Dinsdag 07 – donderdag 09-02-12, Contadora, Las Perlas. Ons oude ankerplekje was gisteren toch niet zo safe als we eerst dachten. Te diep, swelly en vrij dicht bij een eng obstakel. Het zat me niet lekker dus na een uurtje ankerop en een beter, rustiger plekje gevonden, weg uit het gedrang. Nog wel tussen een paar giga ARC jachten, maar je kunt niet alles hebben. Nog even gesnorkeld boven het anker . . . ja, het heeft zich goed ingegraven. Daarna uit eten om Josiens verjaardag te vieren, ik had al een ontbijtje klaargemaakt, maar verder was het toch wel “sailing as usual”. Toen we eenmaal internettoegang hadden kon ze wel de felicitaties per e-mail en sms in ontvangst nemen, ze dankt alle attente thuisfronters voor de lieve wensen. Het etentje was lekker, al waren we de enige gasten op het terras. We kwamen onderweg de opstappers van de Forever Free tegen (de jongeman zou nog als line-handler met ons mee) die onverwacht van boord waren gezet, waarom weten ze niet, ze waren teleurgesteld en moesten nu met de ferry terug naar Panama.
Woensdag veel tijd besteed aan het uitzoeken van onze aanloophaven in Ecuador, vooral omdat internet hier echt zo traag als een slak is en regelmatig wegvalt. ’s Middags boodschappen gedaan en een man uit Alaska gesproken, gebeurt je ook niet iedere dag. Terug op het strand wilden we de dinghy afduwen, maar de branding was dusdanig dat Josien het niet aandurfde. Ik wel, dus probeerde ik het alleen en zou Josien verderop oppikken. Maar ze had het beter ingeschat dan ik, want de brandingsgolven sloegen de dinghy vol water en mij van m’n voeten, kreeg het bootje zelfs helemaal over me heen. Dinghy en schipper vol zeewater en strandzand. Gelukkig had Josien de meeste boodschappen op haar rug. Al snel kwamen drie eilanders ons helpen de dinghy te redden en leeg te maken. Samen met één van hen deden we een nieuwe poging en konden zo toch terug naar Inísh.
Donderdag willen we nog naar een ankerplekje zuidelijker in de archipel waar een watervalletje met (drink)water zo van de rotsen stroomt. Maar ik heb teveel last van m’n rug, waar het een paar dagen geleden bij een ankermanoeuvre was ingeschoten. Waarschijnlijk heeft het gedoe met de dinghy gisteren er ook geen goed aan gedaan. Dus nog maar een dag hier blijven en het water hier uit de kraan zien te krijgen. We gaan ’s avonds nog wel boodschappen doen en een lauw taai stukje vlees met rijst eten aan de wal. Intussen kunnen we om twaalf uur de ARC-vloot ankerop zien gaan en vertrekken.
De ene na de andere spinnaker komt tevoorschijn en statig zeilen de ARC-reuzen weg, de Galapagos tegemoet, we tellen vijfentwintig jachten. Tijdens een snorkeltochtje ontdek ik dat onze ankerketting op twee plaatsen om een stuk koraal zit, oei, dat kan nog een probleem worden bij het ankerop gaan.
Vrijdag 10-02-12 - donderdag 16-02-12, Contadora – Bahia de Caraquez, Ecuador, 605 mijl (536 door het water). Vrijdag vroeg aan dek want er is veel te doen. Eerst muesli, dan met de dinghy vol lege watercans naar de kant om bij het strandhotel water uit de tuinkraan te halen, het valt nog niet mee om met zere rug en zeventig extra kilo’s aan water de dinghy weer drijvend te krijgen maar het lukt. Dan Inísh “zeeklaar” maken en ankerop. Als dat maar goed gaat met dat koraal . . . Gelukkig is het net even windstil dus kan ik makkelijk, zonder motorhulp, ankerlijn en –ketting binnenhalen. Ik voel de ketting haken achter het koraal, maar even later ook losschieten en bij het tweede koraal opnieuw. Daarna haal ik het anker relatief gemakkelijk naar boven, ook goed voor het rugherstel!
En ja, mijn moeder zei het altijd al, vroeger:
“Een mens lijdt het meest
door het lijden dat hij vreest
en dat nooit op komt dagen”.
Moet ik maar weer eens op een tegeltje in m’n hoofd zetten.
Maar er moet ook nog gezeild worden, Josien trekt het grootzeil omhoog, genua derbij en met een zacht achterlijk briesje verwijderen we ons langzaam van Contadora, net als de ARCers, maar dan zelfstandig. Mooi en relaxt was het hier in Las Perlas. Twee mooie weken gehad. De wind blijft zwak tot in de avond, maar dan gaat het poeieren, tot 24 knopen in de vlagen en veel vrachtschepen om ons heen, allemaal van en naar Panama. We zijn weer blij met de AIS waarop we namen en koersen kunnen aflezen.
