Vaarbericht Inísh 2016-05, Sint Helena - Brazilië.

9 april – 13 april, St. Helena – Ascension Island, 708 mijl. Vrijdag gaan we nog een laatste maal met de ferry naar de wal om uit te klaren, laatste inkopen te doen en afscheid te nemen van dit bijzondere, verrassend mooie eiland: ruwe bolster, blanke pit. Misschien noemen de eilanders zich daarom wel Saints. Eén van de hoogtepunten. Om twaalf uur dertig UTC los van de mooringmet een hartelijk afscheid over de marifoon van Tuuletar.

We beginnen rustig in de luwte van het eiland, hetgeen mij de gelegenheid geeft nog wat nostalgische foto's te maken. Om half vijf horen we over de marifoon dat Saol Eile ook losgemaakt heeft.

Over het algemeen wordt het een mooie, relatief rustige oversteek, bijna continue uitgeboomd (melkmeisje), Wel moeten we zoals altijd, raar toch, een dag wennen aan het bewegen en vooral aan de onzekerheid van het weer. Wat gaan wind en golven nu weer voor ons in petto hebben? Na een etmaal zijn we weer gewend en is het vertrouwen hersteld dat Inísh en crew het ook onder zwaardere weersomstandigheden aankunnen (al hebben we liever een knoopje of 12-16!).

En een ongeluk zit nog steeds in een klein hoekje, zoals die keer dat ik vergeet om de bulletalie vast te zetten als we gaan gijpen en het grootzeil onverwacht te vroeg overkomt door een duw van een golf. Gelukkig blijven we altijd laag en is de grootschoot al grotendeels binnen. Maar je zùlt maar eens pech hebben! De laatste nachten zijn wat stressy omdat een paar forse buien overkomen, in één waarvan heel veel wind zit, van 15 knopen ZO in een paar seconden naar 30+ NO, zodat de genua uitgeboomd(!) bak valt, terwijl we net even allebei binnen zijn. Enfin, zo snel mogelijk koers wijzigen, hetgeen lukt ondanks de wind aan de foute kant in de genua, dan snel reven, zeilen bijstellen en we gaan weer. Het valt op dat de zee hier vaak heel onregelmatig is, ruiger dan je bij deze wind zou verwachten, lumpy noemt onze Ierse buurman het. Dat maakt het leven aan boord vermoeiender. Continue één hand voor jezelf. Even een kopje of een bord ergens neerzetten is er niet bij, behalve op het cardanisch kooktoestel, waarvan we in St. Helena het rooster hebben laten aanpassen o.a. voor dit doel. Iedere dag afstemmen op het netje (omgedoopt tot Boekaniers-net), waar we vooral zijn geïnteresseerd in de vorderingen van Saol Eile. Weer loopt iedere dag de afstand op tot uiteindelijk 80 mijl. Paraic (spreek uit Porrik) is erg voorzichtig met z'n grote veertig+voeter. Ook is het wel een veilig idee dat je in de gaten wordt gehouden zo door je collega-cruisers, als ze onverhoopt geen positie meer van je krijgen, alarm kunnen slaan. Het vissen is nog steeds geen succes, het duurt vier dagen tot we eindelijk een scharminkel van een visje van amper dertig cm. aan de haak slaan, we weten nu nog niet van welk merk, waarschijnlijk een yellowtail, maar goed, het begin is er weer. Net goed voor een heerlijke vis-curry.

We gaan als een speer, met een daggemiddelde van 130-140 mijlen (bijna 6 kn.), zodat Josien na vijf dagen bij het ochtendgloren eiland in zicht krijgt.

Een ochtend met veel zon (er was regen voorspeld!), een mooi windje en begeleid door honderden nieuwsgierige vogels, vooral veel jan-van-genten, het briltype en de bruine. Ze zien hier niet dagelijks een zeiljacht. En als we langs de indrukwekkende rotsformaties van het eiland zeilen worden we een paar uur begeleid door een school dolfijnen, groot en klein, die ons net zo bijzonder vinden als wij hen, soms wel een meter uit het water springen van plezier.

Om 15 uur laten we ons Rocna-ankertje vallen in Clarence Bay, Ascension Island.

Mét een neuringlijn met boeitje, want we zijn gewaarschuwd voor rotsen en vuil, waar je ankertje achter kan blijven steken. Maar wat een geworstel weer met die stomme neuringlijn. Even slaat de irritatie toe bij crewInísh. Maar na een vermoeiend kwartiertje liggen we toch weer als een huis in de swell en de wind van deze notoire baai, al vinden we allebei dat we gezien de omstandigheden best rustig liggen.

