Donderdag 14 november, Serangan - Amed, Bali, 42 mijl. Om zes uur op en los van de mooring. We varen langs onze nieuwe reisgenoten, die ook vaarklaar maken en even na ons de baai uit stomen. Het is mooi weer met weinig wind dus op de motor. En in verband met de stroming: “ hug the shore”. Want er is veel tegenstroom, tot 3 knopen, maar vlak langs de kust zijn er neren, waardoor we regelmatig zelfs een beetje stroom mee hebben. Het wordt een wat eentonig maar makkelijk tochtje, het laatste stuk, als we een paar kapen moeten ronden, met veel stroom tegen.
Regelmatig komen we een vreemd soort platformpjes tegen, we denken aan iets religieus, we zijn tenslotte op Bali, maar later horen we van Tim dat vis eronder verzamelt, zodat de vissers geen explosieven meer hoeven te gebruiken, Ze zijn aan lange lijnen verankerd op de bodem, soms wel een kilometer diep! Onverlicht. Daarom voor de zeiler, vooral 's nachts, een crime.
Tegen vijven kunnen we onder de kust bij Amed, een op het oog welvarend dorp, ons ankertje droppen. De buren gaan naar de wal, wij blijven aan boord. Over een uur is het donker en de dinghy ligt aan dek gesjord. Later komen Bec, Tim, en naar nu blijkt Reedhyn, de dochter van Tim (verstekelinge) even bijpraten in de kuip van Inísh, en de tocht van morgen plannen, ze nemen zelf hun drank mee (Aussie custom?).
Vrijdag 15 november, Amed - Lovina Beach, Bali, 48 mijl. Een herhaling van gisteren, al hebben we iets meer wind zodat we een flink deel van de afstand kunnen zeilen, eerst met halve wind, later uitgeboomd. De strandjes liggen vaak afgeladen met zeilprauwen. Als we de ankerplaats van Lovina Beach naderen (open naar het noordwesten maar naar het noordoosten afgeschermd . . .
. . . door een ongemarkeerd rif) komen er twee sampans naar buiten om ons naar de ankerplek te geleiden en hun diensten aan te bieden.
We spreken af dat we morgen een lege jerrycan hebben klaarstaan om met diesel te vullen. De man vraagt tweemaal de prijs van Kupang (blijkt later gangbaar te zijn), maar voor al het werk wat hij ervan heeft en gezien de geringe hoeveelheid, accepteren we het maar. Daarna gaat de dinghy overboord, wij ook, en roeien we naar de kant. Lovina Beach blijkt een lieflijk en misschien daardoor erg toeristisch plaatsje. Veel kraampjes en eettentjes, veel aanbod van uitstapjes, vooral naar dolfijnen en snorkellocaties. Er varen dan ook constant sampans met toeristen heen en weer. Wij gaan samen met de Infinity-bemanning een seafood spies op z’n Indonesisch eten in één van de gezellige warungs die er zijn. Lekker. Dan wandelen we nog wat rond, worden door veel mensen aangesproken in het Engels en gaan in het donker terug naar Inísh. De volgende dag blijven we. Josien gaat naar de kapper, we luieren wat en wandelen door het dorpje. We drinken een ijsthee met de Infinity’s op een terrasje en besluiten morgen verder te gaan, de anderen willen hier hun visa verlengen, blijven dus wat langer. Om vijf uur eten we een ander gerecht in dezelfde warung en gaan daarna aan boord, voor SSB contacten en Josien skypet met Rogier.
