doorgekregen en de taxichauffeur aan wie het vragen, kent hem en wil ons wel brengen.
Later blijkt dat Suluape “out of town” is, maar zijn neefje hanteert de pen heel vaardig . . .
en heeft een prachtige manta-rog op haar ruggetje gezet. Wel een beetje pijnlijk de eerste dagen.
’s Avonds klaverjassen we weer eens gezellig bij Monique en Jan Bart op de Victory. Zondag wandelen we langs de rivier door een deel van Apia dat minder ontwikkeld is, we zien veel mensen die in de open lucht wonen onder alleen een dak op palen, waar ze bij slecht weer gordijnen kunnen laten zakken. Het meubilair bestaat uit een paar matrassen en meestal een flatscreen.
Maandag fietsen we een stuk langs de kust, lekker met de kop in de wind, want zonder dat is het hier erreg warrem met een hoge vochtigheidsgraad. Wat opvalt is het grote aantal gi-gan-ti-sche-ker-ken, nog meer dan op de andere eilanden, waar ze toch ook behoorlijk christelijk zijn, dankzij onze missionarissen. Zondags kun je een kanon afschieten: weinig mensen op straat behalve voor de kerkgang, waarbij alle dames in het wit zijn. En even later hoor je prachtig meerstemmig gezang vanuit de kerken.
Dinsdag fietsen we weer een stuk langs de kust, andere kant op, en ontmoeten een paar vriendelijke eilanders, geïnteresseerd in ons en onze fietsjes: een zeldzaamheid hier. ’s Avonds gaan we naar een dans- en vuurdans-voorstelling in de tegenover de marina gelegen ijssalon. Na het dansgeweld van Taha’a valt het tegen, de dames hebben elegante polsbewegingen en een lieve opgeplakte glimlach, maar zijn verder vrij statisch. De mannen maken meer indruk, met hun stoere verschijning en vooral hun gejongleer met vuur, kwalitatief haalt het niet bij hetgeen we in Frans Polynesië zagen, maar dat was dan ook een serieuze contest, dit is toeristenvermaak.
Woensdag gaan we met een taxi naar het prachtige huis van mijn naamgenoot Robert (Louis) Stevenson, die o.a. Schateiland, Jeckyl & Hyde en Gekidnapt heeft geschreven. Zijn opa was trouwens de bekendste Engelse vuurtoren-bouwer. Hij leed aan een longziekte, heeft zijn laatste jaren hier gewoond met zijn familie en stierf op 43jarige leeftijd.
Boven op een heuvel is zijn graftombe met eigen geschreven ontroerend grafschrift.
Je kunt er komen via een stijl smal pad door het prachtige regenwoud, ruim een uur in het zweet klimmen. Dat hebben de Samoanen met al het tombemateriaal en zijn lijk gedaan! Ze hielden veel van hem, nog steeds. Het huis ziet er prachtig onderhouden uit. Het huis is deels ingericht zoals hij er leefde met zijn familie en deels als museum.. misschien hingen al die mooie stukken er al tijdens zijn leven?
Wij troffen er, naast een aantal prenten van zijn vaders vuurtorens (hier Eddy Rock voor de kust van Cornwall), een mooi schilderij van onze grote voorganger- zeiler Christopher Columbus
’s Avonds weer een dansvoorstelling, nu met buffet, in het prachtige, in koloniale stijl gehouden Aggy Grey Hotel, wereldberoemd hier. De voorstelling is iets beter dan gisteren, met live muziek ditmaal (gisteren draaide een bandje mee), maar de meneer die het aan elkaar praat en het publiek erbij betrekt, doet dat erg flauw. Het buffet is prima, veel exotische gerechten, zoals poisson cru ( zie vorig verslag) en zeeëgel, maar ook gewoon lekker vlees, vis en salade.
Inmiddels is de Oostenrijkse Najade met Gerhardt (zie Papeete en Bora Bora) aangekomen. Omdat we morgen een auto gaan huren, vragen we of hij zin heeft om mee te gaan: nou, graag. Dus donderdag om 7:30 naar de verhuurder tegenover de marina waar we voor WS$ 100 (€35) een mooie witte Toyota 4wd meekrijgen. We rijden eerst het binnenland in waar het in de bergen aanmerkelijk koeler en bewolkt is.
We zien mooie watervallen, er is veel veeteelt en landbouw. Dan langs de andere kust van het eiland, minder ontwikkeld, met resorts waar je in een beachfala(huis), een palmbladendak op palen, kunt overnachten. Wij gaan dat volgende week op het andere grote eiland Savaii doen. In de middag raakt de benzine op, dus we gaan tanken bij de enige pomp daar, denken we. Maar de benzine is daar ook op, over een uur komt de tankwagen. Maar we kennen inmiddels de Polynesische tijdrekening, dus gokken we erop dat we Apia halen met wat nog in de tank zit (na 1½ uur komen we de tankwagen tegen!) Het lukt en tegen vijven zetten we moe maar voldaan de auto op de parkeerplaats bij de marina. Als ik de volgende ochtend de auto terugbreng naar de verhuurder zit er een grote kras op beide zijkanten, duidelijk met opzet gedaan. We verdenken de jaloerse taxichauffeurs, die altijd bij de marina wachten op klanten, soms vrij opdringerig, maar kunnen natuurlijk niets bewijzen. Gelukkig is de verhuurder coulant, ziet ook dat een landgenoot dat moet hebben gedaan en geeft ons de waarborg terug. Zucht van verlichting. ’s Avonds ff rust in de kajuit van Inísh en vrijdag klussen we wat: lekke fietsband plakken, een groot stuk van de lasnaad tussen bodem en zijkant van de dinghy is los, dat wordt een klus van een paar dagen. En in Nieuw Zeeland zullen we een nieuwe moeten kopen. Ons Zodiacje heeft het nog lang uitgehouden voor een pvc bootje! Als we zaterdag boodschappen doen worden we aangehouden door een politieman die ons heel vervelend met veel machtsvertoon dreigt te beboeten, omdat we zonder helm fietsen. De dames van Flow hadden die ervaring ook al. Overigens hebben we nog geen enkele fietser mèt helm gezien hier. En wel tientallen agenten die ons met rust lieten. Willekeur? Misschien zijn niet àlle eilanders blij met westerlingen. Maandag tot woensdag zijn we op Savaii, het andere grote eiland van Samoa, daarna wordt het weer tijd voor trossen los met dan als bestemming Tonga. En hieronder nogmaals Josiens tattoon (zoals het hier heet), nu in volle glorie: