Vaarbericht Inísh 2013-09, Nieuw Caledonië.

Maandag 17 juni, Nouméa – Ile Bailly, 10 mijl. Na vier dagen Nouméa begint het weer te kriebelen. De wind waait nog uit het zuiden maar gaat uit de westhoek waaien, heel goed voor een oversteek naar Ile des Pins, zo’n vijftig mijl naar het zuidoosten en nog net binnen het gigantische rif dat New Cal omsluit. Maar vandaag kruisen we tegen een zuidenwind langs de kust van Grande Terre, binnen het rif, zodat we vlak water hebben maar wel goed moeten navigeren om eilandjes en vooral onderwaterriffen te vermijden. Gelukkig zijn de kaarten en betonning accuraat hier. Er is weinig wind met druilerig weer. We schieten ook niet hard op en onze beoogde ankerplaats is dus nog ver weg om een uur of drie (we zijn ook pas om half twaalf vertrokken, na eerst Inísh te hebben voorbereid op een paar weken met weinig supermarkt). Daarom zoek en vind ik een alternatief: Op tien mijl van Nouméa is een mooi eilandengroepje met een ankerplaats die beschutting geeft tegen de huidige wind. Daar koersen we nu recht op af met onze slag over bakboord, dus tegen vieren gaat het anker naar de bodem en kunnen wij lekker genieten van de rust en de natuur, al zien we achter ons nog de skyline van Nouméa en horen we de vliegtuigen hun landing inzetten.

Dinsdag 18 juni, Ile Bailly - Ouara (Ile Ouen), 18 mijl. De volgende ochtend is de wind inmiddels naar het westen gedraaid en is onze koers bezeild. Met een gangetje van drie tot vier knopen glijden we langs de mooie kust van Grande Terre en koersen af op een doorgang tussen het hoofdeiland en Ile Ouen, een prachtige tocht met toenemende wind op vlak water, zodat we in de middag met tegen de zeven knopen door het water scheuren, we genieten weer eens. Aan de oostkant van Ile Ouen is een klein baaitje tussen de heuvels, goed beschermd tegen de huidige westenwind en met een rif tegen de swell van de open zee, de ingang is wat tricky door dat rif en ook aan de land-kant zijn riffen, maar die zijn gelukkig van groene staken voorzien, dus varen we zonder problemen naar binnen en vinden nog net een mooi ankerplekje voor Inísh buiten de vele privé-moorings van de vissers uit het aangrenzende Kanakendorpje. Het is een prachtige ankerplaats, alleen lijken de in hun speedboten langs scheurende vissers niet zo hartelijk als we hadden gehoopt. En het is al bijna donker, dus laten we de dinghy nog maar in het vooronder en blijven wij aan boord. Van hieruit is het ook mooi, al had ik graag even het dorpje en omgeving verkend.

Woensdag 19 juni, Ouara - Ile des Pins, 38 mijl. En omdat we de volgende morgen vroeg moeten zeilen om voor het donker Ile des Pins te bereiken, kunnen we ook dan de wal niet op. In plaats daarvan zet ik de route in C-map en gps, er is een soort aanbevolen route naar Ile des Pins aangegeven. En gaan we om 8 uur ankerop. We hebben een mooie wind en zien voor ons uit een ander jacht op dezelfde route. Later herkennen we ze, N.Z.-buren van Nouméa, die we na een paar uur hebben ingehaald omdat ze alleen op de genua zeilen (wij zeilen melkmeisje, of butterfly of uitgeboomd, hoe je ’t maar noemen wilt). Om drie uur arriveren we en dan hebben we de keus uit twee ankerplaatsen, ter weerszijden van een schiereiland, die eigenlijk allebei niet geschikt zijn voor de huidige zuidwesten wind. We kiezen de kleinste die nog de meeste beschutting biedt en daar aangekomen blijken de meeste schippers er zo over te denken want het ligt al aardig vol. We herkennen Slosh en nog een paar boten uit Nouméa en we kunnen er gelukkig nog bij, al hebben we niet de beste plek natuurlijk. Als ik de eerste foto’s wil maken blijkt m’n cameraatje stuk, dat is balen. Jullie zullen het dus even met een paar fotootjes van het onderwater cameraatje moeten doen. Als we goed en wel liggen is het alweer bijna donker (volgende week de kortste dag hier) dus we blazen morgen de dinghy wel op. Ondanks de stevige zuidwestenwind liggen we redelijk beschut, alleen rolt Inísh af en toe oncomfortabel op de binnenkomende swell, zodat we slecht slapen.