Zondag 17 november, Lovina Beach - Bedang, Bali, 32 mijl. Op het westpuntje van Bali is een eilandje voor de kust, een natuurreservaat. Tussen dat eilandje en het hoofdeiland is een goed beschutte ankerplaats, dus daar gaan wij heen. Het is wat lastig om tussen alle stroomrafelingen en koraalknollen een goede ankerstek te vinden maar na een kwartiertje rondscharrelen lukt het en even later liggen we safe voor anker op een mooie, verlaten plek. Met uitzondering van alle toeristenbootjes die af en aan varen naar het reservaat-eiland. En met uitzondering van een sampan met een tiental vervaarlijk uitziende mannen, sommigen bewapend, die bij ons aan boord willen komen. Josien raakt ervan in paniek en wil ze niet aan boord hebben. Dat doen ze uiteindelijk ook niet, maar in gebrekkig Engels delen ze mij mee dat ik in de dinghy naar hun baas op het eilandje moet. Maar hoe serieus zijn ze? Sommigen lijken wat aangeschoten. En kan ik Inísh met Josien alleen achterlaten? Even later wordt het probleem voor ons opgelost door een geweldige onweersbui met 25 knopen wind en heul veul regen, zodat ik onmogelijk van boord kan. Als de bui over is, is het donker en het eilandje verlaten. Als de volgende morgen om zeven uur het eilandje nog steeds verlaten is, knijpen wij er tussenuit en waarschijnlijk horen we er nooit meer wat van.
Maandag 18 november – dinsdag 19 november, Bedang – Jurangan, Madura, 72 mijl. Ons plan is om van Bedang zo’n dertig mijl te doen langs de oostkust van Java, dat hier bijna tegen Bali aan ligt, naar een ankerplaats aan de noordoost punt van Java, afgeschermd door een rif van open zee. Maar als we om de noordoost kaap van Java zeilen, steekt er zo’n harde noordwester op (25 knopen tegen) dat we besluiten om terug te varen naar de beschutting van een zuidoost baai en daar te ankeren. Het lijkt een prima plek, wel erg afgelegen met een kokospalmenstrand van kilometers wijd.
Wat is wijsheid? In ieder geval ankerop. Eerst wil ik, tegen Josiens zin, betere beschutting zoeken onder de oostkust, vooral omdat we veel inheemse vissersbootjes die kant op zien vluchten. Maar het betekent wel tegen die wind opboksen op de motor én er is geen bekende ankerplaats, misschien gaan al die sampans en perahu’s wel de kant op? Dus besluiten we om zee op te gaan. We willen tenslotte naar het noordwesten zodat we nu een lopende wind hebben, dan maar een nachtje doorzeilen naar Madura, een eiland aan de noordoost zijde van Java. Het blijkt een goed besluit! De rest van de middag en bijna de hele nacht houden we een lopende wind, al is die wisselvallig, zodat we alleen tegen de ochtend een paar uur moeten motoren. In de verte veel indrukwekkende bliksemflitsen, maar wij blijven gespaard. Veel scheepvaart: vrachtschepen, sleepboten met onverlichte slepen erachter (waren we voor gewaarschuwd) en veel vissers, maar geen problemen ermee. En in de vroege ochtend vinden we een heel geschikte ankerplek op een groot zandbodem gebied in een weidse baai op een halve mijl van het vissersdorpje Jurangan aan het uiterste zuidoost puntje van Madura. Zo, nu eerst een paar uur slaap.
In de middag komt de plaatselijke vissersvloot terug van de vangst. Er zijn zeker wel tweehonderd vissersboten bij dit dorp, waarvan een groot deel nu komt “admiraal varen” langs Inísh. De meesten begroeten ons. Soms meer, soms minder uitbundig.
Om drie uur zoeken we de kant op. We krijgen een mooi aanmeerplaatsje voor de dinghy aan iemands privé kademuurtje en lopen het dorp in. En we zijn hier toch een bezienswaardigheid! Later blijkt dat het vorige jacht hier vijf jaar geleden was(?). Omdat ik het netjes wil doen en een politieman zie lopen, vraag ik naar de sjabandar (havenmeester) en wordt met veel gebarentaal doorverwezen naar een mooie, verlegen man in Soekarno-outfit die, nog los van de taalbarrière, kennelijk ook niet weet wat hij met dit geval aan moet. Ik moet wel terug naar Inísh om de papieren (dokumen) op te halen, Josien blijft aan wal. Als ik terugkom heeft ze een verzameling vrouwen en kinderen om zich heen en ik spoed me naar het hokje bij de dieselpomp, dat kennelijk ook havenkantoor is. Inmiddels is de plaatselijke onderwijzer, een vriendelijke jonge man (25 jr. schat ik) op de scooter gearriveerd en hij spreekt wat Engels. De papieren worden uitgebreid bestudeerd en gelukkig krijg ik ze terug en mogen we blijven. Hoe lang? Dat hangt van onszelf af.
