Bericht Inísh 2014-06, Sri Lanka.

Zaterdag 15 maart – dinsdag 25 maart, Galle, Sri Lanka. Zaterdag samen met de Luna’s naar het Galle Music Festival 2014, ons aangeboden door de overheid en de Noorse ambassade. Met een wel zeer afwisselend programma. Het begint een half uurtje later, om vijf uur.

In het begin is het nog niet zo druk. Wel een leuke sfeer met ongeveer de helft toeristen en de helft “Gallinezen”, die later de overhand zullen hebben.

Het festival komt wat moeizaam op gang, de betere groepen zijn duidelijk na de pauze geprogrammeerd. Na een uurtje of anderhalf besluiten we dan ook om even te gaan eten tussendoor. In het oude fort, in een prima eethuisje, Pedlars Café. We hebben nog een leuk gesprek met de Zwitserse serveerster, die het hier naar haar zin heeft ondanks de lange werkuren en laag loon. Onze terugkomst bij het festival hebben we slecht gepland want we worden eerst een uurtje verveeld met te lange saaie toespraken van het presentatie duo, een kamerlid, een gouverneur en de Noorse ambassadeur die elkaar en zichzelf menigmaal herhalen. Naast de goede boodschap dat muziek verbroedert en rassen verbindt (Sinhalezen en Tamils vooral) ook veel politiek (verkiezingen over twee weken).Dan volgt nog een abominabel orkest van een zeer overjarige hippie die oude Aziatische smartlappen a la Piet Veerman en Blue Diamonds, maar dan vals, vertolkt. Hier kennelijk nog steeds populair. Maar tenslotte wordt ons lange geduld toch beloond, want achtereenvolgens genieten we van een Palestijnse groep (heeft iets kletzmer- Arabisch-fado-achtigs),

een Tamil folk music groep (lijkt wat op Balinese dans, maar met de nadruk op zang en acteren), ik vind het boeiend al begrijp ik er weinig van, met mooie melodieën, begeleid door trommels en accordeon, afwisselend bespeeld door de leden die ff niet optreden. Dan een Braziliaanse salsa groep, swingen! Professioneel en enthousiast uitgevoerd. En dan waar de inheemsen op zaten te wachten: Naadro, een spetterende ritmeformatie met een combinatie van moderne drums, traditionele trommels en mondgeluiden, alles elektronisch versterkt. Opzwepend en meeslepend gebracht. Daarna een fascinerende moderne dansgroep, nATANDA, met eerst een prachtige parodie op “Fame”, nog een mooi stuk (tegen de wens van de organisatie want het loopt nogal uit) en tenslotte een gezamenlijk optreden met Naadro. Zo, dat was genieten het laatste uur. Beter kon het niet worden en we hadden inmiddels om even voor twaalven een houten kont en rugpijn van het kleedzitten, dus voldaan Inísh- & LaLuna-waarts.

Zondag en maandag een beetje door de stad gezworven, boot cementvrij gemaakt (er was een cementschip gelost naast ons en er zou twee weken geen cement meer komen, als ik dit schrijf ligt het tweede schip alweer te lossen en Inísh onder een nieuwe laag cement. Boodschappen gedaan ter voorbereiding op onze grote “Indian Ocean crossing”.

Dinsdag vertrekken we samen met de Luna’s voor een driedaagse tocht door het binnenland, georganiseerd door Denise samen met “hun” tuktuk-driver.

Er is een minibusje met chauffeur, Raffie, geregeld, die ons drie dagen gaat begeleiden. Om zeven uur staan we bij de toegangspoort waar Raffie ons al opwacht, en even later zijn we onderweg.

Het busje is een ouwe rammelkast maar Raffie is er trots op en gaandeweg de tocht merken we dat hij oprecht z’n best doet om ons een paar mooie dagen te bezorgen, al komt ook bij hem af en toe het winstbejag om de hoek kijken. Over de Sri Lankeese rijstijl kun je een boek schrijven. Met z’n vieren naast elkaar op een tweestrooksweg is min of meer gewoon (tuk-tuks zijn niet zo breed). Inhalen als er een tegenligger aankomt ook, in het vertrouwen dat die wel de berm induikt voor je. Doet ‘ie gelukkig ook wel. Maar ons klopt regelmatig het hart in de keel bij deze capriolen. We hebben een keer een tuk-tukker ons zien inhalen terwijl we zestig reden en op de andere weghelft een vrachtauto ons passeerde. Bloedstollend. Wat een vertrouwen! In Boeddha? Of Allah? (Onze chauffeur is moslim en rijdt ook zo). Eerst rijden we over de moderne tolweg naar Colombo, dat we links laten liggen, geen interessante stad. Dan het binnenland in naar eerst een authentieke Sri Lanka lunch, die meestal bestaat uit rijst, diverse groenten, curry en vis of vlees.

