Vaarbericht Inísh 2011-09, Trinidad-Grenada-Bonaire.

Maandag 16-05-11 – woensdag 18-05-11, Chaguaramas, Trinidad. De laatste dagen Chaguaramas en Trinidad. Dubbel gevoel, aan de ene kant willen we graag weer zeilen, met een mooie halve wind naar Grenada. Aan de andere kant zijn we ook we een beetje gehecht geraakt aan de TTSA jachtclub met de vriendelijke staf waar we inmiddels iedereen van kennen en groeten en een beetje als familie beschouwen. Datzelfde geldt ook voor de andere zeezwervers hier en natuurlijk helemaal voor Don en Nancy… Het lot van de zeezeiler.

Maandagavond de laatste gezamenlijke bbq op het haventerrein, waarbij onverwacht veel zeilers aanschuiven, ook een aantal Fransen, uit de andere marina’s, met het hoogste woord. Maar toch een gezellige laatste samenkomst. Josien en ik zitten nog even weemoedig op een bankje over de baai uit te kijken en Niels, een Zuid-Afrikaner die hier al lang is en tijdelijk een tuigerij leidt, komt even mee-weemoedig-zijn, hij gaat binnenkort ook weer naar de horizon met Ruth, zijn vrouw, via de Carib terug naar huis. We doen nog wat laatste klussen aan de boot, gaan nog een dag wandelen met Don en Nancy naar een mooie kleine baai aan de noordkant van Trinidad, Josien en Nancy gaan samen nog boodschappen doen in de Mall, terwijl ik naar de stad ga voor nieuwe latten in de dinghy en afdichtmateriaal voor de bakskist hetgeen allebei niet lukt. Dan maar zonder weg. Ik schraap nog een keer de aangroei van de dinghy die we daarna op het voordek stouwen en woensdagavond zijn we klaar voor vertrek.

Donderdag 19-05-11, Chaguaramas, Trinidad – Prickley Bay, Grenada, 78 mijl. Om vier uur de wekker en dan begint het net te stórtregenen, héél ongewoon om deze tijd. Het is nog donker maar om half vijf begint het een beetje te gloren, de regen stopt en wij gaan los van de mooring. Eerst op de motor rond het schiereiland en dan al vrij snel de zeilen erbij, het zeegat uit en de Caribische Zee op. Halve wind, in het begin met wat buien en af en toe flinke windvlagen. Na een paar uur neemt de wind steeds verder af en moeten we zelfs een paar uur motoren omdat het bijna windstil wordt, met wèl vervelende kruisgolven: deining uit het oosten en windgolven uit het noorden. Terwijl we in het begin ruim acht knopen over de grond liepen met een aankomstverwachting (ETA) van 16 uur, wordt dat al snel 4 knopen met een ETA van 20 uur, maar dan is het donker! Gelukkig komt de wind weer terug en lopen we daarna lekker, dikke 6 kn. met een halve wind en een zonnetje, heerlijk. Tegen de avond verkennen we Grenada en net voor donker om 18:30 lopen we de meest zuidelijk baai, Prickley Bay, binnen . . .

. . . weer echt Caribisch hier, steile heuvels en de baai (deels) omzoomd door zandstrand met palmen. We laten ons anker vallen tegenover de kleine marina. Dat anker is inmiddels voorzien van een drijflijn na de kettingvoorloop (op advies van Ed in Domburg: zo voorkom je doorschuren van de lijn op het koraal). Die drijflijn hebben we (illegaal?) gekocht van de TTSA jongens, want bij de chandler was die niet te krijgen. We eten een makkelijk noodle soepje, bak koffie toe en vroeg te kooi, want het was een lange dag.