Dan moeten we mee met de onderwijzer Aang en worden we door zijn jonge vrouw verwend met een bekertje ijskoffie en daarna met gebakken vis en rijst met een lekkere zoete ketjapsaus met sambal, te eten met onze handen, want bestek gebruiken ze hier niet. De hele buurt verzamelt zich op en rond de veranda waar we zitten om die uitheemsen te aanschouwen, waaronder veel leerlingen van onze gastheer. We voelen ons erg in een vorige eeuw. Om zes uur gaan we terug naar Inísh na de onderwijzer en zijn neef Ruri te hebben beloofd om ze morgen om twaalf uur op te halen voor een bezoek aan boord.
Woensdag 20 november – vrijdag 22 november, Jurangan, Madura. Als ik de volgende dag netjes om twaalf uur de dinghy afmeer aan de kade is er geen bezoeker te zien. Ik wacht een kwartier en ga dan enigszins teleurgesteld terug naar Inísh, ik snap er niks van, ze leken zo gretig. Dan bedenk ik me dat ze hier waarschijnlijk in de Java tijdzone zitten, een uur vroeger dan Bali en terug aan boord zie ik dat het inderdaad zo is, dus ga ik een uur later nogmaals en dan staan de heren klaar om mee te gaan, vinden dat kleine opblaasbootje toch wel erg klein en Inísh ook van buiten, maar als ze de kajuit zien valt het weer alles mee.
Na een uurtje brengen we de mannen weer naar de wal. Ik haal nog een can diesel die, zoals bij ons vijftig jaar geleden de melk, met een één-liter maatbeker uit een 200 l. oliedrum wordt geschept. Verder doen we rustig aan, ’s avonds nog een bui met veel aanlandige wind, zodat Inísh flink ligt te bokken, gelukkig zakt de wind weer snel in, al duurt het nog uren voor de deining er helemaal uit is. Maar we hebben een goede nacht en slapen dwars door al het gepruttel en gedein van de uitvarende vloot van de donderdag heen. Totdat we om even over zeven een bonk aan dek horen en als we slaperig een kop uit het luik steken zien we Ruri (de neef) aan dek zitten, daar gedropt door een visser en ons onverwacht vererend met een bezoek. Hij brengt souvenirs en soto (kerriesoep met tahoe) die we voor later bewaren, want wij willen eerst een boterham met koffie. Ruri niet, onze kaas vind ’ie maar vies. We babbelen een uurtje, hij maakt een videoreportage van zijn bezoek aan Inísh en dan gaan we metsen allen naar de wal waar zijn moeder ons trakteert op nasi goreng met tahoe in satésaus en mango’s. Daarna gaan we om de beurt achterop de scooter naar de school waar Aang lesgeeft, we worden met spreekkoren welkom geheten door de diverse klassen en alle leerkrachten komen een hand geven, hun beste Engels spuien en willen met ons op de foto.
Na een poosje bij Aang thuis gaan we achterop twee scooters het eiland over naar een strand aan de noordzijde. De rit over het eiland is prachtig, het strand is toeristisch ingericht maar verlaten, niet veel aan. Op mijn vraag raadt Aang me aan om de sjabandar een pakje sigaretten te brengen als dank, dat doen we en hij waardeert het, waarna het tijd is om afscheid te nemen. Heel bescheiden vraagt Ruri dan of we voor hem ook een souvenirtje hebben, want we hebben van alles aan Aang en z’n gezin gegeven (visgerei, een doek en slippers voor z’n vrouw, kleurstiften en potloden voor Adele, z’n dochter) maar juist Ruri, die nog het meeste voor ons heeft gedaan hadden we over het hoofd gezien. Hij wil graag ons Ind-Eng. woordenboekje, maar dat kunnen we echt niet missen. Morgen ga ik nog even afscheid van hem nemen en het zal wel een T-shirt worden. Ook geven we hem een envelop met geld om zelf een woordenboekje te kopen. Dat is toch wel het minste om te hebben als je Engels studeert. Op de foto Ruri en z'n voormalige onderwijzer.
