Maandag 24-01-11 – maandag 07-02-11, Mindelo – Degrad des Cannes (Frans Guyana), 1763 mijl! Onze eerste grote oversteek. Zo mogen we dit bericht toch wel noemen. En wat erover te schrijven? Het is net één grote lange dag met donkere perioden erin. En een andere manier van leven, op een altijd bewegend schip. Voor alles is meer tijd en energie nodig. Je maaltijd met één hand klaarmaken en laat niet even je bordje staan want het ligt gegarandeerd aan de andere kant van de kajuit. Josien weet op bewonderenswaardige wijze steeds een lekkere maaltijd te bereiden, hoewel een samengesteld menu al snel ingewikkeld wordt, dus vooral éénpansmaaltijden. Driemaal vangen we een goud-grijze vis (dorade) die tweemaal heerlijk wordt verwerkt tot vispotje en eenmaal met aardappels en groente, maar dat is lastig eten. Verder veel rijst en pasta’s met vlees en groente uit blik, en als we te moe zijn hebben we altijd nog de in China ontdekte kantenklare bakjes noedels: kokend water erop en na drie minuten een acceptabel maal. Voor brood hebben we half afgebakken stokbrood, knäckebröd en “scheepsbeschuit” (pakken geroosterd brood). Volgende keer willen we ook muesli proberen.
Waren we zenuwachtig? Eigenlijk niet, we vertrekken vol vertrouwen en afgezien van wat sombere overpeinzingen tijdens de nachtwacht zijn we vol goede moed, en dat blijven we ook, al zijn de laatste loodjes wel zwaar als het weer steeds slechter wordt, de ene regenbui met windfront na de andere over ons trekt en het zeil inmiddels driemaal is gereefd met een puntje fok. We hebben de laatste week regelmatig 30 knopen wind op de meter (7 bft). En we hebben ons niet gerealiseerd dat we in de staart van het natte seizoen aankomen! Daarover later meer. De regenbuien hebben wel als voordeel dat je af en toe een douche kunt nemen, het is dag en nacht rond de dertig graden hier. Bovendien spoelt nu regelmatig het zout van Inísh’ dek en tuig en neemt de boot weer wat vocht op, alles was kurkdroog geworden en zat vol met Kaap Verden- en Sahara-stof.
Inísh gedraagt zich voorbeeldig, blijft goed op koers, verdraagt veel zeil, maar met wat minder gaat ze ook nog 5-6 knopen en voelt veel stabieler en rustiger aan. Ze rolt wel veel, maar dat zal hier voor alle jachten zo zijn. Deze keer varen we met gereefd grootzeil en de fok uitgeboomd te loevert, de eerste dag zelfs nog onder spinnaker, maar zoals al gemeld, dat wordt snel reven als de wind toeneemt. We zijn trots op ons vaantje! Dat heeft zich zo kranig van haar taak gekweten. Zonder hulp van de elektrische of van ons heeft ze bijna de hele tocht prima gestuurd. Ze zwalkt wel een beetje maar de gemiddelde koers is vast en zeker, tenminste zolang de schijnbare wind boven de 10 knopen blijft. Minder trots zijn we op de zonnepanelen, die maar net genoeg stroom leveren voor de navigatie-instrumenten. Zodra de koelkast of de laptop aangaat komen we stroom tekort, terwijl de zon toch bijna recht boven ons staat op het midden van de dag. De zee is bijna leeg, dat valt ons tegen.
Ongeveer halverwege zien we de hele middag een prachtige witte vogel met zwarte striping op de kop, een mooie rooie snavel en nog mooiere witte sleepstaart rond Inísh vliegen, we weten niet wat het is. Later meldt neef Joachim (gegoogled?) dat het hier gaat om een keerkringvogel of tropic bird, we zullen ze nog vaak zien. De volgende middag komt z’n vrouwtje gedag zeggen (nemen we aan wegens gebrek aan sleepstaart).
