Vaarbericht Inísh 2016-03, Namibië.

3 maart – 11 maart, Lüderitz (Namibië). Zo, die nachtrust hebben we weer even meegepakt. Nog een beetje duf ga ik donderdag eerst maar eens die aardige local, die Andy blijkt te heten, uitnodigen voor een biertje (hij komt morgen) en meteen wat info vragen. Voor excursies e.d. verwijst hij ons naar Liz, Safari tours, een lieve dame van in de zeventig uit Zuid Afrika, die hier inmiddels is vastgegroeid.

Ze levert ons kaarten voor en vervoer naar het verlaten en deels ondergestoven spookdorp Kolmanskop en raadt ons aan om contact op te nemen met onze achterburen, Noord-Ieren Norma en Phil op Minnie B. . .

. . . want die gaan morgen (vrijdag) en samen is het transport voordeliger. Dat doen we dus meteen en het valt in goede aarde, dus een deal. We hadden graag ook met ze meegegaan naar de Fish River Canyon, na de Grand Canyon de grootste ter wereld, waar ze zaterdag heengaan, maar die tour houden ze liever voor zich. Misschien kunnen we Black Billy's crew mee krijgen. Verder een beetje geluierd en gerommeld. Lulu & Sean (B.B.) brengen ons een paar lekkere yellowtail-steaks (tonijnsoort), die Josien bakt in de koekenpan met een roerbakmengsel erbij dat zo uit een potjie kos had kunnen komen, heerlijk! Lekkerr zeggen ze hier. Vrijdag vroeg op want we gaan naar Kolmanskop, het stadje dat eind negentiende eeuw is gebouwd op een paar k. (kilometer) van hier, omdat daar diamanten waren gevonden en er dus meteen een “diamondrush” ontstond, terwijl men de winning juist wilde monopoliseren. Hier waren het Duitsers en die pakten het gründlich aan. Het hele gebied hermetisch afgesloten.

Een super-de-luxe stadje voor het management, met alle gemakken uit de wilde jaren '20 van de vorige eeuw, compleet met ziekenhuis, postkantoor, winkels, slagerij, bakkerij, café's, chique restaurant, film-, toneel- en gym-zaal, kegelbaan, zwembad, casino . . .

. . . en zelfs een ezelstram voor zo'n 200 (witte) mensen ten behoeve van personenvervoer en watervoorziening.

De werkers (contract-arbeiders), zo'n 600, moesten zich behelpen met een paar barakken. Eén keer raden welke kleur die hadden (niet de barakken, die zijn nog steeds zandkleurig).

De arbeiders moesten twee jaar blijven, mochten niet van het terrein af en eenmaal uitgediend, werden ze doorgelicht en gepurgeerd en mochten ze niet meer terugkomen, omdat ze anders misschien diamanten konden smokkelen. Tot onze verbazing zijn we er niet alleen, maar met een vijftigtal andere bezoekers, waarvan de helft Duits, die meteen worden afgesplitst om in hun eigen taal te worden toegesproken. Wij moeten het doen met Engels, hoewel de voertaal in Namibië vreemd genoeg Duits noch Engels maar Afrikaans is (tot de jaren '60 hoorde Namibië bij Zuid-Afrika, daarvoor was het een Duitse kolonie, nu zelfstandig en doet het relatief goed). Het is een bizarre plek en een bizar bezoek, dat wel een heel goede impressie geeft van die tijd, de diamantgekte, de geldzucht, de (super)koloniale tijd hier en de technische deskundigheid en efficiëntie van de Duitsers destijds.

Nu is alles leeg en verdwijnt langzaam onder het zand, behalve het deel dat als museum en café is ingericht.

En mooie gebouwen en interieuren uit de Jugendstil.

Het landschap eromheen is dor en kaal. Dit is woestijn. Nog nooit gezien. Veel kaler, heter en verlatener dan je je ooit kunt voorstellen als je er niet geweest bent. En dan zijn we nog maar een paar mijl van de zee verwijderd.