Vrijdag 20-05-11 – maandag 23-05-11, Prickley Bay. Eerst naar de wal om in te klaren, we gaan om tien uur, want dan zijn de heren ambtenaren zeker op kantoor, maar we hebben geld nodig, dat mogen we eerst halen van ze per taxi, maar wel binnen het kwartier terug zijn! Hier hebben ze de EC (East Caribean dollar, waarde €0,25). Taxi’s genoeg hier, maar wel ff duurder dan in Trinidad merken we tot onze schrik. Europese prijzen hier terwijl je in TT voor €0,7 een taxi had, maar ja, daar kostte de diesel ook €0,15 per liter, hier het tienvoudige: geen eigen olie. Na een kwartiertje zijn we terug met geld, maar dan is de douane ziek geworden en moeten we om 13 uur maar terugkomen. Kijken we al helemaal niet meer van op. Ya man, that's Carib. Later blijkt dat de reguliere busjes wel goedkoop zijn en daar maken we gebruik van om naar het strand en de supermarkt te gaan. We kopen ook een kabel met hangslot om de dinghy te zekeren, want hoe noordelijker in dit gebied, hoe meer kans op ongeregeldheden begrijpen we. We verkassen naar een andere plek, wat dieper de baai in, om de swell wat minder te voelen, maar ons plekje is hier wat krap en er zijn meer insecten, dus helemaal fijn is het nog niet. Wel dicht bij de aanlanding en de chandlery, waar we worden aangesproken door Joe, een taxidriver, aardige man, die aanbiedt om voor 300 EC het hele eiland met ons rond te rijden. Maar omdat hij plek voor acht heeft in z’n Toyota bus gaan we proberen medeslachtoffers te vinden. Eerst vraag ik een Engels stel (met een Tradewind 35, waar we op Kaap Verdië al naast hebben gelegen) maar die happen niet.

Later komt een Nederlander in z’n dinghy gedag zeggen, en die voelt er wel voor. Ze zijn hier met twee stellen op een prachtige Koopmans 44 (Willem en Martine Winters) en een Spirit (Tjebbe en Pauli Kleijn). Daar komen we achter als we zondagavond kennismaken in een bar aan de naastgelegen True Blue Bay.Het klikt, leuke mensen, en dus besluiten we om ons maandag met z’n zessen . . .

. . . door Joe te laten rond rijden. Het wordt een mooie dag,

we bezoeken het aftandse, ruitsuiker verwerkende deel van een rum destilleerderij (buiten gebruik) en het productiedeel mogen we niet zien. Wel lekkere rum geproefd.

Daarna gaan we naar een kruiden- en specerijtuin, je wil nie wete hoeveel kruiden en specerijen hier groeien! Heel leerzaam en boeiend, ook door de puntige uitleg van onze gids, maar vooral door al die heerlijke geurtjes, want we mogen alles ruiken, en fotograferen.

Dan naar de waterval en een vulkanisch meer, waar we een beetje kriegel worden van al die mensen die er nog wat extra’s aan ons willen verdienen: een zanger gitarist, een mevrouw met bananen op haar hoofd, een paar jongens die wel in de waterval willen duiken… Dat willen we graag wat minder, is meer voor de Amerikanen. Joe pakt het gelukkig snel op en behoedt ons voor verder toeristen-vermaak.

We lunchen in een mooi groot overdekt terras, met prachtig uitzicht en naast een verlaten cacaoplantage en chocolade-fabriek, waar we toch nog het proces van cacao maken kunnen zien, ook zeer leerzaam. Ik altijd maar denken dat die cacao al donker was tijdens de groei. Nee hoor, helemaal wit, gebeurt pas tijdens het fermenteren na de pluk. De schildpadjes doen zich er te goed aan de koolblaadjes al wordt ons niet geheel duidelijk wat ze met cacao te maken hebben. Daarna bezoeken we nog een meer in een oude vulkaankrater en zien we het monument op de plek, helemaal in het noorden, Leapers Hill, waar de laatste inheemsen zich van de rotsen hebben gestort om niet in handen van de Franse overheersers te vallen, die later overigens weer door de Engelsen zijn verjaagd.

Ook de Hollanders hebben zich hier vertoond maar slaagden er niet in om het eiland in te nemen.

Trouwens, we hebben ook nog het vliegveld gezien dat in aanbouw was door de Cubanen in de jaren 80 en waar Ronald Reagan toen een invasie voor over had en daarna héél veel steundollars. Er staan nog steeds twee Russische vliegtuigwrakken.

