Donderdag 13-01-11 – woensdag 19-01-11, San Sebastian - Mindelo (Cabos Verdes), 792 mijl! Onze langste tocht tot dusver. We beseffen dat we met het bezeilen van de Kaap Verden ook hebben besloten om Columbus te volgen naar de Nieuwe Wereld. Want met die tradewind en de stroom mee is het makkelijk zeilen naar het westen, maar ondoenlijk om er tegenin te kruisen. Om half elf, na ontbijt, laatste boodschappen en diesel optoppen, verlaten we de Kanaries (geen kanarie gezien trouwens). Met weemoed zien we la Gomera en Tenerife langzaam kleiner worden.
De eerste uren moet helaas het dieseltje nog bij, maar in de loop van de nacht komt er steeds meer wind, uit het noordoosten natuurlijk, en kan de motor eerst steeds lager en tenslotte uit voor de rest van de tocht. We varen al snel zonder grootzeil met een uitgeboomde genua, die af en toe, als de wind verder toeneemt, moet worden ingerold. Soms zelfs tot een kleine fok. De wind varieert steeds zo’n 30º qua richting en van windkracht 4 tot 6 qua sterkte, soms vlaagt ie even naar 30 knopen. Er staat ook een behoorlijke swell van 2 tot soms 4 meter, uit het noordwesten, zodat we af en toe flink rollen. Eigenlijk had ik beter een driemaal gereefd grootzeil midscheeps kunnen zetten tegen het rollen, dat probeer ik bij de volgende tocht maar eens. Het voordeel van zeilen zonder grootzeil is tweeledig: de genua wordt niet verstoord (door de achterop komende zeegang slingeren we nogal), én het zeilpunt (de druk op het zeil) ligt verder naar voren zodat de boot bijna geen loefneiging heeft, dus minder stuurkracht nodig. Daardoor wekt de windstuurvaan boven verwachting. Meestal kannie het alleen aan, soms met hulp van de elektrische. Totdat hij er na vier dagen de brui aan geeft.
We wennen steeds meer aan de zeegang. Nul zeeziekte, al moet ik nog steeds oppassen met lezen o.i.d.. Josien leest het ene boek na het andere. We passen onze handelingen aan op het bewegen, doen alles langzaam en met overleg, zorgen dat borden en kopjes niet heen een weer kunnen schuiven en houden ons steeds goed vast: één hand voor het schip en één voor jezelf.
En omdat je zolang te gaan hebt komt er een rust over je, zo van: we zien wel wanneer we aankomen. Ons wachtschema voldoet goed, hoewel het slapen wat wisselvallig gaat. Vooral omdat we last hebben van het kraken van het houtwerk. Maar volgens Dick Koopmans (ontwerper) kraakt ieder polyester schip. Daar moeten we het mee doen. We hebben veel plezier van de walkman, die gaat elke nacht in de oren, van Bach tot Beatles, van Folk tot Rock, van Fado tot African. En tijdens de uren te kooi gaan oordopjes in.
De tweede dag vangen we met onze vislijn van 50 meter met kunstaas een tweede bonito, die Josien bewonderenswaardig (letterlijk) klaarstoomt en de vijfde dag vangen we nog een citroengele vis met grijze tekening, ons onbekend, maar we nemen de gok en hij smaakt voortreffelijk, een beetje als tong. (Later kwamen we erachter dat het gaat om een dorade of mai-mai, ze zwemmen altijd in paartjes, dus als je er één vangt maak je een weduwe of weduwnaar. Ze zijn wel erg lekker).
De nachten zijn mooi helder met een halve tot uiteindelijk volle maan, die veel licht geeft. De sterrenhemel is fascinerend. We zien sterren die je thuis nooit te zien krijgt. Het Zuiderkruis staat iedere nanacht heel helder boven de zuidelijke horizon. Dat doet je wat. Omdat we een overzichtskaart van de sterrenhemel uit de “Zeilen” bij ons hebben kunnen we goed oefenen op sterrenbeelden. Op 16 januari om 09:41 passeren we de kreeftskeerkring en zeilen we echt in de tropen, nauwelijks te bevatten voor ons noorderlingen, maar we hebben bewijs, al is het net zo bewogen als wij in die uren: 23 00 000 N.B.!
Na verloop van een paar dagen wennen we steeds meer aan het oceaanleven en lijken de dagen steeds sneller te gaan. De zee is bijna leeg. We zien in zes dagen twee vrachtschepen, waarvan één ons oproept, informeert of alles wel is aan boord en het laatste weerbericht doorgeeft. Mooi is dat. De enige vogels zijn de kleine donkere “Madeira pijlstormvogel” en later een grote. In zee zien we ook weinig. Wel komen we de eerste schildpadden tegen en vlak voor de Kaap Verden zien we een paar vliegende vissen, maar ze duiken nog niet aan boord. Geen dolfijnen en helaas ook geen walvissen, die hier wel moeten zijn.
Josien is degene die het eerst de Kaap Verden verkent tijdens haar wacht, ’s morgens vroeg.
We zien het eiland Santo Antão als een formidabele formatie uit de ochtendnevel opduiken, eerst heel vaag en later steeds duidelijker. Een steeds imposantere aanblik naarmate we naderen. Maar wij moeten naar het oostelijk daarvan gelegen São Vicente, omdat daar de enige marina van de archipel is bij de stad Mindelo. Na zo’n eerste grote oceaantocht, toch best spannend, wil je wel weer even vastbinden aan een steiger en beschikken over elektra, water en internet. Om twee uur lopen we de baai binnen na eerst nog even te zijn getrakteerd op een uurtje dikke windkracht zeven tussen de eilanden met hun venturiwerking.
