Donderdag 10 april – zondag 13 april, Addu Atol – Ile Boddam, Salomon Islands, Chagos Archipel. 286 mijl. Om half tien opnieuw ankerop met bestemming Chagos, het groepje atollen, waarvan één, Diego Garcia, door de Britten aan de USofA is geleased en in gebruik als vliegbasis door de USAF (streng verboden toegang!) en waarvan we twee andere, onder Brits beheer, mogen bezoeken met een vooraf via internet geregelde “Cruising Permit”, te weten de Salomon Islands (ring eilandjes in één atol of ring-rif) en Pedros Banhos (idem, maar groter). Je kunt Salomon I. vinden op Google Earth, pos. 5° 18,3’ S, 72° 14,5’ E. Beide atollen zijn onbewoond, we zijn dus voorlopig verstoken van internet en gsm. Slechts bereikbaar via Iridium. We hebben nu 3 dagen nodig om er te komen, willen er 3-4 weken blijven en dan door naar Mauritius, eerder kan niet omdat er dan nog orkaangevaar tussen Chagos en Mauritius bestaat.
We verwachten daar eind mei aan te komen. La Luna vaart een paar mijl voor ons en hoog aan de (weinig) wind zeilen we met 3-4 knoopjes (en een halve aan stroom tegen) richting Chagos. Met deze snelheid hebben we drie dagen nodig voor de oversteek van 280 mijl. Er is eigenlijk niet zo veel over te melden. In het begin hobbelen we nogal, waarschijnlijk omdat in de buien de windrichting steeds verandert. Denise meldt daardoor zeeziekte over de marifoon. Later gaat het heel rustig op bijna vlak water, zodat we het beetje wind ten volle kunnen benutten, onze zorg over de zeilreparatie (zoudiehethouwen) steeds verder afneemt en we een relaxt, vrijwel onbezorgd leven hebben aan boord. De wind neemt af en toe toe tot 15 knopen max. maar dat is steeds tijdelijk. We zien één schip achterlangs varen en af en toe moet de motor bij-plussen omdat we anders geen koers kunnen houden. Zondagmorgen om 10 uur krijgen we land in zicht, een paar rijtjes minuscule palmboompjes ver weg net boven de horizon, en dan wordt de sfeer van de tocht anders. We zien steeds meer groepen vogels, vooral een soort jan-van-genten die af en toe een landingspoging op Inísh doen of naar ons kunstaas duiken en dan gelukkig steeds bijtijds hun fout inzien en met een verontwaardigd gekras het luchtruim weer kiezen. Ik zie op honderd meter voor ons tweemaal de giga rug van een walvis, maar als Josien komt kijken laat’ie het helaas weer afweten. Denise roept ons op via de marifoon en meldt dat zij binnen zijn, moorings hebben gevonden, vastgeknoopt aan één ervan en dat de ingang en doorvaart in de lagune een eitje zijn. Dus wij ook op naar de passage in het atol, zes meter diep, het water is zo glashelder dat het lijkt of de kiel het koraal raakt. Gelukkig hebben we de dieptemeter. De sfeer hier overweldigt ons. Het weer is prachtig met een gestoken scherpe horizon, mooie stapelwolken in alle tinten wit grijs en zwart, alle kleuren blauw en zeegroen van de zee en een levendig zeeleven.
We zien veelkleurige vissen, haaien en zeeschildpadden. De koraalknollen of “bommies” tekenen zich duidelijk af tegen het diepere water en in de verte voor ons zien we La Luna al aan een mooring bij onze beoogde plek voor de komende weken, Ile Boddam (zeker ooit Frans geweest hier?). Een aantal moorings ligt ruim uit elkaar zodat we niet alleen zijn maar wel genoeg privacy genieten.
Na in een uurtje tot totale “Rob Crusoë- en Josina Vrijdag-rust” te zijn gekomen, gaan we de dinghy te water laten (lag opgeblazen aan dek) en het eilandje verkennen. Er is een restant van een stenen piertje, een aantal ruïnes van huisjes en een kerkje of zoiets, een restant smalspoor, er staat een groot wit stenen kruis met inscriptie. . .