Om 18 uur drinken we nog een biertje met Joe en de reisgenoten, waarna ieder zijns weegs gaat. Het was een mooie dag al met al. Alleen kom ik aan boord van Inísh tot de ontdekking dat ik m’n sleutels kwijt ben, shite! Op de steiger had ik ze nog, dus zoeken in het donker en de volgende morgen nog een keer, maar niet meer te vinden. Gelukkig heeft Josien nog een set en hebben we nog (de laatste) reservesleutels, en weet ik altijd een truckje om in de boot te komen, want al die andere sleutels liggen binnen.

Dinsdag 24-05-11, Prickley Bay – st. George, zo’n 8 mijl. Omdat we deze week naar Bonaire willen zeilen, varen we naar de hoofdstad st.George om die te zien maar ook om even lekker luxe in een marina te kunnen liggen. Walstroom hebben we niet meer nodig met ons 10 Amp. ladende zonnepaneel, maar een lekkere douche en zo de kant op kunnen, de stad in, is ook wel even lekker. We zeilen op ons gemakkie met alleen de genua op de hoek om van de zuidkant naar de zuidwestkant van Grenada.

Als de motor aangaat merk ik dat we weinig gang maken en als ik later naar de schroef duik schrik ik me een rolberoerte: OWS (onderwaterschip) helemaal onder de barnicles (eendemossels). Ik probeer een aantal keren te duiken (duikbril op) en met een spatel de troep eraf te krabben maar dat is geen doen, buiten adem en onder te schrammen geef ik het op. Daar moet een duiker bij komen . . .

De marina is van Camper & Nicholson en super de luxe, voor (naar EU begrippen) redelijke prijzen. De douches zouden in een driesterren hotel niet misstaan en het terrein is fraai aangelegd, met allerlei voorzieningen waaronder een zwembad.

Woensdag 25-05-11, st. George. Na het ontbijt ga ik eerst een duiker bestellen die een half uur later ook daadwerkelijk komt (!) en voor 80 EC (€20) de klus wil klaren. Daar doen we het voor. Martin is een aardige gozer (allemaal aardige gozers hier) die honderduit vertelt over z’n leven, hij komt uit een gezin van acht zussen en vijf broers, terwijl z’n moeder ook nog eens negen miskramen heeft gehad. Uiteindelijk maakt’ie ook in een half uur de boot weer helemaal aangroeivrij. Onze antifouling (International Micron koperhoudend) werkt nog prima maar op de schroef, de saildrive en de gevers van log en echolood zit dat niet, en daar was het een echte dierentuin geworden. Vanaf nu ga ik proberen het wekelijks zelf bij te houden en volgens Willem (van die Koopmans 44) kun je er een speciale antifouling (tri nog wat) opspuiten, maar ja dan moet Inísh wel op het droge.

Na die klus (voor Martin dan) en de koffie gaan we naar de stad. We bezoeken het oude centrum, de markt, het fort st. George en de oude haven le Carenage. ’s Avonds gaan we na lange tijd eens sjiek eten in het havenrestaurant, gezellig en erg lekker, waarna we weer zo’n heerlijke driesterrendouche nemen. Intussen wordt de weersverwachting voor Bonaire steeds ongunstiger.

Donderdag 25-05-11 – zondag 28-05-11, st. George – Kralendijke, Bonaire, 389 mijl. Eerst komt zoals beloofd om precies negen uur Martin (de duiker) nog even langs om afscheid te nemen en ons helemaal vol te proppen met fruit (mango's, papaja's, bananen en grapefruits). Wij hoeven voor onderweg geen fruit te kopen. Hij zegt herhaaldelijk dat we zulke fijne mensen zijn, knuffelt Josien uitgebreid en leert mij de ingewikkelde Caribische bovenhandse hand-vuist-highfive ten afscheid. We zouden er bijna om blijven. Helaas heb ik helemaal geen foto’s van die lieverd gemaakt. Maar we hebben zijn kaartje en als we ooit nog eens terugkomen . . . of hij in Hoorn . . .