In de eerste nacht loopt een vrachtschip ons op en zal ons ruim aan bakboord passeren. Tot hij onverwacht van richting verandert op twee mijl achter ons en recht op ons afstoomt met 13 knopen. STRESS! Ik roep hem op over de marifoon en hij meldt dat ‘ie zijn koers al veranderd heeft. Wij hebben zo onze twijfels, zien hem daarna pas terugdraaien, wat als we ons niet gemeld hadden? We hebben veel stroom mee, tot twee knopen aan toe. We gaan voorlopig niet de kust volgen, waar het naar het noorden stroomt, terwijl op een koers van 200°, zeg maar richting Galapagos, de stroming zuidwest is en dat kunnen we gebruiken, vooral omdat ook de wind langs de kust vaak uit het zuiden waait en op onze koers uit het noorden, soort Panama-tochtgat zeg maar. En de eerste paar dagen blijkt het inderdaad zo te werken. We hebben zeer wisselende wind, soms gaan we drie knopen, soms zeven, dan weer gaat de spi erop, dan weer twee reven in het grootzeil en een ver ingedraaide genua. Maar we houden het steeds bezeild en iedere dag zitten we boven onze geplande 100 mijl daggemiddelde, al moet ’s nachts soms echt het dieseltje er even bij, hoewel ik daar spaarzaam mee wil zijn: we hebben voor ca. 250 mijl diesel en we moeten er bijna 600. De vislijn gaat weer overboord en omdat we op dat moment onder de 4 knopen gaan en JB ons voor dat geval een “plug” heeft aangeraden (een klein plastic visje met een schepje aan z’n bek waarmee hij onderwater gaat surfen als een paravaan, voorzien van twee gemene dreghaakjes, nieuw gekocht in Contadora), gaat die aan de lijn. En doet het! Na een uurtje hebben we een reusachtige zeebaars aan de haak die we met veel moeite binnen lieren en net als ik vol enthousiasme de “gafhook” achter z’n kieuwen wil zetten, schiet ’ie van de dreg, shite! . . .
. . . Maar na een half uurtje: weer een ruk aan de lijn, hij snijdt in Josiens vingers. En wat blijkt na het binnenlieren: een haai die zo enthousiast z’n tanden in ons nepvisje heeft gezet dat de twee dregjes nu een piercing vormen in z’n beide mondhoeken. Zouden we ons plugje misschien toch wat te groot hebben aangeschaft? Maar hoe kom je van dat beest af? Ik krijg die piercings niet uit z’n bek zonder het verlies van m’n vingers, dus moeten we met veel tegenzin en het schaamrood op de kaken de haai doodmaken en teruggooien. We denken dan nog dat je haai niet kunt eten, kennen alleen die vinnensoep van het Chinese menu. Later horen we dat ze met de huid afgestroopt erg lekker zijn. Extra jammer dat we 'em overboord hebben gezet!
Een uur later weer beet, maar nu is de lijn al gebroken voordat we kunnen binnenhalen, en we hadden al één van de dregjes verwijderd. Dus zwemt er nu een vis rond las Perlas met onze plug in z’n bek, volgens andere vissers laat die plug vanzelf weer los? We proberen nog een poosje met een pluimpje maar het echte vuur is gedoofd en het wordt corned beef uit blik vanavond. Maar ook daarvan weet Josien nog een ovenheerlijke maaltijd te maken, zelfs op de lange deining van de Stille Oceaan.
De dagen daarna zijn weer één lange periode met lichte en donkere perioden en om en om twee uurtjes (proberen te) slapen, overdag veel zon, ’s nachts een overweldigende sterrenhemel waarin Orion, de Grote Beer en vooral het Zuiderkruis schitteren. Ook de Melkweg, de planeten Venus, Pluto en Mars en de afnemende maan zijn iedere nacht aan de hemel zichtbaar.
zonsondergang op de Grote of Stille Oceaan
Gemiddeld doen we zo’n 110 mijl per etmaal. Over het algemeen weinig wind, meestal uit het noordoosten gelukkig, soms een paar uur tot boven de 20 knopen, zodat er weer veel te wisselen valt. Maar de gangbare zuidenwind doet zich niet voor gelukkig, dus blijft het bezeild. Halverwege de tocht valt de windmeter boven in de mast stil, na al die jaren zovele omwentelingen te hebben gemaakt. De richtingwijzer beweegt niet meer, het snelheidsmetertje nog boven de 6 knopen. Wéér een klus, naar boven dus, maar nu even niet. We zien veel roggen uit het water springen, de vliegende vissen zijn terug en af en toe komt een groep dolfijnen langs, helaas niet kennismaken. En waar zijn toch de walvissen? Al bijna twee jaar onderweg en nog niet één gezien, behalve die ene kleine vinvis in de Noordzee, terwijl deze streek er vol mee moet zitten.