Verder zijn er vuilnisbakken, die periodiek door de parkwachters (heel Chagos is uitgeroepen tot natuurgebied) worden geleegd èn . . er is een put met zoet drinkbaar water, mèt zinken emmer met touw, waar crewInísh erg blij mee is. We hoeven dus tegen de verwachting niet zuinig met ons drinkwater te doen. Later vertelt Denise dat hier vroeger een kokosnoten plantage was, dus dat het eiland bewoond was. Er lopen nog steeds processen over, want de bewoners zijn in de jaren '70 zonder pardon door de Engelsen afgevoerd en daar kennelijk nog steeds niet blij mee. Tussen de palmbomen scharrelen honderden heremietkreeften en kokos-krabben, die laatste tot wel dertig centimeter groot. Je moet oppassen dat je ze niet vertrapt. Er schiet een rat (of zoiets) de struiken in. Het strand is spierwit en vrijwel ongerept, hoewel je zelfs hier af en toe plastic ziet aangespoeld. Helaas helaas. Terug aan boord snorkel op en flippers aan om tussen de haaien en de schildpadden de kwaliteit van de mooring te beoordelen, even heerlijk af te koelen en rustig rond te drijven, genietend van het koraal en de kleurige vissen in alle soorten en maten, met een half oog op haaitjes, ze lijken ongevaarlijk, maar je weet maar nooit. En de dokter is ver weg hier. Maar ondanks al deze woorden, ze schieten tekort om te beschrijven hoe heerlijk het hier is. Een heel bijzondere ervaring, die we voor geen goud zouden willen hebben missen.
Maandag 14 april – maandag 5 mei, Ile Boddam, Salomon Islands, Chagos. Vandaag arriveren Infiny en Imagine. De laatste gaat voor anker op een andere plek maar Infiny komt bij ons. Een Amerikaanse Westsail 43, ff groter dan Bag End (zie vaarberichten 2010), maar net zo mooi. Sue en Mike komen gedag zeggen met hun dinghy, geschikte mensen, al komen ze uit Florida, we hadden ze al ontmoet op Addu. Josien naait van lappen die we op NZ hadden gekocht en van klamboe materiaal uit Sri Lanka een bescherming met horretje voor de buiskapramen en voor de dekluiken.
’s Avonds genieten we Josien’s pannenkoeken (met kaas en prei, heerlijk) en van het opkomen van de volle maan (ook heel prachtig). Woensdag gaan we snorkelen en als Josien voor het eerst na San Blas haar duikbril weer wil opzetten, breekt de hoofdband eraf, shit. Gelukkig weet ik het zaakje nog te repareren en gaan we alsnog snorkelen. Het koraal is minder mooi dan je zou verwachten, veel bruin, maar de vissen zijn talrijk en prachtig.
’s Middags gaan we met de drie bemanningen (Infiny, La Luna en Inísh) het rommelige cruiser hoekje van het eiland wat fatsoeneren. We ruimen rommel op, verbranden wat, harken de boel aan en zetten de tafel en stoeltjes weer netjes neer. Ook de hangmat wordt in ere hersteld. Schept tevens een band, zodat we later met veel genoegen aan boord van Infiny een biertje gaan drinken.
Donderdag wandelen we met de drie bemanningen het eiland rond bij laagwater en vinden we, naast héél veel moois in het water en héél veel plastic aan het strand, een zeeschildpad, die verstrikt is geraakt in . . . plastic draad. Samen met Etienne snij ik hem los, maar z’n poten zijn flink beschadigd. We zetten hem terug in de lagune, in de hoop dat ‘ie het haalt (‘s middags gaat Etienne nog een keer kijken en vindt hem niet meer, dus wie weet, misschien leeft hij nog).
Intussen ga ik me steeds beroerder voelen en het laatste stuk van de wandeling sjok ik achteraan. Daarna ben ik een paar dagen ziek, buikgriep (al ga je je hier wel meteen zorgen maken: malaria? dengue? voedselvergiftiging van de vis?) Na een paar dagen knap ik weer op, maar moet de eerste pot-luck met eigen gevangen en ge-bbq’de vis helaas missen.
Intussen wordt het steeds drukker op Chagos: Gaja loopt binnen, Sunflower, beide kennen we van Addu. De Engelse Nauticat Divanty, die in Addu boven op ons anker ging liggen. Later een Franse catamaran, Steel Band. En twee Finse boten, waarvan we één, Kaste Helmi, al kenden van die vreselijke haven op Sri Lanka. En tenslotte Blue Healer, Aussi’s, ook al bekend van Sri Lanka.
Samen met Etienne ga ik nog een keer vissen en vang ook een grote grouper, maar omdat ik de vorige keer direct daarna ziek werd, durf ik hem niet mee te nemen, dus gooien we hem terug. En dan is het ineens feest! Wel vijftig dolfijnen dartelen om de dinghy en als E. op topsnelheid gaat varen willen ze ons persé voor blijven en springen steeds hoger uit het water. Dit is echt genieten! Wat een heerlijke dieren. En ze krijgen er geen genoeg van. Zo jammer dat m’n camera aan boord ligt. Later gaan E&D ook nog even naar ze toe.