Donderdag 20 juni – donderdag 27 juni, Ile des Pins. De volgende ochtend verkassen we naar de grote ankerplaats aan de andere kant van het schiereiland want de wind is naar het zuiden gedraaid en waait recht ons eerste baaitje in, terwijl de grote nu juist wat meer bescherming geeft, daar blijven we bijna een week, want er komt na het weekend een hoop wind, tot 35 knopen, uit het oosten gelukkig, en daarvoor liggen we hier wel goed beschermd. In deze week maken we kennis met dit toch wel bijzondere eiland. Het is vroeger een Franse strafkolonie geweest en daar zie je nog wat ruïnes van. Verder is het een eiland voor toeristen uit Frankrijk en Grande Terre, al zien we dat veel van de lodges en hotels bijna leeg staan (buiten seizoen? recessie?). De tweede dag is een gigantisch cruiseschip buiten geankerd, de hele omgeving is vol met passagiers, de hele dag varen bootjes heen en weer om ze over te zetten en de locals hebben allerlei stalletjes opgezet om handel te drijven. De Melanesiërs (Kanaken, daar zingen we bij Shantymen Kaap Hoorn regelmatig over) zijn hier vriendelijke, wat verlegen mensen die allemaal Frans spreken en een soort pidgin-frans onder elkaar. We verwachtten hier grote wouden met sparren of dennen, maar les Pins blijken een soort lange dunne coniferen die wel wat van een fallus hebben. Ze staan overal hier en zijn zo lang dat ze het landschap bepalen, samen met de 300 m. hoge Pic Nga, waar dan ook nog weer van die lange lummels opstaan. We zijn niet zo mobiel want Josien heeft veel last van haar heup, daar moeten we naar laten kijken in Nederland. Maar zaterdag pakken we de fietsjes uit en rijden naar de markt in Vao, het grootste dorp hier (nou ja, dorp). De markt stelt niet veel (meer) voor als we arriveren, maar er is wel een redelijk voorziene winkel die ze hier alimentation noemen. Verder komen we de week door met veel lezen (er zijn een paar zeer regenachtige dagen bij, die we dan weer benutten om onze watervoorraad aan te vullen met regenwater via ons verbeterde opvangsysteem). Ik snorkel een paar keer, maar de helderheid van het water valt tegen. Ook ga ik nog een dag alleen een grotere fietstocht over het eiland maken. Afgezien van twee prominente heuvels is het eiland vrij vlak.