Intussen hebben we ook radiocontact met Infinity gehad, die onderweg zijn naar deze ankerplaats en vanavond om een uur of tien zullen aankomen. Als we om 22 uur te kooi gaan zijn ze er nog niet, maar de volgende morgen liggen ze op 100 m. naast ons te rollen, want er is een aanlandige wind gekomen, niet veel, maar we begrijpen nu wel dat hier zo weinig jachten komen: Bij de in deze tijd gangbare zuidoostenwind van de zuidoost moesson is deze ankerplaats heel oncomfortabel, Inísh lag vannacht vreselijk te rollen, we hebben gewoon een paar nachten mazzel gehad.
Hoog tijd om ankerop te gaan. Maar eerst nog even buurten en plannen maken bij Infinity: wij willen naar het eilandengroepje Karimunjawa, op zo’n 300 mijl omdat het weer de komende dagen gunstig is om te varen. Zij willen een stop maken bij een eiland dichterbij. Nou, we zien elkaar later wel weer. We spreken af om dagelijks SSB-contact te houden. Dan gaan we met Tims dinghy (groter en sneller en makkelijker te water te laten) nog even naar de wal, wij om afscheid van Ruri te nemen, die heel blij is met z’n cadeaus en onvermijdelijk nog weer makan (eten) voor ons heeft meegebracht van z’n moeder: dit keer broodbolletjes met linzen en heerlijke mango’s. Hij heeft het er moeilijk mee om afscheid van ons te nemen, bewaart ons in z’n hart en wij beloven te mailen. Dan, om half elf het anker eruit, met moeite, zit vol met taaie klei, en het geultje uit, tussen de eilanden door de Java Zee op. Nog even zwaaien naar de vele Madura vissers.
Vrijdag 22 november – zondag 24 november, Jurangan – Karimunjama, 243 mijl. We hebben een hele rustige tocht, met meestal weinig wind, veel zon, heel veel vissers, vrachtschepen, sleepboten met onverlichte hotvlotten, met zo'n honderd meter sleeptros ertussen,
maar we hebben weinig problemen ermee, behalve één keer als een vrachtschip door ons heen wil, dus wijken we maar uit, hij zal wel door hebben dat het motortje zachtjes bijstaat en hij dus voorrang heeft. De nachten zijn helder met een afnemende maan die nog veel zilverwit licht geeft. De vislijnen die we uitstromen blijven helaas leeg, maar ’s nachts hebben we wel een paar keer een fijn lopend windje, dat in de loop van de morgen weer uitsterft. We zien weer de wonderlijkste modellen vissersschepen.
Zondagmorgen blijkt tijdens het radiocontact met Infinity, dat zij toch ook maar zijn doorgevaren naar onze bestemming, ze liggen nu twee uur op ons voor en kunnen mooi de ankerplaats verkennen. De opdoemende eilanden voor ons zien er veelbelovend uit. Als we zo doorgaan missen we veel van Indonesië, ik had me voorgenomen om het oude Batavia te bekijken (of wat er van over is) en de Borubudur trok ons ook. We gaan de grote eilanden Jawa (Java) en Sumatera (Sumatra) waarschijnlijk overslaan. Daar is nu veel regen en onweer. We zijn te laat in het seizoen om daar nog echt te kunnen genieten, de steden zijn te warm, te vochtig en vooral veel te druk en te vies en we verlangen naar de wat betere klimaat- en zeilomstandigheden van Maleisië en Thailand. Ook zullen we La Luna dan weer treffen en ook daar verheugen we ons op. Als we het eiland naderen zien we dat er een heuse betonning is aangebracht met rode en groene bakens. Het verwarrende is wel, dat halverwege de bebakening omdraait, zodat je ineens rood aan stuurboord moet houden. Maar we komen er goed door en het helpt ons om op diep water te blijven. Rondom ons volop koraalriffen, volgebouwd met een soort steigertjes en gebouwtjes zoals we ook in Serangan aantroffen. Een leuk pittoresk en wat Europees aandoend dorp met moderne steigers en veel bootjesverkeer. Ze zien er weer heel anders uit hier, wat minder romantisch. We ankeren op de aangewezen plek, waar ook La Luna lag, weg uit de drukte. Infinity ligt nog wat verderop. Voor het eerst horen we de ankerketting weer over koraal schrapen (o, als we morgen maar loskomen?).