Op de terugweg neemt Marian, de chauffeuse, ons nog mee naar de rioolwaterzuivering van Lüderitz, vooral interessant omdat het gereinigde afvalwater een vallei inloopt en daarmee het enige groene landschap oplevert, eindigend in een meertje waar het barst van de vogels (vooral flamingo's), steenbokkies en oryxen. Logisch, hier is water en gras.

We zien ook een township met veel golfplaten hutjes op weg terug. GOLFPLATEN, in deze hitte! We zijn er stil van. s'Middags komt Andy op bezoek die ons informatie gaf en tipte over de solide mooring waar we nu aan liggen en die we onbeperkt kunnen gebruiken (de mooring). Vooral heel fijn als we wat langer van boord willen. We zijn hem dankbaar, vooral omdat er ook andere belangstelling voor was en hij ons dus matste. Later blijkt hij ook z'n mindere kantjes te hebben, hij beweert tenminste dat de zwarten hier zelf in de golfplaten willen wonen en ook op ander gebied praat hij ons ongeremd de oren van de kop. Man alleen. Maar verder heel aardig hoor. Weer heel veel geleerd vandaag.

Zaterdag gaan we wandelen door de stad. We bezoeken de kerk op de rots met mooie gebrandschilderde ramen, een paar prachtige herenhuizen in Duitse stijl, het rommelige maar ook schattige museumpje: Namibië in het heel klein. Zelfs de industriële gebouwen uit de jaren '30 zijn mooi.

We proberen vervoer te vinden voor onze excursie, maar dat lukt nog niet, maandag zijn ze weer open en huurauto's zijn schaars. We doen boodschappen, vullen de watertanks weer een beetje verder en laten ons in de jachtclub door Brian, opvarende van het Ierse jacht Saol Eile (schipper Porrick, schipperse Maira) voorlichten over de fijne kneepjes van het tonijnvissen, wie weet, misschien wordt het ooit nog eens wat met ons. Zondag komt Brian nog wat aanschouwelijk visonderricht geven, hij leert me de belangrijkste vislijnsteken en brengt wat krimpertjes, waarmee je lussen in stalen vislijn kunt knijpen, thanks Brian! 's Middags blijkt onze mooring toch wat minder betrouwbaar dan ons was voorgespiegeld. Onze moorings bestaan uit een blok beton van een kuub (2400 kg – 1000 kg opdrijvend vermogen = 1400 kg + ???? weerstand van het omringend zand) in de bodem, hier zo'n 3-4 meter diep, in het betonblok zit een stalen oog gegoten, d.m.v. een harpsluiting verbonden met een 12 mm. ketting van een paar meter lang en daaraan weer een wartel waaraan twee sluitingen met trossen van 30 mm. dik. De trossen waaraan Inísh vast ligt zijn nieuw en solide, maar toch zie ik 's middags als ik gewoontegetrouw het grondtakel check, dat één van de twee trossen er los bij bungelt. Grote schrik, want op zich zijn ze ook single sterk genoeg voor ranke Inísh, maar als er één gaat, hoe sterk is dan de andere onder water? Er zit nog een met een ijzeren kous versterkt oog aan de tros, verder niets, dus moet de harpsluiting tussen tros en ketting zijn doorgesleten. Ik gooi met met hulp van Sean (in z'n dinghy op weg naar de Club en zijn biertje) ons anker naast het mooringblok als back-up en Sean belooft te proberen om Andy te pakken te krijgen. Maar ja, als Sean eenmaal achter een biertje zit . . . die zien we voorlopig niet meer opdagen. En Andy ook niet, dus moeten we noodgedwongen de nacht zo maar zien door te komen. Maandagochtend is Andy aan het werk op zijn trimaran en samen brengen we de trossen (het is laagwater) zover boven water, dat we kunnen zien waar het euvel zat: de sluiting is verdwenen en de andere tros zit nog goed vast, al is het laatste stuk ketting wel half doorgesleten. Dus bevestigen we de losse tros wat lager rechtstreeks aan de ketting waar die nog sterk genoeg is. De wind is hier toch altijd zuid, dus voorlopig zal de boel niet in elkaar draaien. Ik offer er een sluiting voor op. Nou ja, zo lever ik een bijdrage aan de instandhouding van deze gratis cruiser-voorziening. We doen boodschappen, kunnen pas zaterdag een auto huren (dat duurt wel erreg lang) en 's middags repareren we het zoutwaterpompje, van belang als we straks weer grote oversteken maken, ruimen en passant het gootsteenkastje eens goed op. Ik oefen vast op nieuw kunstaas voor al die te vangen tonijnen. En het begint te kriebelen om verder te zeilen. Maar eerst komen er nog een paar dagen met veel wind. Toch maar ff wachten op minder. Bovendien is de stuurautomaat van Black Billy stuk en de monteur hier maakt het alleen maar erger. En we zouden het leuk vinden om samen door te zeilen. En we hebben nog niet echt haast. Als we in juni in Suriname zijn is het goed. Dus nog maar een wandelingetje naar het schiereiland met het Lüderitz-monument (niet erg indrukwekkend) en een camping van gravel waar de kampeerders uit hun tent waaien en gezandstraald worden, er staat er dus niet één, ondanks het mooie uitzicht en de vele watervogels, zeehonden, dolfijnen en soms vast ook wel een walvis. Buiten zien we de witte kopjes alweer verschijnen. Maar als het naar het weekend toe steeds rustiger weer wordt en het er naar uitziet dat de stuurautomaat van Black Billy vervangen moet worden door een exemplaar dat uit Australië moet worden geïmporteerd, besluiten we toch om te vertrekken. Eerst mikken we op vrijdag, maar ja, die vrijdag hè, we geloven er niet in, maar toch . . De catamaran Yolo vertrekt wèl, en blijkt later goed aangekomen in Walvisbaai.