Woensdag verkassen we weer naar het kleine baaitje (Z.W. wind). Ook een paar andere jachten doen dat, maar ’s avonds om vijf uur, vlak voor donker, zien we er één terug verkassen naar de grote baai en de twee anderen gaan er al snel achteraan. Wij voelen dan ook het kudde-instinct: weten zij iets wat wij niet weten, moeten we ook weer terug? We hebben marifooncontact met één van hen (de Aussie catamaran Skedaddle, Greg en Janie, ze hadden ons net voor die avond uitgenodigd voor een borrel) maar er lijkt niet echt iets aan de hand met het weer. Voor de zekerheid downloaden we via Iridium nog een gribfile-tje: de wind blijft zuidwest, dus wij blijven waar we zijn, de hele baai voor onszelf en het blijkt een goede keus, betere beschutting dan de grote baai waar de wind recht naar binnen waait. Donderdag ben ik jarig, en ik krijg een prachtige zonnige dag als cadeautje, én een verwen-dag van me meissie, gisteren is het bevoorradingsschip geweest dus de alimentation is goed voorzien, zodat Josien een heerlijk dinertje met kip, haar gepatenteerde gebakken aarpeltjes en kool-fruitsalade kan maken. Verse baguettes, home made cake. Alleen hebben we bijna geen internet want het hotel is een week dicht, dus hebben ze ook de wifi maar dichtgedraaid. Ik kan nog wel de verjaardags-wensen lezen, maar beantwoorden moet later. Veel later blijkt later, want we zullen lang zonder internet zijn. Langs deze weg vast bedankt allemaal.

Vrijdag 28 juni – zaterdag 29 juni, Ile des Pins - Maré, 80 mijl. We gaan weer varen, maar hebben geen haast om te vertrekken, want het is tachtig mijl naar Maré, het zuidelijkste van de Loyalty Islands (drie grote en een paar kleine), ze horen bij New Cal, liggen ten oosten ervan in een z.w.-n.o. rij en zijn zo benoemd door (who else?) James Cook, waarschijnlijk vanwege de vriendelijkheid van de Kanaken. Wij gaan dat zelf ontdekken. En we hebben geen haast omdat het te ver is voor een dagtocht en we willen vanwege de riffen bij daglicht aankomen. Daarom gaan we om 13 uur ankerop en zeilen op ons gemakje de lagune uit. We gaan via de niet betonde Passe de Ndjue, maar dankzij C-map en onze gps-muis kunnen we ons precies door het diepste deel van de nauwe pas zien varen, omringd door brekers van de riffen, no worries! Het water is er vlak en we hebben tot ruim twee knopen stroom mee daar. Ook buiten op zee houden we stroom mee (0,5-1 kn.) zodat we in het begin te hard gaan en toch met donker dreigen aan te komen. Maar ik ga niet remmen want misschien neemt de wind nog wel af. Dat gebeurt ook, ’s nachts is er weinig wind en loopt de snelheid terug tot soms maar twee knopen. Het is een relaxte nacht met een makkelijk windje, eerst een overweldigende sterrenhemel en vanaf 22 uur een meer dan halve maan die ons in een zilver licht zet. Aan de horizon zien we het schijnsel van de eilanden, Ile des Pins achteruit, Grande Terre aan bakboord en Maré recht vooruit, de koers is dus goed. Als de ochtend gloort zien we Maré als een platte pannenkoek met wat heuvels voor ons. Om negen uur draaien we de baai van Pede in, een kleine, door riffen omsloten baai met twee idyllische strandjes, daarachter kliffen met grotten en dezelfde rare coniferen als op Ile des Pins. De ankerplaats is opmerkelijk comfortabel, in aanmerking genomen dat we bijna op open zee liggen, buiten hadden we een lange deining van twee meter, maar wel met aflandige wind natuurlijk. Het is een prachtig plekje, we zien één huisje op de wal en een kustweg waar af en toe een auto rijdt. Verder is er rust en stilte, afgezien van de branding op de riffen. ’s Middags gaan we met de dinghy naar het strandje en wandelen wat langs de kust. ’s Avonds zien we in de lichtjes van Tadine, het “hoofddorp” met haventje waar we morgen heen varen.