14 – 16 april, Ascension Island. De dame van Portcontrol laat ons weten dat er drie dagen een schip wordt gelost en het gedurende die tijd verboden is om de eigen dinghy naar de kant te varen, maar dat we gratis gebruik kunnen maken van de ferry-service van het vrachtschip, vinden wij dus he-le-maal niet erg.

We besluiten zelfs om zondag (als die service is afgelopen) ankerop te gaan voor Brazilië. Drie dagen moet genoeg zijn om het eiland te zien en met eigen dinghy naar de kant is hier echt een uitdaging. Er blijkt veel verboden als we de volgende dag, met de ferry, gaan inklaren: je mag niet naar het strand, je mag niet zwemmen in zee. Ze hebben er allemaal veiligheidsargumenten voor, maar we denken dat ze je gewoon in de gaten willen kunnen houden in verband met de militaire belangen hier. Ze zijn vriendelijk maar streng. Als je ff niet oplet krijg je een reprimande van de officials. Na het inklaren tegen betaling van £ 55 mogen we ons wel vrij over het eiland bewegen. En het is er hier zo vochtig-heet dat ik tegen mijn gewoonte al vroeg in de middag een biertje bestel. Ook omdat ze hier Grolsch hebben! Met ijs. We regelen voor morgen samen met Saol Eile een huurauto en kopen een uur internet voor £ 10. Maar die kun je niet onderbreken, dus maar wachten tot we de computer mee aan wal hebben en in één keer besteden.

We wandelen wat door het “dorpje”, bezoeken het kerkje, het sportveld van zwarte lava en kopen ingevroren vlees voor vanavond bij het winkeltje. Hier zijn een Amerikaanse en een Britse basis, die we morgen gaan bekijken, op de Britse zou een betere winkel zijn. Dan nog even naar het “Conservation Department” voor een kaart van het eiland en wat toeristische tips om half drie laten we ons terugvaren naar Inísh, waar ik de foto's bijwerk en dit verslag schrijf.

Vrijdag weer met de ferry-service naar de wal, eerst uitklaren voor zondag en vanaf tien uur hebben we voor £ 35 een heus bakkie met 4WD tot onze beschikking, waarmee we het hele eiland in de rondte rijden. Eerst langs de wat onvriendelijk uitziende Amerikaanse vliegbasis, geen vliegtuig te zien, alleen een airstrip en een aantal militair aandoende gebouwen. Dan naar de Britse, die er een stuk vriendelijker uitziet en waar we ook een winkel en soort kantine aantreffen, waar gewone stervelingen terecht kunnen (de Amerikaanse voorzieningen zijn alleen voor de Amerkanen), maar de koffie is matig. Dan naar een uitzichtpunt, de Devils Ashpit, waar NASA ten tijde van de maanlanding een relay-station had ingericht, met toen tachtig bewoners, nu een verlaten complex, maar de gordijnen hangen er nog. Neil Armstrongs legendarische woorden zouden hier zijn opgevangen.

Vervolgens via een smal, steil en kronkelend weggetje de hoogste berg op, halverwege komen we langs een aantal bananenbomen en onze zeilvriendin blijft net zolang van alles verzinnen, tot ze vanuit de laadbak van ons bakkie bij een mooie tros kan, er een ruk aan geeft, met als gevolg dat de hele boom over ons heen komt. Het kost even moeite om de ravage op te ruimen, maar dan hebben we ook wel een mooie kam groene bananen. Hopelijk worden ze nog eens rijp. En . . . voelt zich de rest van de middag schuldig, haar naam mag beslist niet in de site.

Deze berg is 780 m. hoog, heet Green Mountain, en is verbazend groen in vergelijking met het barre vulkanische, op Galapagos lijkende landschap van de rest van het eiland. Omdat ie meestal met z'n kop in de wolken zit. We genieten zeer van alle prachtige bloemen, mossen, varens en overige tropische flora. Ook de oude gebouwen, soms nog in gebruik, soms ruïnes, geven de berg een romantische uitstraling.

Er is een gebouwencomplex van het Conservation Department, met een tuin en kassen, waar wordt getracht om de endemische planten weer zoveel mogelijk terug te krijgen, want net als op St Helena is er veel geïmporteerd in het verleden met vaak desastreuze gevolgen. Volgens de medewerker die we er spreken is het vechten tegen de bierkaai, net als bij de Saints.