De volgende bbq’s, zo om de andere dag, maak ik wel mee, en ze zijn gezellig, er heerst een ontspannen en gemoedelijke sfeer van ver-weg-zeilers onder elkaar. Intussen gaat het minder goed met Josiens gezondheid. Ze krijgt steeds meer last van een vastzittende hoest en een hoofdverkoudheid, het gaat maar niet over. We proberen ibuprofen en later kaneel-honing-limoen-thee. Misschien is het wel een allergie.
Tweemaal krijgen we bezoek van de BIOT-boot, van de Engelse overheidsorganisatie die hier toezicht houdt en de tweede keer bezoeken ze de jachten en controleren de permits. Bij ons is alles in orde. We krijgen een SSB-frequentie waarop ze in geval van nood bereikbaar zijn: 2182 USB, geruststellend. Ze verblijven op Diego Garcia.
Veel lezen: ik heb een boek over de ondergang van de Batavia gekregen van een Australische schrijver in het Engels, zeer lezenswaardig, en het speelde zich hier vlakbij af, op het Abrolhos rif, voor de westkust van Australië, zo’n 400 jaar geleden. En nu ben ik bezig in “Shantaram”, een werkelijk schitterend, deels autobiografisch boek van een Gregory David Roberts, over een illegaal en deels crimineel leven van een Aussi in Bombay. Dat boek geeft een magnifieke kijk in de ziel van de Indiër, voor mij een eye-opener, tevens een boeiende misdaad- én liefdes- én filosofische roman, aanrader.
En we doen een poging om Inísh weer toonbaar te maken na Sri Lanka. De cement zit nog overal aan vastgekoekt, om depri van te worden. Maar langzaam knapt ze toch weer wat op. Ik doe de romp vanuit de dinghy, ’s morgens, aan de schaduwkant, en Josien het rvs-werk en de opbouw. Zweten! Na een uurtje of drie zijn we afgeknapt en aan een koele duik en dronk toe. Vanaf 28 april gaan de eerste cruisers vertrekken: Infiny en Imagine met bestemming Noord-Madagaskar, Steel Band richting Rodriguez. Het is officieel nog hurricane-seizoen waar ze heengaan, maar alles lijkt rustig en ook wij beginnen met hernieuwde intensiteit de gribfiles te raadplegen. Woensdag varen? Rodriguez is 1000 mijl, Mauritius, het alternatief als R. niet bezeild is, 1200. Woensdag, besluiten we. Maar dinsdag komt Etienne met een nieuwe 10 daagse gribfile (de mijne gaat maar tot 7) en er is nieuw zwaar weer op komst (30-40 knopen) in het gebied naar R. en M. Dus besluiten we ons vertrek uit te stellen. En gaan we maar weer poetsen, lezen, snorkelen, bbq’en en vissen (wat een beroerd leven hè?). Al verlang ik zo langzamerhand wel weer naar verder zeilen en ook naar huis, vooral de (klein-)kinderen. Je hebt hier tenslotte meer tijd voor bespiegelen. Josien heeft dat minder, al mist ze Rogier en Tanja natuurlijk. Het vissen is hier heel bijzonder. Net alsof je naar een viswinkel gaat. Je vaart met je dinghy bij hoogwater over het rif naar buiten en sleept een lijn achter je aan. Als je een kunstvisje uitgooit heb je binnen tien minuten een grouper aan de lijn en met een kunstoctopusje vang je een bonito of zoiets. Effe naar het strand om de vis te fileren, en je hebt weer een maaltje. De haaien vechten om de restanten, soms halen ze zelfs je vis van de haak. Op zulke momenten kun je beter niet te water gaan. Zondag komt Etienne langszij met de melding dat de nieuwe 10daagse gribfile aangeeft, dat dinsdag 6 mei een goede dag is voor vertrek. En aldus besluiten we. Zondagavond nog een laatste bbq, ook voor Gaja en Divanty, die maandag vertrekken om via de Maladieven naar India te zeilen. Gaja zou eerst met ons door richting Zuid Afrika, maar Jim en Helen hebben zich laten omlullen door Anthony en gaan eerst nog een jaar naar India. We vinden dat erg jammer, want we hadden een goede klik met ze.
Zo wordt het wel steeds spannender of je nog in staat bent om je boot thuis te brengen. We hebben ook gefantaseerd over het delen van onze schepen: Inísh in Nederland en Gaja in Zuid Portugal bij voorbeeld. Zou best nieuwe mogelijkheden bieden na onze wereldomzwerving. Met Anthony, een Yorkshire man, ga ik ooit in Whitby op het folkfestival een biertje drinken, de eerste is voor hem. Maandag bij sunset nog een biertje op het eiland en dan is het afscheid nemen. Ook de Finnen willen morgen vertrekken, ook naar Rodriguez.