Zondag 30 juni, Pede – Tadine (Maré), 3 mijl. Om negen uur het anker eruit, het blijft een paar keer haken achter koraal, maar komt makkelijk vrij. Koraal is vanaf nu weer een issue, ik ga iedere keer even snorkelen om het anker te zien liggen en om te kijken of er geen koraal-paddenstoelen ons onderwaterschip bedreigen. We zijn nu heel blij met de ankerketting: veel safer dan lijn in koraal. Af en toe hoor je ‘m schuren langs het koraal. De houdgrond is hier slecht, meestal schraapt het anker over het dunne laagje zand tot ‘ie achter een brok koraal pakt. Op de genua glijden we over een vlak zeetje de drie mijl naar Tadine en treffen daar tot onze verbazing een moderne gebogen pier met daarbinnen nog een kleine steiger die, naar later blijkt, met ontwikkelingsgeld ten behoeve van toeristen is gebouwd. Van een local (mogelijk de havenmeester) horen we dat er morgen een gigantisch cruiseschip binnenkomt, de heen-en-weer-bootjes ervan moeten die steiger gebruiken, dus moeten wij wat verderop ankeren. Dat geeft niet, want met de aflandige passaatwind liggen we hier overal prima. Morgen dus weer drukte, net als bij Ile des Pins. Maar vandaag zijn we de enige bezoekers hier. Om twaalf uur gaan we de wal op en worden uitbundig begroet door een groep kinderen die spelen rond de haven en in onze dinghy meteen een nieuw speelobject zien. We laten ze maar, want ze zijn wel luidruchtig maar niet agressief. Alle mensen die we tegenkomen groeten ons uitgebreid en bijna iedereen wil een praatje en probeert twee woorden Engels. Om tien uur hoorden we al gezang uit de kerk naast onze ankerplaats maar daarna gaat de muziek elders door, dus wij op het geluid af. En dan vallen we echt met de neus in de boter, want we komen terecht in een groot eilandfeest, door de gezamenlijke kerken opgezet met als thema het tegengaan van drank- en drugsmisbruik. Het lijkt of bijna alle eilanders er zijn. We worden welkom geheten, via de geluidsinstallatie bij de deelnemers geïntroduceerd, door de chief met wang tegen wang begroet, door een Engels sprekende dame (die een poosje bij ons blijft) uitgenodigd voor de uitgebreide middagmaaltijd, waarvan vooral de verse vis verrukkelijk is, koffie met gebak toe. Er wordt door een band heel mooi een soort mix van pop met Melanesisch gespeeld, maar het klapstuk is de middagvoorstelling met prachtige Melanesische zang en dans.

Dit wordt één van krenten in de pap, we genieten er volop van en voelen ons zeer welkom, al snel een beetje er bij horend. En de mensen gaan heel ontspannen en vriendschappelijk met elkaar en ons om, heerlijk. Er zijn maar een paar witten: de verpleegster en de onderwijzeres, verder is iedereen Kanaak. Om vijf uur gaan we zeer tevreden terug naar Inísh, waar we eerst ruimte maken voor de “echte ” en dan de nacht alweer in gaan.

Maandag 1 juli – woensdag 3 juli, Tadine (Maré). We blijven drie dagen in Tadine, deels vanwege de gastvrijheid, deels vanwege het weer, dat nogal wisselvallig is. Maandag is het dorp en omstreken vergeven van de witte Australiërs (2000 passagiers van het giga-cruiseschip Carnival Pride), alle bussen van het eiland zijn gecharterd om ze over het eiland rond te rijden, ze worden op z’n Melanesisch welkom geheten en de hele dag toegezongen en er is een toeristenmarkt ingericht.