Helemaal bovenop is een oud fort (waarom eigenlijk?) en een voorziening om het water op te vangen teneinde de Britse zeilschepen te bevoorraden, eerst werd het water in vaten naar beneden vervoerd, vanaf 1850 via een gietijzeren pijp, helemaal naar Georgetown!

Daarna bezoeken we nog het zendstation van de BBC-wereld-omroep, omringd door vulkanisch landschap,

we zien er een baaitje waar de Green Turtles hun eieren leggen, de tractorsporen zijn duidelijk te onderkennen in het zand en ook de gaten waar de eieren liggen, ze zijn veel minder zorgvuldig dan de Leatherbacks van Trinidad. Daarna gaan we nog naar de Amerikaanse basis om in hun snackbar een biertje te drinken en wat te eten, dat mag dan weer wel, de enige mogelijkheid voor ons, want we moeten om zes uur aan boord zijn . . .

. . . vanwege de ferry. Amerikaans inderdaad: budweiser bier, grote lekkere steaks en big macs, maar stugge militairen, die ons maar armoedzaaiers lijken te vinden. Om zes uur naar Inísh, met een uitnodiging om morgen aan boord van Saol Eile vis te komen eten, ze hebben veel gevangen. Yolo is ook uitgenodigd. En zondag ankerop, bestemming Brazilië.

17 – 26 april, Ascension Island – Jacaré (Cabadelo), Brazilië, 1224 mijl. Er staat een stevige bries als we zondag ankerop gaan. Maar voordat we ons om de zeilvoering gaan bekommeren moeten we eerst het anker zien boven te krijgen en dat is lastig door de neuringlijn, die niet in de schroef mag komen. Maar we hebben die lijn niet voor niets aangebracht, want ons ankertje zit stevig verankerd achter een rots, we dachten ook al iets gehoord en gevoeld te hebben toen we het uitbrachten. Met de pikhaak weet ik het boeitje op te pikken en met het omhoogtrekken van de neuringlijn kunnen we het anker achterwaarts omhoogtrekken, zodat het loskomt van de rots waar het achter gehaakt zat. Dat valt dan weer mee. Ook voor de buurman die ons geworstel zag en z'n duikpak al aan had.

Ja en als dan het grootzeil omhoog gaat met twee reven erin en we de genua half uitrollen gaat Inísh er als een speer vandoor, al snel moet er een derde rif in en de genua nog meer ingerold, want het is weer dik twintig knopen en dat zal het de hele reis naar Zuid Amerika zo'n beetje blijven. Gelukkig hebben we het achterop zodat de schijnbare wind steeds tussen de twaalf en twintig is. Best te doen, we zijn er inmiddels aan gewend, al hebben we wel weer een flinke deining achterop, waardoor we ons weer moeilijk bewegen en Maatje, onze autohelm tiller-pilot, zwaar moet zwoegen. Zo zwaar zelfs, dat hij er halverwege deze tocht, na ruim 50.000 mijl trouwe dienst eindelijk de brui aan geeft en wij dolgelukkig zijn met onze reserve tiller-pilot, Maatje II, die we al vanaf Tenerife in reserve hebben. Maar ja, nu zijn zowel de windstuurvaan als de eerste elektrische kapot, dus geen reserve meer! Daar moet z.s.m. wat aan gedaan worden. Hopelijk blijft Maatje II sturen tot Jacaré (gaattie doen weten we nu).

We hebben sinds Ascension een eigen netje, het “Mutineers Net” gedoopt, van allemaal schepen op weg naar Jacaré: Yolo, Saol Eile, Code Zero, Sinus (een ons onbekende Duitser) en Inísh. Ook Tuletaar, nog als enige geankerd bij Ascension, spreekt af en toe in. Iedere dag komen de posities van de schepen dichter bij elkaar. Uiteindelijk komt Code Zero, een snelle Aussie, als eerste aan op maandagochtend, vervolgens Saol Eile, maandag in de middag. Inísh redt het net niet voor donker hadden we berekend, dus zaterdag besluiten we om te gaan afremmen, om zodoende dinsdagmorgen bij daglicht aan te komen. Dat valt nog niet mee, want de wind neemt weer toe en de stroom ook, zodat we evengoed nog vijf knopen blijven lopen. Uiteindelijk gaan we met

alleen een viermaal gereefd grootzeil, giek in de middenstand, zonder genua, met 3+ knoopjes richting kust en komen we in de dinsdagochtendschemering voor de uiterton van de rivier waar Cabadelo, Jacaré en João Pessoa aan liggen.