Dinsdag 6 mei – donderdag 15 mei, Chagos - Rodriguez, Mauritius, 1000 mijl. Dinsdag om exact 10 uur gaan bij La Luna en Inísh de lijnen los van de moorings en zoeken we onze vaarweg tussen de bommies naar buiten. Een half uur later zien we ook Kaste Helmi ankerop gaan, maar Ever After, de andere Fin, blijft after, die gaat twee dagen later. Eenmaal buiten blijken de 10 knopen wind ons precies naar een invaart op Peros Baños te sturen en omdat de eerste dagen ten zuiden van ons nog veel wind zit, stelt LL voor om er een nachtje te ankeren. Dat doen we, en we liggen er vanaf vijf uur heerlijk rustig achter een piepklein atolletje met aan weerszijden een groot rif in een verder vrijwel open oceaan zo lijkt het. Er ligt al een groot motorjacht met Australische vlag. Woensdag om 10 uur ankerop en de eerste dag zeilen we heerlijk rustig met mooi weer en 10-15 knopen halve wind, dus een lekker gangetje naar het zuidwesten, koers 217° magnetisch. Het verschil tussen magnetisch noorden en kaartnoorden was de laatste tijd gering, maar wordt nu snel groter, in Rodriguez meer dan 10°. We blijven ook dicht bij elkaar, binnen zichtafstand. Daarna wordt het weer onstuimiger, de eerste dagen met wind tussen 20 en 30 knopen, daarna minder, maar het blijft buiig en squallig. De in Addu geplakte en genaaide genua houdt het goed, en langzamerhand durf ik hem wat zwaarder te belasten. De nieuwe verstaging versaagt ook niet, dus de stress neemt af, maar de vermoeidheid toe. Josien blijft maar hoesten, dat baart zorg en uiteindelijk neemt ze maar een antibioticum, dat na een dag of vijf wel gaat helpen, maar niet volledig.
We rekenen uit dat we in de nacht van woensdag op donderdag zullen aankomen, dus gaan we een beetje extra zeil minderen, naar later blijkt een pietsje teveel. Intussen krijgen we via de navtex galewarnings (bijna-storm waarschuwingen) binnen voor een gebied ten zuidwesten van Rodriguez. Best spannend, want die gebieden willen nog wel eens verplaatsen. Gelukkig blijft Rodiguez er nèt buiten, naar later blijkt. Voor ons valt de wind zelfs helemaal weg de laatste 30 mijl, zodat we toch nog het volvootje moeten starten en het laatste stukje motoren. Maar met een dieselverbruik van 20 liter over 1300 mijl zijn we echt niet ontevreden!
Donderdag 15 mei om negen uur Chagostijd, zeven uur Mauritiustijd, draaien we de vaargeul in naar het industriehaventje van Port Mathurin, Rodriguez. La Luna ligt al aan de kade en zoals gebruikelijk neemt Etienne onze lijntjes aan. Havenmeester Gilbert (opse Frans) heet ons van harte welkom en zolang er geen bevoorradingsschip aan de kade ligt (eens per 2 weken 2 dagen) mogen we er gratis liggen. Er is ruimte voor 5-7 jachten. Je kan ook voor anker in de havenkom. Al snel komen de ambtenaren voor het inklaren langs en dat gaat soepel en ontspannen. Wat een relaxte sfeer hier. Heerlijk. Er wonen dan ook maar een paar duizend mensen en het dichtstbijzijnde bewoonde eiland (Mauritius) is 400 mijl verderop. Iedereen kent elkaar en je doet er dus goed aan om met elkaar op te kunnen schieten. Rodriguez is een eiland met overwegend christelijke bevolking, al is er ook een moskee en zijn er een paar hindoes. De sfeer is een beetje Europees maar ook Caribisch. Logisch, omdat vroeger o.a. de VOC naar beide plekken hun slaven en koelies verscheepte. Nu heel ontspannen, de mensen hebben alle kleuren van spierwit tot pikzwart en we voelen ons meteen thuis. De natuur oogt mooi van een afstandje, die gaan we nog verkennen, het eiland is 400 meter hoog, dus er moet een beetje worden geklommen. Maar nu zijn we nog moe van de oversteek, dus beperken we ons tot een eerste kennismaking met het dorp en de noodzakelijkste boodschappen, zoals geld pinnen en telefoonkaart kopen. ’s Avonds uit eten met de Luna’s om de aankomst te vieren en dan lekker lang slapen. Morgenochtend eerst baguettes halen.