Ze komen eerst nog wat drinken in de kuip van Inísh en als echte Aussies brengen ze weer zelf hun drank en borrelnootjes mee (BYO: bring your own). Als we dan gaan eten is het al zo’n beetje donker en rammelen we van de honger. Maar we worden beloond voor ons geduld, want Tim heeft ontdekt dat er een kraampje is waar je verse vis op een houtvuurtje wordt geroosterd waar je bijzit (op een dekzeil) en dan worden je vis en je inktvis opgediend met rijst en een heerlijke sambalsaus. En een glas verse mangosap met ijs smaakt daar ook wonderwel bij. Om je vingers bij op te eten, bijna letterlijk, want het is de bedoeling dat je met je handen eet. Ik maak toch maar gebruik van de meegeleverde lepel en vork. Tjonge, wat smaakt dat overheerlijk! Wel moeten de vliegen en katten op afstand worden gehouden. Om half negen in het stikkedonker per dinghy terug naar Inísh. Koffie aan boord.
Maandag 25 november, Karimunjama - Parang, 13 mijl. De volgende morgen, als we door de gedraaide wind aan lage wal liggen, gaan we ankerop naar het eilandje Parang, dertien mijl verderop, waar een prachtige ankerplaats is aan de oostkant. Helder water en zandbodem deze keer, met wel een mooi snorkel-rif vlakbij.
Mooie halvemaan vormige baai met wit zandstrand en kokosnoten, conform de reisfolder. Het eiland ziet er idyllisch en bijna onbewoond uit, we zien een paar hutjes op het strand, een paar kinderen spelen en een paar vissers op het rif. Maar als we later een wandeling maken, merken we dat tussen de bomen en heuvels verscholen er een groot dorp ligt met klinkerstraten, geen auto’s maar wel veel scootertjes, en vooral veel grote huizen van meestal twee verdiepingen in allerhande stijlen, waar veel aandacht aan wordt besteed.
Op de terugweg naar de boot komen we nog een mooie dame met een kudde koeien tegen, die de rode kleihelling opklimmen, en die ons nog meer mango’s meegeeft. Aan Infinity kunnen we ze ook niet kwijt, want die hebben zelf genoeg. Geen vis gevangen, dus piepers met kool en smac aan boord, ook heel lekker.
Dinsdag 26 november – donderdag 28 november, Parang – Belitung, 268 mijl. Om acht uur ankerop want er komt een donkere lucht aan en misschien kunnen we net de bui voor zijn. Nou niet dus! Net de zeilen gehesen als het begint te poeieren met dertig knopen wind, dus gauw twee reven in het grootzeil en de fok, die uit voorzorg nog niet stond, op postzegelformaat. Even goed bruisen we met zeven knopen van het eiland weg. Al gauw neemt de wind weer af, maar er blijft ruim voldoende om flink te kunnen zeilen, al moet het wel aan de wind, dus scheef, zijn we niet meer gewend. En er staat een vervelende deining met kruisgolven, door die onweersbuien waarschijnlijk, zodat de het overdag niet echt comfortabel is. Toch weet Josien weer een lekkere macaroni voor twee dagen te brouwen (de vissen bijten hier niet). In de loop van de dag wordt het wel prachtig weer en in de avond neemt de wind af tot 10 à 14 knopen, genoeg om te zeilen. Heerlijk wordt het en zo blijft het de hele nacht, al moet na de dageraad het volvootje er zachtjes bij. En wel op blijven letten: weer veel vissers, sleepboten met sleep, drijvende netten.