Constant varen er bootjes heen en weer om ze van en naar het schip te brengen. Wij liggen continue in de hekgolven ervan. Wat een wereld van verschil met gisteren. Zo’n groep krijgt nooit het “echte eiland” te zien. Zolang de wind oost blijft liggen we prima, maar in de nacht van woensdag op donderdag draait de wind, zou naar zuidoost, dat gebeurt ook, maar eerst komen er een paar gigantische onweersbuien over, waarbij de wind een tijdje fors uit zuidwest waait en een wel heel vervelende swell in de baai veroorzaakt, waardoor Inísh ligt te stampen en te rollen alsof we op open zee zijn. In de haven aan de kade lijkt het wat rustiger maar als we daarheen gaan en straks aan die kade liggen te rollen lopen we nog kans op schade, dus zo lang het anker houdt blijven we maar op onze ankerplaats, net zoals de vandaag aangekomen buren. Het anker houdt, maar we liggen wel akelig dicht bij rotsen met branding aan de lage wal, dus houden we de hele nacht ankerwacht. Zelfs een poosje met het dieseltje in vrijstand erbij. Een doorwaakte nacht en we zeilen niet eens! We waren van plan om ook de andere Loyalty eilanden te bezoeken, maar we vinden er in de vaargids eigenlijk nergens een rondom veilige ankerplaats en hoewel dit passaatgebied is, hebben we inmiddels ervaren dat de wind hier erg onbetrouwbaar is. Dus besluiten we in deze lange donkere natte nacht om 05 uur het anker te lichten en terug te varen naar Grande Terre, waar aan de oost- en zuidkust legio prachtige baaien zijn met wèl rondom beschutting.

Donderdag 4 juli, Tadine (Maré) – Yaté (Grande Terre), 63 mijl. Eigenlijk is 63 mijl teveel voor een dagtocht, maar omdat we om vijf uur zijn vertrokken en de wind zuidoost 10-15 knopen zou zijn gokken we het erop. Als we gemiddeld ruim 5 knopen halen, komen we voor donker aan en dat is wel nodig bij deze onbekende en niet overal gemarkeerde kusten. Ik had in Tadine elke dag snorkelend het anker gecontroleerd, omdat de ketting tussen de koraalknollen lag en dat zag er steeds wel goed uit, maar afgelopen nacht hebben we zo liggen stampen en draaien, dat het ankerop gaan toch nog een gok is. De ketting (wat zijn we daar nu blij mee) blijft een paar keer haken, maar komt gelukkig toch steeds vrij, zodat we om half zes het onrustige haventje achter ons laten en de onrustige zee opgaan. Die wind blijkt buiten 15-25 knopen, dus al gauw een rif erin en nog één en de genua flink indraaien. Gelukkig daagt het al snel, eerst nog zwaar bewolkt, maar na een paar uur breekt het zonnetje door en met ruim zes knopen scheuren we 50-60 graden aan de wind door de onstuimige zee. De swell is dwars, zodat we relatief weinig water overkrijgen en Inísh er lekker door snijdt. En zo wordt de zware nacht een fijne dag. Om drie uur in de middag al lopen we via een Passe in het rif de riviermonding van onze volgende ankerplaats binnen. Voldoende gemarkeerd vinden we het aangegeven ankergebied makkelijk en in vier meter bruin water van het rivierslib zakt ons ankertje weer heerlijk elektrisch naar beneden. Geen koraal hier, goede houdgrond en goede beschutting. De swell loopt wel naar binnen, maar omdat we achter een zandbank liggen, bereikt ‘ie ons net niet. Na ons komt een vreemde processie binnenvaren: een grote platte zolderschuit, geladen met zes vrachtauto’s en getrokken door twee sleepboten. Even voorbij het ankergebied is een betonnen slip, daar meren ze aan en de vrachtauto’s rijden de wal op. De volgende morgen zien we ze weer de schuit oprijden en de hele optocht vaart weer naar zee. We vermoeden dat ze intussen zijn geladen met tinerts, wat hier in de bergen wordt gewonnen en de belangrijkste bron van inkomsten is. Overal zie je de sporen van afgravingen. Maar dit is toch wel een vreemde manier van transport vinden we.