Regelmatig zien we de kleine Madeirapijlstormvogel en soms een grotere. Eén van de laatste nachten krijg ik tijdens mijn wacht bezoek van een zwarte vogel, het lijkt een overmaatse merel, die op twintig cm. boven m’n hoofd op de buiskap gaat zitten, daar een uurtje blijft en dan weer vertrekt, was zeker ook moe. Verder komt op de dag voor Josiens verjaardag een grote school grijsbruine dartele dolfijnen haar vast gelukwensen, ze springen soms wel een meter uit het water, altijd weer feest. Na een half uurtje gaan ze weer. Maar verder? Nog steeds geen walvis, geen albatros, geen haaien, geen schildpadden meer. En weinig vogels. Josiens verjaardag helaas zonder taart, kadootjes of bezoek, ik had natuurlijk stiekem wat moeten regelen in Mindelo, er was wel veel te regelen en bedenken, maar shame on me. Toch hebben we een goede dag, lekker éénhandsontbijtje met koffie voor haar gemaakt terwijl ze kon “uitslapen”. En verder gewoon van de dag genoten. Bovendien naderen we onze bestemming. Ik maak me wat zorgen omdat er een forse deining staat en het is lage wal daar en erg ondiep. Gaan we geen brekers krijgen? In de nacht roep ik een passerend vrachtschip op en word te woord gestaan door een aardige dame, die ons het weerbericht voor de Guinese kust geeft: n.o. 3-4 bft met vlagen en buien, dat stelt gerust.
Maandag 07-02-11 – dinsdag 08-02-11, Degrad des Cannes. Eerst lijkt het erop dat we in de nacht aankomen, maar door de sterk wisselende wind (van 10 tot 30 knopen) en wat minder stroom mee de laatste mijlen kunnen we met donker de uiterton aanlopen (het licht is van ver te zien) en met daglicht de vaargeul verkennen (op de foto een oostboei). De stroom naar binnen is gelukkig mee. In de geul komt ons een vrachtschip tegemoet, waar we voor moeten uitwijken, de pilot verwijst ons naar de rand van de geul. We zien een laag land met wat heuvels en wat lage eilandjes voor de kust. Naast de geul zie ik toch veel brekende golven (rollers) lopen. Maar wij hebben geen last. De geul gaat over in een rivier, we zijn benieuwd naar de haven en de stad, maar alles wat zien in een bocht van de rivier zijn een paar kades met militaire en vrachtschepen, fabrieksschoorstenen, opslagtanks, wat losse bebouwing en verschrikkelijk veel groen. Wat een verschil met Kaap Verdië! Inmiddels regent het pijpenstelen, zodat ik in m’n zwembroek onder de buiskap vandaan kom om het zeil te strijken en nog een gratis douche te ontvangen. Voorbij de kade zien we toch nog een aantal masten van jachten. Wij erheen. Er blijkt een heuse drijvende steiger te zijn met een paar overheidsschepen, een paar vastgeroeste jachten en een andere (Engelse) passant. Er is geen plek vrij en iedereen verwelkomt ons, maar wil ons niet langszij, vanwege het gehobbel op de tijstroom. Uiteindelijk regelt een jachtschipper voor ons een plekje naast een overheidsschip, waar we mogen blijven tot de volgende ochtend, nadat de schipper per gsm om toestemming is gevraagd. Die schipper zien we later en van hem mogen we langer blijven (de volgende morgen blijken ze toch te moeten varen en verkassen wij naar het naastliggend vastgeroeste jacht van een Fransman). Het kost hier niks, we hebben douche, water en elektra en volgens Nickie, onze Engelse buurvrouw is dat: “because they don’t give a shit, and anyway, you paid for it, it’s all EU-money”. Je zou verwachten dat we vastmaken en het bed induiken, maar nee, er is nog energie over! Dat zegt iets over onze beleving van de oversteek. We hebben kennelijk op een goede manier onze wachten gedraaid, vertrouwen in schip, navigatie en zeewaardigheid gehad en het lichamelijk ongemak goed doorstaan. Schipperspetje af voor Josien, die zich kranig heeft geweerd en een goed humeur behouden. Dus gaan we na afmeren en opruimen de omgeving verkennen, ondermeer om de douane te zoeken. Maar we krijgen een lift van een dame en even later van een gescheiden jongeman uit Guadelupe, die ons helemaal naar Cayenne, de hoofdstad, meeneemt.