Als we de pontons naderen zien we een bekend stel, Barry en Anne met hun 24 ft. Serenity, die ons helpen afmeren. Fijn, bekende buren. Dan naar het havenkantoor en de havenpolitie voor de formaliteiten, die eigenlijk best meevallen. We doen een eerste verkenning van Mindelo, dat een zonnige, stoffige, ietwat vervallen, maar ook heel Afrikaanse, relaxte indruk maakt. We eten wat makkelijks en gaan vroeg te kooi, want het slaapt nooit heerlijker dan na een lange oversteek!
Donderdag 20-01-11 – zondag 23-01-11, Mindelo (Cabos Verdes). Tijdens onze oversteek is de windstuurvaan stuk gegaan, een groot deel van de eerste dagen zijn we, soms wanhopig, bezig om die te herstellen. Er zit een hefboompje in het roerblad, waar je met geen mogelijkheid bij kunt, en waarvan de schroefdraad niet meer houdt. Geen hefboomwerking meer. Ik vraag alle buren advies, en het beste is om een gat in het roerblad te boren om er bij te kunnen en later weer af te dichten. Maar we moeten door millimeters rvs boren, dat gaat niet lukken zonder professioneel gereedschap. Barry heeft een tweecomponentengoedje dat volgens hem nooit meer losgaat en hij geeft me wat. Met veel gedoe krijg ik het spul op de verbinding en op gevoel de hefboom weer vastgedraaid, het lijkt te werken, maar de volgende dag blijkt de verbinding niet sterk genoeg. Tijdens het schoonmaken op de steiger (planken met kieren ertussen) gebeurt uiteindelijk toch waar we de hele tijd bang voor waren: het hefboompje lazert door een kier te water. Eerste reactie: einde verhaal. Maar Barry zet dapper z’n duikbril op en bij de eerste poging haalt hij het ding van ruim vier meter weer naar boven! Petje af! Als hij zich net weer heeft aangekleed lazert hij zelf van de ponton nog een keer het water in en hoewel “everything fine” is, denken wij toch dat hij zich flink bezeert.
Voor troost en als dank nodigen we Barry en Anne uit om mee te gaan eten, op een dakterras eten we een gegrild visje resp. een pizza en daarna gaan we met ze mee naar de “Clube Nautico” een binnenplaats tussen twee gebouwen met deels een rieten afdak, opgesierd met bijna alle nautische vlaggen van de wereld en andere zeilattributen, waar drie jongens met twee gitaren prachtige Kaapverdische muziek laat horen. Veel fado-invloed denk ik te horen, goed gespeeld, heerlijk ritmisch, melancholiek gezongen, genieten! Voldaan gaan we ’s avonds terug naar boord. Het leven is hier heerlijk.
De volgende dag zwaaien we Barry en Anne uit die aan hun grote oversteek naar de “Windward Islands” beginnen, ze zijn wel een beetje nerveus op hun kleine Serenity, wij straks ook? Het is meteen wat kaler zo zonder hen. Later komt de Duitse Dehler met het jonge gezin, die we vanaf Portugal regelmatig zagen, binnenlopen. En zaterdag zien we ineens de Oosterschelde, een mooie Hollandse driemaster, achter ons voor anker liggen.
Zaterdag doen we een tweede poging de windvaan te herstellen. Die lijkt beter gelukt. Onderweg zullen we weten of het houdt. In geval van nood hebben we ook nog de elektrische stuurautomaat met een reserve tiller. Met dat al zijn we nog weinig toegekomen aan de kennismaking met de Kaap Verden, dat willen we zondag goedmaken met een oversteek per ferry naar Santo Antão, het imposante naastliggende eiland. Van Finnen, die we in de Clube Nautico hebben ontmoet, hoorden we dat het eiland echt prachtig moet zijn, met nog vriendelijker mensen dan hier. Dus gaat de wekker op halfzes, want de ferry vertrekt om zeven uur. Helaas, ook dat gaat niet door, want de wekker houdt er in de loop van de nacht mee op vanwege een lege batterij, shite! Daarom besteden we de zondag maar aan een verdere verkenning van Mindelo en omgeving.
. . . en we leven mee met een voetbalwedstrijd, zonder gras, zonder scheidsrechter, maar mét veel spelplezier en sommige spelers kunnen er echt wat van, aan de zijlijn bewonderd door de meisjes. ’s Avonds gaan we nog een keer eten in ons eerste restaurantje en maken vanaf het dakterras een soort carnavalsoptocht mee, met verklede en geschminkte feestgangers, een steelband, fluitjes à la Brasil en soms wat obscene bewegingen. Tussendoor hebben we de windstuurvaan weer gemonteerd en nog wat voorbereidingen voor de grote oversteek gedaan. Josien heeft mij van een gestroomlijnd koppie voorzien voor minder luchtweerstand.
We houden aan op Degras des Cannes, de belangrijkste haven van Frans Guyana, als “landval”, de uiterton ligt hier 1751 mijl vandaan op 261º, twee weken met een gemiddelde snelheid van 5 knopen, en vandaar naar Paramaribo. Dat lijkt ons toch wel heel bijzonder. Dus vanaf morgen twee weken offline mensen, en omdat ik momenteel geen internetverbinding krijg moeten we morgen misschien nog naar het internetcafé om dit bericht te versturen. Als alles goed gaat komt het volgende half februari uit de Nieuwe Wereld! Tot dan.