12 maart – 14 maart, Lüderitz – Walvisbaai (Namibië), 241 mijl. Wij gaan zaterdag voor de zekerheid, ook omdat de forecast nòg gunstiger is, maar die blijkt zo gunstig, dat we bijna de halve tocht moeten motoren door te weinig wind. De andere helft hebben we een heerlijk zeilwindje met 15-20 knopen, die je ervaart als 10-15 omdat de wind achterop is, dus melkmeisje of butterfly of uitgeboomd of fok te loevert of hoe je't maar noemen wilt. Heerlijk gaan we, ietsje ondertuigd, zodat we tegen de 6 knopen lopen, maar niet meteen in de stress hoeven als er weer eens een vlaagje komt. Er staat wel een hinderlijke swell, we rollen af en toe nogal. En mist! We waren al gewaarschuwd, en beide nachten maken we het mee. Het water druipt van de boot. Eindelijk komt de radar weer eens van pas en tweemaal roep ik een vrachtschip op vanwege aanvaringskoers, beide keren hebben ze ons (op dan vier mijl afstand) al gezien, goeie radarreflector die “Trilens”! Het barst hier werkelijk van het zeeleven. Een waar genot om al die verschillende soorten vogels te zien: meeuwen, sterntjes, veel soorten stormvogels, jan-van-genten, aalscholvers (wat doen die zo ver uit de kust?), flamingo's, pelikanen, skua's.

En als klap op die mooie vuurpijl heuse wenkbrauwalbatrossen! Verder duizenden zeehondjes, die hier meer op kleine zeeleeuwtjes lijken en reuze dartel zijn, een plezier. Hetzelfde geldt voor de honderden Kaapse dolfijntjes, mooi getekend: grijs met zwart, heel speels! Uren zien we ze om de boot slalommen en soms pirouetteren ze geheel het water uit op hun kleine slanke staartjes. En het àllermooiste zijn ze 's nachts als het water hier op top-fluorescerende sterkte is. Dan is het echt om je adem bij in te houden zo mooi. Dan lijken ze op uitgelichte torpedo's met een kronkelend lichtspoor van wel tien meter achter ze. Onwerelds mooi. Met al dat leven in zee zou je verwachten dat de visjes ook wel willen bijten. We hebben ons vistuig aangepast, maar toch levert dat nog ff niks op, dus moet Josien weer creatief met blik zijn. Nou dat gaat haar nog steeds goed af.