Achteraf gezien hadden we het kunnen halen, maandag voor donker, met deze wind en stroom, maar achteraf is het mooi wonen. Dan is het hartverwarmend zoveel hulp als je krijgt van je medecruisers. Zowel Saol Eile als Code Zero houdt haar marifoonkanaal open om ons zo goed mogelijk naar binnen te loodsen en wij doen dat weer met cat Yolo, een dag later vertrokken van Ascension en dinsdagavond wèl het donker trotserend om binnen te lopen. Het is een rustige rivier met weinig scheepvaart en alles gaat goed. Als we voor de marina van Jacaré komen, zien we Saol Eile en Code Zero op de rivier geankerd liggen, en daartussen is nog net een mooie stek voor ons, recht voor de marina, die bestaat uit twee pontons, waar de jachten met de spiegel aangemeerd liggen, . . .

. . . met mooringlijnen aan de stevens in lengterichting van de rivier, op elkaar gepakt, in de Braziliaanse vochtige hitte, terwijl je achter je ankertje heerlijk in de ruimte, in de passaatbries, op vlak water ligt. Dus besluiten we om voorlopig voor anker te blijven, vooral als we van Saol Eile, die woensdag wel naar de marina verhuist, het aanbod krijgen om hun dinghy te gebruiken, die toch al te water ligt. Nou graag! En wel zo goedkoop, voor 100 Reais (€25) per week kunnen we van alle faciliteiten gebruik maken (dinghyponton, toilet, douche, internet, sportschool, bibliotheek, bar, restaurant). De houdgrond is prima en Inísh ligt tevreden kabbelend op de windgolfjes van de rivier iedere zes uur te draaien op het tij, dat hier zo'n twee meter is. We gaan naar doodtij, want we hebben net onderweg de volle maan zien wassen en afnemen. Dat herinnert me aan het weer. We hadden verwacht dat we in de natte moesson terecht zouden komen, en dus voor de kust veel regen en squalls zouden aantreffen. Een week voor onze komst hadden andere jachten dat. Maar wij hebben, afgezien van een paar mini-buitjes met mini-squalletjes, prachtig weer gehad tijdens deze oversteek met iedere dag volop zon en maan, en dat was maar goed ook, want anders hadden we zwaar gebrek aan elektriciteit gehad, ons elektrische Maatje had het zwaar deze tocht en gebruikte veel stroom, de koelbox moest iedere avond uit. Ik kon nog net een koud biertje nuttigen bij het eten, de enige alcohol die we onszelf toestaan onderweg.

Vooraf had ik me niet zo'n voorstelling van onze stop(s) in Brazilië gemaakt, nuttige tussenstop, meer niet. Maar het is hier erg leuk.

Mooie rivier, vergelijkbaar met Domburg Suriname, gezellige gastvrije marina met behulpzame Normandische eigenaar, Nicolas Tiphage, die goed Engels spreekt. Rustige sfeer, veel leuke mede-cruisers, alleen die muziek op de oever iedere avond. Pittoresk vissersdorpje, weer zéér vriendelijke, hartelijke mensen. Goed openbaar vervoer, groot winkelcentra op (flinke) loopafstand. Een paar (volgens zeggen) mooie steden in de buurt, we gaan het zien. Alleen de taal, dat is, na heel lang overal Engels, nu weer een uitdaging. Portugees: mooi maar moeilijk en bijna niemand spreekt Engels. Alleen al het kopen van een simkaart met telefoon en internet. De jongen die me helpt daar is er helemaal mee an, maar straalt als hij het na ruim een uur zwoegen toch voor elkaar krijgt! Maar dat is al dag 2, woensdag. Dinsdag zijn we opgepikt met de dinghy van Saol Eile om ons te melden bij de marina, hebben daar wat informatie gekregen, besloten om met hulp van Nicolas de marinabaas morgen te gaan inchecken en vandaag allen naar het winkelcentrum te lopen om geld te pinnen en eerste boodschappen te doen. Heerlijk dat je hier alles weer kan krijgen, na die afgelegen eilanden. De middag en avond aan boord doezelen we wat en eten een broodje roerei, vroeg naar bed, zeker nu we drie uur extra hebben, want we gaan van UTC naar UTC - 3. Zodat het ineens al om zes uur 's avonds donker is en we dan nog uuuren door moeten, dus vroeg naar bed. En slapen als een blok na negen dagen hazenslaapjes in de kuip.