Cayenne is heel apart, beetje oude koloniale stijl, rommelig, kleurrijk, soms netjes, soms verwaarloosd. Vandaag is het erg warm en broeierig met heel veel zware regenbuien, waartussen het (buiten)leven hier gewoon, relaxt en vriendelijk doorgaat. De mensen zijn weer aardig, hulpvaardig en belangstellend. Je ziet alle kleuren en rassen en zover we kunnen zien gaan ze zonder discriminatie met elkaar om. De taal is Frans, het land hoort ook nog bij Frankrijk, we hebben dus ook een Frans gastvlaggetje in het want. Je laat je gewoon natregenen want als het even droog is, ben jij dat ook weer snel. De haven van de stad, die ook aan een rivier ligt, stelt echt niks voor en is grotendeels dichtgeslibd, wel jammer. Vandaar Degrad. We wandelen door de stad, drinken koffie op een feodaal terras, later een biertje bij een Chinees op z’n stoep. We bezien wat gebouwen en de overdebaaiuitzichttoren van de stad. Onze chauffeur van de heenweg zal ons om één uur weer oppikken om ons weer mee terug te nemen, maar dat gaat mis, want als we het afgesproken plein oplopen, zien we hem net wegrijden en hij kijkt niet om. Uiteindelijk nemen we maar een taxi terug, want geen OV.
’s Avonds met de kippen op stok want we kunnen de oogjes nu echt niet meer openhouden, en we slapen als roosjes de klok rond. Dinsdag krijgen we van de Engelsen een lift naar een supergrote supermarkt halverwege Cayenne, waar we onze voorraden een beetje aanvullen en lekker weer wat verse spullen kopen. We liften terug naar Degrad en dat gaat weer heel gemakkelijk. Intussen ben ik al een keer naar de douane geweest maar die was gesloten en zo langzamerhand krijgen we ook een beetje de laissez faire sfeer van hier, want ik denk, lamazitte, morgen zijn we het land weer uit.
Woensdag 9-02-11 – donderdag 10-02-11, Degrad des Cannes – Domburg (Suriname), 192 mijl. Die 192 mijl door het water is zo’n 210 mijl over de grond, want we hebben de hele tocht toch een stroom mee! Altijd wel een knoop, maar uren lang ook bijna twee en dat schiet op! Anders hadden we nooit bij daglicht de uiterton van de Surinamerivier gehaald. Maar het begint met vroeg opstaan in Degrad, ontbijt, water tanken, trossen los en zachtjes de haven verlaten. Een hopperzuiger uit Sliedrecht is al bezig in de vaargeul en even later komt de pilot ons weer de kant insturen omdat er een groot vrachtschip de haven verlaat. Na twee uur zijn we de uiterton gepasseerd en weer op de open oceaan, voor het lapje naar Suriname op een koers van 300º, waarbij ik op halve wind had gerekend met die n.o. passaat, maar het wordt toch uitbomen. Al gauw trekken de eerste regenbuien weer over ons heen. En in een aantal daarvan zit een héél verraderlijke wind, die van bijna niets soms in een paar seconden oploopt naar 30 knopen (7 bft), dus van vol tuig naar dubbelgereefd met puntje fok. Soms zie ik het aankomen, soms niet. Dat resulteert erin dat ik het dubbel rif er maar in laat zitten en het zeiloppervlak verder regel met de genua. En zo varieert de snelheid van Inísh tussen de 5 en 7 knopen (+ 1,5 à 2 knopen stroom mee). Het wordt daarmee wel een zware tocht, de nacht zonder veel slaap, regelmatig gratis douchen in de zwembroek en veel schuilen onder de buiskap. Niet echt fijn. Maar aan alles komt een eind en vanwege die heerlijke stroom mee verkennen we tegen zessen de volgende avond de uiterton van de Surinamerivier. En dat is belangrijk want de toegangsgeul naar de rivier is zeer ondiep en daarbuiten kun je zelfs aan de grond raken. Gelukkig is de swell hier niet meer zo hoog, die is al stukgelopen op het ondiepe water voor de kust. Na de uiterton zie ik ook al de eerste groene van de geul, die hier merkwaardig genoeg aan bakboord ligt. Enfin, ze rijden ook links in Suriname. Later leren we dat het Amerikaanse systeem zo is. Maar dan begint het. We krijgen een gigaregenbui over ons heen, het klettert erover, geen boei meer te zien. Bovendien gaat de wind weer naar de 30 knopen, nu eerst half en later nog meer aan de wind, zodat we een zware tocht naar binnen krijgen! Regelmatig controleer ik op de laptop met de C-map kaart of we nog in de geul zitten en dat is extra lastig omdat de GPS-aanwijzer voor de locatie van Inísh op de kaart er vandaag mee stopte. Toch komen we na een uur en veel gemartel en kletsnat van de regen bij de monding van de rivier aan. Maar dan is het nog zo’n 10 mijl naar Paramaribo.