Maandagochtend neemt het marifoonverkeer toe, eerste teken dat we een haven naderen. Want vanwege het lage land en het mistige weer hier verkennen we de ingang van Walvisbaai, Pelican Point, pas laat. Gelukkig zijn er GPS en elektronische kaarten op de laptop. Dus daar worden we niet zenuwachtig meer van. Door Portcontrol worden we welkom geheten en als we de baai indraaien komen we in een geheel andere wereld, die van de offshore. Boorplatforms, supply-schepen, vrachtschepen, slepers, baggerschepen, hier barst het weer ergens anders van. We zoeken onze (vaar)weg er tussendoor op zoek naar de jachtclub helemaal achterin de baai. Eerst varen we nog verkeerd omdat de baai fors verandert, want de Chinezen zijn hier aan het (haven)werk. We moeten om een kunstmatig schiereiland heen varen en de aanblik van de ankerplaats valt daarna erg tegen. Heel open en weinig natuurschoon. Hoewel, als we later nog eens goed kijken zien we in de verte in de lagune weer grote groepen flamingo's en pelikanen. Maar de jachtclub biedt vanaf het water een wat troosteloze aanblik en onze toegezegde mooring ligt ergens midden op de waterplas, wel lekker vrij van buren, maar met ons kleine dinghy zal het niet meevallen om droog over te komen als het gaat waaien. Wat het nu gelukkig (nog) niet doet. Maar we zijn toch te moe om nog naar de kant te gaan. Het is ook alweer in de middag als we goed liggen. We zien een paar jachten uit Lüderitz: Yolo, Seol Eile en Minnie B. Later ontdekken we ook de Duitser (naam vergeten) nog.

15 maart – 19 maart, Walvisbaai (Namibië). Dinsdag gaan we eerst douchen in de kuip. Dat moet met warmgestookt water want de zon laat het hier afweten. De wind ook, dus dat valt dan weer mee. Dan met de inmiddels opgepompte dinghy naar de kant. De Jachtclub ziet er van dichtbij gezelliger uit dan vanaf Inísh. Onze mede-cruisers zijn allemaal al vertrokken, naar toeristische bestemmingen wellicht. Een medewerker heet ons welkom en vraagt later terug te komen voor de formaliteiten. Dus eerst naar de stad om in te klaren. Het is drie kwartier lopen en alles ademt hier haven. Ongezellige vierkante stratenblokken met havengerichte bedrijfjes en aan de linkerhand alleen maar haventerrein en heel veel containers. Het barst van de toeterende taxi's, maar wij gaan lopen. Het inklaren is in tien minuten gefikst en dan maar op zoek naar een café voor koffie, dat wordt na lang zoeken helaas oplos, toch wel lekker, dan naar het winkelcentrum om te kijken wat er te krijgen is voor de oversteek van de Atlantic (dat valt mee) en om boodschappen te doen voor nu. Om twee uur zijn we terug in de Jachtclub, maar de inschrijfmevrouw komt vandaag niet. Morgen dan maar. Wij gaan terug naar Inísh en blijven de rest van de dag aan boord.

afgedankte vissersschepen in de mist

Maar woensdag is de inschrijfmevrouw er ook niet. We blijven tot in de middag aan boord, in de Club treffen we de Ieren en de Noord-Ieren, die ons adviseren om met een taxi naar Swakopmund te gaan in plaats van met een huurauto en dat komt goed uit, want de huurautomevrouw heeft ons net laten weten dat de door ons gereserveerde auto pas vrijdag beschikbaar is, kunnen we die mooi één dag nemen en daarmee naar Dune 7 en de … canyon rijden. En dan is het mooi weest en gaan we oversteken. Maar

eerst doen we nog een wandelingetje langs de lagune waar we weer versteld lopen van de vele watervogels,

flamingo's en pilotwhales.