Vrijdag 5 juli, Yaté – Kuebuni (Grande Terre), 12 mijl. Om elf uur gaan we met de dinghy de wal op om boodschappen, want de eerstvolgende baaien zijn ver van de bewoonde wereld. We moeten lang zoeken en veel vragen voor we de twee winkeltjes (beide een deel van een woonhuis) hebben gevonden. En dan bestaat onze buit uit vier flessen water en twee pakken koekjes. De rest van ons boodschappenlijstje is niet leverbaar op het moment. Maar enfin, de mensen waren weer allerhartelijkst en belangstellend en het dorpje wel leuk om te zien. En we hebben tegenwoordig altijd een noodvoorraadje. Josien kan brood bakken, er is muesli en houdbare melk, blikvoer, pasta’s, aardappelpuree en rijst. We hebben nog aardappels, uien en spekjes. In Tadine hebben we water gehaald en onze regenwatervoorzienig heeft gisternacht ook weer dertig liter geproduceerd. Om 13 uur ankerop en als we onderweg zijn naar onze volgende baai beseffen we dat dat eigenlijk wat laat is, want we moeten voor donker binnen zijn, naar het zuidoosten, tegen de passaat in, dus kruisen en dan is twaalf mijl best nog ver. Als je 5 knopen loopt moet je bij kruisen (laveren, uitgaande van een haakse hoek, die we op zee zelden halen) uitgaan van 1,4 : 2 x 5 (de snelheid) = 3,5kn, (gelijkbenig driehoek met hoek van 90°, weet je nog) dus halen we ~ 3kn/uur ergo 4 uur varen en 13 + 4 = 17 uur, nog net niet donker hier, ’t is winter. Zo komt het ook uit. We halen gemiddeld 5,5kn maar geen haakse hoeken, door tegenstroom, windschiftingen en zeegang. En om precies 17 uur lopen we een prachtige opening in het rif tussen een paar koraaleilandjes met weelderige begroeiing binnen, even later opent zich een idyllische baai, omsloten door eilandjes en de bergen van het hoofdeiland. En de ankerplaats is zo vlak als de badkuip thuis, een heerlijke verlaten plek. Na donker zien we in de verte twee lichtjes van huisjes en verder alleen de sterrenhemel, we horen slechts de branding op het rif en af en toe een vogelgeluid. En de zuurkool uit blik met verse uien en spekjes, knakworst uit blik en aardappelpuree smaakt best.

Zaterdag 6 juli, Kuebuni – Port Boise (Grande Terre), 12 mijl. De muesli met rozijnen en houdbare melk uit N.Z. trouwens ook, de volgende morgen in de kuip. Af en toe zien we een vogel, verder complete rust hier. Beetje zon erbij, weinig wind . Helaas is het water niet helder dus snorkel en flippers blijven in de bakskist. En we gaan verder, de volgende baai lonkt alweer. Volgens de gids een prima baai met zuidoostenwind. Maar eerst nog een fijn zeiltochtje, al gaan we wel even door raar water met veel brekers als we de Passe indraaien. We denken even aan ondieptes maar die zijn er gelukkig niet. Port Boise is wel mooi maar we hebben wat twijfels over de ligging, lijkt vrij open naar het zuidoosten. En dat blijkt later ook te kloppen want als de wind toeneemt liggen we te hobbelen, gelukkig komen de golfjes recht op kop dus rollen doen we niet. Josien heeft pijn, dus ik ga alleen in de dinghy het riviertje opvaren tot de waterval en wandel naar de top van de heuvel, waarachter een uitgestrekte , moerassige hoogvlakte blijkt te liggen met vennetjes, kreekjes, cascades en heel andere begroeiing dan de wat stekelige struiken op de hellingen. Best mooie wandeling.

Zondag 7 juli, Port Boise – Baie du Prony (Grande Terre), 12 mijl. Maar verder is hier niet zoveel, behalve de in de baai gestationeerde pilotboot, zodat we de volgende morgen weer ankerop gaan. Nu naar de mooiste en best beschutte baai van Grande Terre: Baie du Prony, met daarin ankerbaai Bonne Anse.