Dagenlang geen schip te bekennen, raar na die Panamadrukte. Dinsdagochtend een groot containerschip op tegenkoers, de Maersk Wismar, die over de marifoon een windverwachting voor ons (hopelijk) laatste etmaal geeft: 10 knopen uit het noorden, das mooi! Moesson in Ecuador, das minder. Even later een eerste (open) vissersbootje met drie mannen die een lijn met petflessen uitbrengt, even verwarring hoe we ze moeten ontwijken maar ’t gaat goed, onze eerste kennismaking met Ecuadorianen, al zijn we wel even op scherp, het konden tenslotte ook kapers of drugsrunners zijn. ’s Avonds verslechtert het weer inderdaad en in de loop van de nacht begint het te stortregenen en te onweren of het nooit meer op zal houden en de wind varieert weer behoorlijk zodat de schipper weinig slaap krijgt. Intussen hebben we uitgerekend dat we met een gemiddelde van 4,5 knoop op tijd voor hoogwater (09:45 op de 15e) op de zogenoemde loodswachtplaats kunnen aankomen (denken we), dus als we te langzaam gaan moet het dieseltje erbij, we hebben geen zin in een extra etmaal op zee als het niet nodig is.
Vannacht is er één van de grote mijlpalen van onze tocht:
Woensdagochtend om 8:30 nog vier mijl te gaan, we halen het! Ik roep via de marifoon de marina “Puerto Amistad” op en krijg netjes antwoord in het Engels van een dame die de loods gaat bestellen. Als we om 9:30 op de wachtplaats aankomen worden we terug opgeroepen met de melding dat hoogwater om 7:30 was en we morgen maar moeten terugkomen! Daar worden we dus niet vrolijk van na al het geploeter om hier op tijd te zijn en na alle in dat geval nutteloos verstookte diesel, potver. . . Temeer daar ik zeker weet dat hoogwater om 9:45 is, ik heb notabeidebenen de tabellen van de Ecuadoraanse Marine gekopiëerd van internet!
Net op dat moment komt er een open boot met drie vissers langszij om water vragen. We geven ze een biertje en vragen of ze Inísh, met haar twee meter diepgang, naar binnen kunnen en willen loodsen (maar dan in handgebarentaal en rudimentair Spaans). Ja hoor, het is mogelijk, en voor 15 dollars doen ze het. Josien zit het niet lekker maar we gaan toch achter ze aan, wel beloof ik dat we teruggaan zodra de diepte onder de drie meter komt. De eerste mijl gaat prima, het blijft vijf meter diep en we zijn al over de helft naar de haveningang, maar dan loopt de diepte terug, decimeter voor decimeter, tot we uiteindelijk 2,90 peilen. Geen aarzeling, meteen omdraaien al gebaren de vissers vol overtuiging van meekomen (daar gaat hun vijftien dollar). Intussen roept mevrouw me weer op en meldt dat hoogwater inderdaad om 10 uur is, maar dat we een uur vóór hoogwater ter plekke hadden moeten zijn. Waarom staat dat dan potverdepotver niet in hun website die toch verder heel gedetailleerd (en wervend) is en die ik van boven naar onder en van links naar rechts heb uitgepluisd?? De loods komt morgen om 9 uur, want bij het avondhoogwater is het donker en laten ze ons er niet in. Dus wij met zeer zwaar de pest in terug naar open zee en daar op tien meter diepte het anker eruit. En hier liggen we nu dus te rollen tot morgen, tenminste als het rustig weer blijft, anders moeten we nog een rondje gaan varen ook. De zon schijnt weer inmiddels, dat wel, dus wij gaan ook maar weer zonnig wezen. Ik ga wat achterstallige slaap inhalen en ben bewusteloos van elf tot half drie.
Bahia de Caraquez vanaf onze onvrijwillige ankerplaats
Gelukkig blijft het weer rustig, zelfs geen regen en onweer. Dus ondanks het gerol hebben we een goede nacht, we waren tenslotte ook best moe na een kleine week op de Pacific. Om negen uur scherp zijn we weer op het ontmoetingspunt en na een minuut of twintig (het is hier tenslotte Zuid Amerika) komt ook de pilotboot met vier man sterk aanscheuren, terwijl wij langzaam zijn opgestoomd richting riviermonding. Eén van hen springt bij ons aan boord en helpt ons naar binnen. Flinke schuivers van de swell af en toe en op een gegeven moment hebben we nog 40 cm. water onder de kiel (meer dan een handbreed Gerrit), hartkloppingen! Maar het gaat goed en een kwartier later, als we de rivier zijn opgedraaid en het stadje, ingebed tussen groene heuvels, vanaf het water hebben bewonderd, worden we door de bemanning van de pilotboot aan een tijdelijke mooring geparkeerd terwijl zij onze definitieve mooring (voor en achter) klaarmaken. Daarna komt een gezondheidsinspecteur aan boord, die onze vaccinatieboekjes wil zien en ontdekt dat we geen gele koorts injecties hebben. Oei. Maar gelukkig doet hij er niet echt moeilijk over. Dit is trouwens de eerste keer dat iemand daar naar vraagt in al die tijd. Daarna gaan we even rustig bijkomen en tegen enen maken we de dinghy klaar en varen naar de wal, waar we uiterst hartelijk worden ontvangen door een aantal dames, personeel en cruisers, die ons allemaal welkom heten. Het ziet er ook erg gezellig uit bij het havencomplex(je) met een open bar en restaurantje aan het water, vriendelijke mensen in het kantoor, we krijgen van de marina een lekker koud limoendrankje met ijs aangeboden en uitleg over van alles. We voelen ons uiteindelijk erg welkom hier!