We hadden ten westen langs het eiland Belitung willen zeilen, naar een ankerplaats aan de noordkust, behapbaar in drie dagen en twee nachten, maar door de westenwind is dat niet bezeild en kiezen we voor de oostkust om er niet tegenin te hoeven (we sturen 330°). Hebben we meteen een hoge wal. En in de vroege ochtend van de donderdag glijden we op vlak water met een klein beetje wind en een klein beetje Volvo langs de oostkust van Belitung waar we een grote open baai vinden bij een olieopslag en een klein dorpje om te ankeren. We liggen er goed, maar het is wel erg open naar het noorden en als in de middag de wind aantrekt, natuurlijk uit ’t noorden, komt er al snel een vervelende deining de baai in. Het is half drie en tien mijl verder is ook een baai, een hele grote diepe ditmaal, naar zee toe afgeschermd door een groot rif met wel een paar gaatjes om erin en eruit te varen. Dus hebben we nog tijd voor donker om te verkassen. Wel hebben we dat daglicht hard nodig om het pad tussen riffen en rotsen goed te kunnen volgen, want de zeekaarten zijn hier helaas niet altijd even betrouwbaar. Dat zullen we nog merken. Maar nu gaat alles goed en na een uurtje spoorzoeken kunnen we op een grote vlakke waterspiegel ons ankertje laten vallen en hebben we een rustige avond en nacht, op een paar honderd meter afstand trekt in de avond en vroege morgen weer een constante stroom hakkepuffende vissersbootjes naar buiten en weer naar binnen, vissen doen ze hier bij nacht (en soms bij ontij).
Vrijdag na het ontbijt weer ankerop om naar de ankerplaats te verkassen waar we oorspronkelijk met Infinity hadden afgesproken, via de SSB weten we dat zij ook nog onderweg ernaartoe zijn. Josien wil graag via dezelfde weg de baai uit als we er zijn ingegaan, dat is safe, maar wel 6 mijl omvaren, dat kost ons twee uur tussen de riffen. En er is ook een “kanaal” naar buiten aan de westkant, helaas minder ruim dan de oostelijke. Eigenwijs als ik soms ben, overtuigd dat het zonder gevaar kan, kies ik voor de west uitgang. Lang gaat het goed, maar net op het nauwste stukje waar het koraal het dichtst bij de geul komt, lopen we vast terwijl we volgens de kaart toch midden in de geul zitten. Paniek! We zien het koraal rondom ons en het ook nog afgaand tij. Dus de motor hard achteruit, we komen meteen weer los. Josien wil terug, maar ik zie het diepe water naast en voor ons, we waren er bijna, dus waag ik nog één poging en die gaat gelukkig goed. Maar om nou te zeggen dat je dan nog op je gemakkie zee kiest, nou nee. Na vijftien mijl en vier uur later (wind en stroom tegen) komen we bij onze mooie ankerbaai. Goed afgeschermd door kust, eilandjes, prachtige granietformaties en riffen. We zoeken ons ankerplekje. En ondanks een door eerdere ankeraars opgegeven waypoint-route lopen we weer vast op het koraal. Shit. Tsja ik zat net ff naast een waypoint. Kan hier dus niet! Maar de ankerplek is puur zand met 5 meter water en ruim genoeg, zie ik ook als ik ga snorkelen om de bodem te verkennen. Ons anker is weer volledig ingegraven en houdt pico bello.
Net als we klaar zijn met ankeren en een solarshower nemen loopt Infinity ook binnen en vind een plaatsje honderd meter verderop. Intussen is het etenstijd en wij blijven vandaag aan boord. Morgen gaan we naar de stad, er is een bemo-verbinding. Waarschijnlijk blijven we hier tot maandag omdat de wind in het weekend noordwest (tegen) is. En dan de laatste etappe in Indonesië naar Bantam om uit te klaren.