Ik weet niet goed waar we kunnen liggen en zoek contact met de havendienst. Die verwijst ons naar een ankerplaats bij Domburg, nee niet helemaal in Zeeland, maar wel nog eens 15 mijl voorbij Parademaribo! Shite! We zijn al zo moe en zo nat. Maar goed, kan er ook nog wel bij. En net als we de moed willen opgeven en denken dat Domburg toch in Zeeland gezocht moet worden zien we lichtjes van schepen. Blijkt de vissersvloot van Domburg. Iemand verwijst ons verder. En ja hoor, na nog een mijl ontwaren we een paar masten en maken we contact met een jacht dat daar voor anker ligt. Hier is het. En eindelijk, om elf uur ’s avonds, terwijl we ook op de rivier nog steeds de stroom mee hebben, kunnen we doodmoe ons ankertje laten vallen. Brave Bruce houdt gelukkig meteen! En als een huis! Ankeralarm en ankerlicht aan, natte plunje ruimen, borrel erin en twaalf uur lang bewusteloos.
Vrijdag 11-02-11, Domburg (Suriname). Wat is het hier prima vertoeven! We doen deze dag rustig aan, hebben we verdiend vinden we. Eerst maken we de boot weer een beetje fatsoenlijk, Inísh stinkt helemaal van de broeierigheid. Bovendien heeft er toch weer een Marokkaanse dieselcan gelekt. Schoonmaken dus. En zeilen netjes opdoeken en een beetje poetsen, en dinghy eindelijk weer oppompen.
Er is een soort zeilerscafé waar we al snel contact maken met andere al of niet vastgeroeste zeilers en waar we bijna gratis bier (je koopt hier een literfles met plastic bekertjes en iedereen aan je tafel drinkt mee) en heerlijk nassi krijgen. We zitten lang te praten met Nettie en Jelle, een stel dat uit Hoorn komt, en hier al zes jaar op hun boot woont, ze gaan nu een huis bouwen.
Zaterdag 12-02-11, Domburg en Paramaribo. Om negen uur staan we bij de bushalte. We zijn gewaarschuwd dat, vooral in het weekend, de bussen onregelmatig rijden. Ze zijn particulier, meestal van Hindoestanen die er een soort Bollywoodbusjes (30 pers.) van gemaakt hebben. En die jongens wachten tot de bus zowat vol is voor ze gaan rijden. Dus staan we om half elf nog bij de halte. Dan komen Jelle en Nettie langs en geven ons een lift naar een halte verderop waar meer bussen stoppen. Daar zitten we weer een half uur en maken kennis met Radj uit Domburg, die ook op de bus wacht. Na een half uur stelt hij een taxi voor, het bedrijf is vlakbij. Maar heeft geen taxi vrij. Terug naar de bushalte en eindelijk . . . om half twaalf. . . komt er toch nog een bus.
Om twaalf uur zijn we in de stad. We kopen een Surinaamse gastvlag, laten pasfoto’s maken voor ons visum, eten een loempia met twee Hollanders uit Vlieland en Noordwijk, bezoeken het regerings-kwartier wat er nog prachtig uitziet, al moet men ook hier uitkijken voor de tand des tijds. We zien het optrekje waar president Bouterse verblijft, ff beter dan de cel die de Nederlandse overheid hem heeft toebedacht.
We zien fort Zeelandia maar bezoek moet nog wachten want het is dicht. Het is hier wel erg prachtig, terwijl de rest van de stad een gezellige rommelige heksenketel is op zaterdag. Om drie uur zitten we in de bus terug, om vooral de laatste niet te missen. Intussen is de regen weer af en aan met bakken uit de lucht gevallen, afgewisseld met een heel warm bleek zonnetje. Terug in Domburg maken we kennis met Harry en z’n vrouw die ons meteen uitnodigen, maar we zijn te moe, later in de week. Vervolgens worden we, als we in de dinghy stappen, door een oude witte Engelsman en een jonge zwarte Amerikaan aan boord uitgenodigd voor een drankje om zes uur. Dat doen we maar even. En nu terug aan boord om even uit te blazen. Morgen gaan we een auto huren voor een aantal dagen en maandag gaan we inklaren, wat nog een heel gedoe belooft te worden. Wordt vervolgd.