Er zijn wel twintig verschillende ankerplaatsen, waarvan de meeste goede bescherming bieden tegen alle mogelijke winden. Er zijn zelfs een paar “hurricaneholes” bij. Wij kiezen ankerplaats 11G en dat blijkt een goede keus. Er zijn 4 mooringboeien en twee zijn vrij.

Eén dus voor ons, want al is het ankeren nu een stuk makkelijker en safer, het schrapen van de ankerketting over de koraalknollen blijft een vervelend geluid. We maken vast en testen de mooring met ons dieseltje: 1800 toeren in z’n achteruit en de mooring geeft geen krimp, dus we liggen safe, toch maar wel het ankeralarm aan. En o, wat liggen we hier heerlijk beschut en rustig! En dat komt goed uit want we krijgen een paar dagen met 30 knopen wind. De volgende dag maken we de mooie wandeling naar een prachtige uitkijkplaats vanwaar je heul ver kan kijke. We zien Ile des Pins op 35 mijl in de verte en alle motu’s (koraaleilandjes) die ze hier “Ilot” noemen in de lagune. Naar het westen het Ile Ouen (waren we al) en daarachter een beetje van Nouméa en omringend gebergte. Er is een uitkijkpost met info over de bultrugwalvissen die hier regelmatig te zien zijn. We kijken ons dus scheel maar nu zijn ze er ff niet.

Een prachtige wandeling met een magnifiek hoogtepunt. We blijven nog twee dagen hier, lezen veel, ik snorkel wat, vooral om het onderwaterschip schoon te maken, maar het water is te koud om dat in één keer af te maken. De rest dan maar in Nouméa, want Inísh moet schoon de kant op 19 juli als wij naar Holland gaan.

Donderdag 11 juli, Baie du Prony – Nouméa (Grande Terre), 30 mijl. Donderdag om zeven uur de wekker en tien minuten later gaat de tros van de mooring en op de genua glijden we de baai uit, de lagune over naar Nouméa, waar we tegen enen aankomen in de marina en een plaatsje krijgen naast Happy Bird, ook net terug. Onze eerste gang is naar de supermarkt, want we komen van alles te kort. En dan lekker warm douchen (sinds Nouméa niet meer gedaan) en internetten (idem sinds Ile des Pins). Maar dat laatste valt tegen, we komen er bijna niet in. Na het mailtjes lezen eerst maar eens dit verslag naar jullie toesturen, maar ook dat gaat moeizaam, pas in Hoorn lukt het me eindelijk om alles op de site te krijgen.

Vrijdag 12 juli - zaterdag 20 juli, Nouméa. O ja, we hebben nog de Quatorze Juillet meegemaakt in Nouméa, dat was wel vermakelijk. Eerst op de avond ervoor een leuke lampionoptocht waaraan massaal werd deelgenomen, de lampions verstrekt door de overheid in een gigantische tent, de mensen uren in de rij voor een paar lampions. Daarna op de 14e 's morgens een defilé, waaraan door alles wat hier een uniform draagt werd deelgenomen: leger, marine, politie, brandweer, ambulance. En fanatiek! Wat werd er gemarcheerd en gesalueerd, helaas op muziek vanuit luidsprekers.

Gelukkig was er een heusche Schotsche Piperband uit . . . Sydney! Kennelijk zijn de Schotten in Australië net zo populair als in Nieuw Zeeland. Die hadden tenminste livemuziek en heel verdienstelijk al klinkt Waltzing Mathilde wel wat vreemd uit een doedelzak.

De 18e gaan we aan een mooring bij de marina om nog even het onderwaterschip schoon te boenen en de 19e gaat Inísh de kant op om hoog en droog onze terugkomst af te wachten. En crewInísh stapt in het vliegtuig naar Nederland, waar we de 21e om 15 uur aankomen, verwelkomd door Rogier, Tanja, Wouke en Henk. We kijken er naar uit om iedereen weer te zien.

We gaan even stoppen met deze site. Ons eerstvolgende verslag in oktober.