We eten een steak in de Yachtclub en ik probeer te facetimen met de kinderen. Geen verbinding helaas. 's Nachts is de wind onverwacht NW en neemt toe tot 4 bft, hetgeen ons een onderbroken nachtrust en mij een paar keer aankleden en buitenboel inspecteren oplevert. We liggen te bokken als toen voor de kust van Mozambique. Donderdag dus naar Swakopmund. Het begint ermee dat onze chauffeur van auto moet wisselen en daarmee en passant de townships van Walvisbaai laat zien, kon erger vinden we. We moeten even wennen aan dat Duitse stadje voordat we de mooie gebouwen hebben ontdekt. Maar die zijn er wel. Hoewel we nog eerder de confiturei van Anton vinden, waar we volgens onze weerman Sam beslist kaffee mit kirchtorte moeten genieten, nou dat doen we en Duitser kan haast niet. We zijn hier geloof ik de enige niet-Duitse toeristen.

Dan bezoeken we het beroemde Woerman-haus, ooit woning van de grote Duitse reder. Nu een cultureel centrum. De bibliotheek is gesloten, maar er is een heel mooie expositie van schilderijen van landschappen van Namibië. Juweeltjes zijn er bij. Fotograferen helaas verboden en de overigens uiterst vriendelijke (ex DDR) mevrouw die de boel beheert, is daar heel streng in.

We wandelen verder door het stadje, zien nog wat aardige gebouwen, weer veel Jugendstil hier. Bezoeken het welvoorziene museumpje: veel geschiedenis van Namibië, zowel zwart als koloniaal, verder wat beesten, mineralen en ouwe spullen.

Dan nog een drankje op een terrasje, boodschappen bij de Pick & Pay, laatste internet GB kopen, en onze taxi bellen. Hij zegt dattie er over een half uur is, maar dat wordt weer een Afrikaans halfuurtje helaas, we hadden het kunnen weten. Terug in de Jachtclub rekenen we af, gaan we douchen, tappen we water en dan terug naar Inísh. Voor morgen hebben we een auto gehuurd om de woestijn in te gaan. En vandaag scheen voor het eerst hier de zon!

Een splinternieuwe lekker rijdende VW Polo, die de verhuur-mevrouw eigenlijk liever niet meegeeft als ze hoort dat we de woestijn in gaan, maar we krijgen 'm toch. Eerst rijden we naar Dune 7 (ze nummeren de duinen hier, weet niet waarom, onderste foto) Die valt tegen en is vlakbij, dus rijden we verder de woestijn in, kijken of de Kuiseb canyon en pas haalbaar zijn. Maar de weg, die eerst geasfalteerd is, maar verderop onverhard, van steeds mindere kwaliteit, noopt ons steeds langzamer te rijden en halverwege besluiten we terug te gaan. Toch is het hier erg mooi, veel zand, rotsformaties, wat armzalige struiken en zowaar een groepje wilde ezels, zie de foto's.

En omdat we niets "woestijn-overleverigs" mee hebben, de mobiele telefoon geen bereik meer heeft en je je gaat afvragen: wat als, gaan we een beetje dat gevoel van verlatenheid en helemaal op jezelf aangewezen zijn krijgen. Op zee is dat ook, maar daar voelt het anders, omdat we daarop zijn voorbereid. Hier niet. Na de woestijn, die we gelukkig zonder problemen weer uitkomen, afgezien van een aso van een 4x4driver die met honderdveertig ons tegemoet scheurt, dwars door het grind rijdt zonder dat dat nodig is en ons daarmee twee sterren in de voorruit bezorgt (gelukkig glasverzekering afgesloten), gaan we in Swakopmund bij Anton nog een lekkere kop koffie met apfelstrudl halen en boodschappen doen voor de oversteek naar Brazilië, nu we toch een auto hebben. Daarna eten we heel genoeglijk samen met de Ieren van Seol Eile, die waarschijnlijk zondag gaan oversteken. Wij ook, dus zal het een poosje stil zijn op de site.