Maar gaan we dan wel? De windverwachting voor de ABC-eilanden is 20-25 knopen met kans op (onweers)buien en de extra wind die daarbij hoort. Maar we hebben het achterop en we zijn inmiddels toch wel wat gewend? Bovendien is het morgen vrijdag en dan vaart een bijgelovig zeeman niet uit. Dus gewoon gaan. Na de boodschappen en de verdere voorbereidingen (zie Trinidad) maken we om 13 uur los en varen op de motor de haven uit. Een luid gefluit doet ons achterom kijken en daar zit Martin vanaf z’n nieuwe klus op een megajacht ons uitbundig uit te zwaaien, dat moet wel een mooie tocht worden. En inderdaad. Met de zeilen uitgeboomd (hier noemen ze dat goosewing sailing), eerst vol, later steeds verder gereefd, gaan we al snel met een dikke zes knoop verder naar het westen. Bonaire is exact 270, maar we moeten wat noordelijker aanhouden om de Venezolaanse eilanden te vermijden, waarvan we later horen, dat we er rustig heen hadden kunnen gaan (zonder inklaren) en dat ze erg mooi zijn. Het weer blijft goed al zien we de buien en het weerlicht in de verte langstrekken. Wel neemt de wind in vlagen toe van 15 tot soms 25 knopen, met uitschieters naar bijna 30 (7 bft), maar de zee houdt zich vrij netjes en we zijn weer snel in het ritme van het wachten draaien, het ritme van de zee, heerlijk. Josien overtreft zichzelf met het bakken van een heerlijk brood en een overheerlijk rozijnenbrood, ze worden steeds beter. In de nacht van zaterdag op zondag verkennen we Isla de Aves, het laatste eiland voor Bonaire waarbij ik, om dat te kunnen omzeilen, helaas twee keer moet ombomen, maar daarna is het nog maar . . .

. . . veertig mijl naar Bonaire, dat we bij het ochtendgloren verkennen en daarna zeilen we met een heerlijke halve wind en vlak water onder de hoge wal de laatste acht mijl naar de rede van Kralendijke waar een prima mooring voor ons klaarligt.

Voordien hebben we nog kunnen genieten van de zoutheuvels bij het Pekelmeer in het zuiden

en langsvliegende flamingo formaties.

We hebben trouwens erg veel vogels gezien op deze tocht: meeuwen, sterns, alken, bontgekleurde jan van genten met blauwe (!) snavels, fregatvogels, stormvogels, keerkringvogels (weten we dankzij Joachim, bedankt nog Jo), weer een paar pelikanen langs de kust. Nederlanders hebben niets met bergen, want afgezien van de vlakheid van het moederland zijn alle voormalige koloniën ook vlak (behalve Indonesië). Suriname en Bonaire in ieder geval wel.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Om half acht maken we vast aan de dubbele mooring en gaan eerst eens even lekker zitten en de eerste indrukken vanaf Inísh opdoen. We zien een laag eiland met een eenvoudige boulevard en lage, vaak gele huizen maar wel met pannendaken. En dat is bijzonder in de West. Een rijtje jachten aan moorings waaronder relatief veel Nederlandse driekleuren. En we horen kerkklokken. De kerk heeft een zadeldak als in Friesland. Een eenvoudige haven. Verder naar het noorden brandstoftanks en daarachter toch nog wat heuvels van het natuurgebied. Tegenover dat alles de lage lijn van het onbewoonde Klein Bonaire, waar mooie koraalriffen moeten zijn. En het water is hier als glas zo helder! En we zien vissen in alle kleuren van de regenboog rondzwemmen. Kortom: heel wat te onderzoeken hier. Om tien uur ga ik op zoek naar de douane, die nog aanwezig is ook op zondag. Waar ik in het Nederlands kan inklaren. Buiten hangt ons nieuwe overheids-logo. Ik moet ook nog, hoewel in eigen land, langs de immigratie-dame, maar goed, alles wordt netjes en snel afgehandeld en de douane-man geeft zelfs een mooie overzichtskaart van eiland en dorp mee.

De rest van de dag brengen we luierend door want je ben toch best moe na drie etmalen schommelen. Wel ga ik vast even snorkelen om de boot, voorproefje. ’s Avonds na den eten te kooi en je raadt het alweer, klokje rondslapen.


Morgen fietsen.