Dan naar een absoluut hoogtepunt van de tocht: bezoek aan een olifantenopvang, een groot terrein met inbegrip van een stuk rivier waar de (misschien wel honderd) olifanten los rondlopen (onder begeleiding) en de bezoekers binnen een omheining. Maar je kunt en mag ook tussen de reuzen als je durft. Eerst zien we het afspuiten van een paar zieke fanten, dan komt de grote meute al trompetterend en zand spuitend terug van een baadsessie in de rivier. Die hebben het duidelijk naar hun zin.

Daarna laten we ons nog een half uurtje vertederen door een tweetal peuters (15 maanden) en baby’s (9 maanden) die lekker ravotten met elkaar in een soort vijver, terwijl de oppasser ze met een tuinslang van water voorziet. Tenslotte bezoeken we de rivier waar nog een koppeltje lekker in het water afkoeling zoekt. We fotograferen ons te pletter en genieten!

Josien koopt een “lachende Boeddha” die ze hier eindelijk vindt en die nu onze kajuit opsiert.

Daarna rijden we door naar Dambulla, waar we de mooie oude grottempel bezoeken. In gepaste kleding natuurlijk. Om zeven uur arriveren we na een mooie, vermoeiende dag in ons hotel, dat een resort midden in het bos blijkt te zijn. De kamer is redelijk, met airco en douche, heerlijk, en als we naar buiten stappen zien we ijsvogels, vleermuizen en pauwen in de bomen. En de gestreepte eekhoorntjes lopen ons voor de voeten. Om acht uur eten we weer curry en dan vroeg naar bed. Maar eerst probeer ik nog te skypen met m’n jongste kleindochter Senne, want die is jarig, maar helaas geen contact, dus stuur ik een videoboodschap.

Woensdag weer vroeg op voor een bezoek aan de 200 m. hoge Leeuwenrots in Sigiriya, een spectaculaire rotsformatie, in de 4e en 5e eeuw A.C. een soort koninklijk penthouse, daarna een klooster. Omringd door een prachtige tuin met verdedigingswerken, hydraulische hoogstandjes en kunst uit vroeger eeuwen. Indrukwekkend. Maar het is helaas te hoog, te warm en te druk om de rots helemaal te kunnen beklimmen. Er is een gigantische file bij een wenteltrap halverwege de rotswand en het zou zeker vijf uur duren voor we weer beneden staan, past niet in het drukke program. Dus gaan we halverwege terug. Josien moest al beneden blijven want die verrekt helaas vandaag van de pijn in haar heup en been. Reuma. Jammer, maar evengoed vinden we het complex zeer indrukwekkend (ook erg duur, een ticket kost ruim €20).

Onderweg naar de bergen bezoeken we nog een spice-garden, deels een herhaling van ons eerdere bezoek nabij Galle, maar deze is veel interessanter en uitgebreider, we zien ook een eigen touwslagerij, hoe de peper groeit en een mevrouw die ons demonstreert hoe de curry wordt gemalen en samengesteld,

de kaneelstokjes worden gedroogd en hoe heerlijke hartige, kruidige rijstkoekjes worden gefrituurd. En de lunch (lopend buffet) is hier werkelijk voortreffelijk, inclusief het ijsje met fruit toe.

de rijst wordt gewand,

Vervolgens eerst naar een batikwerkplaats, waar we kunnen zien hoe verschillende kleuren verf worden aangebracht op een doek door afwisselend de stof in de was te zetten en dan in een verfbad, soms wel 10 keer opnieuw, een geduldwerk! Josien koopt er een mooie sari die je op veel manieren kan dragen, als jurk of als rok.

Dan naar Kandy, de vroegere hoofdstad van Ceylon, gebouwd rond een mooi bergmeer, waar we een oude tempel bezoeken met daarin een tand (!) van de Boeddha, heel heilig. Verder valt Kandy me tegen, mogelijk door gebrek aan tijd.

En dan de lange rit de bergen in, waar we om half acht bij ons hotel in Nuwara Eliya (spreek uit Noeralieja) zullen arriveren. Onderweg zien we heel veel theeplantages, waar Sri Lanka (Ceylon) het meest bekend om is. Raffie wil ons overhalen er één te bezoeken, maar daar hebben we geen puf meer voor. We hebben er tenslotte ook al één gezien. Inmiddels merken we steeds meer, dat drie dagen te kort is voor een degelijk bezoek aan dit (binnen)land. Het diner is niet best (gelukkig fijn geluncht), de kamer is goed. Het ontbijt ook, de volgende morgen.

Daarna een rustige wandeling langs het meer van Nuwara Eliya, waar we zomaar een watervliegtuig zien landen, en een rustig halfuurtje op een terrasje aan de oever met een kop warme koffie, die hier van pas komt, want boven in de bergen (2000 m.) is het een stuk koeler, de lange broeken en sweaters zijn uit de rugzakken en om het lijf.

Na deze rustige start van de dag weer de gang erin. Raffie rijdt naar Ella, terwijl wij in een ander busje (naar later blijkt vanwege wegwerkzaamheden: een half uur veel te hard rijden, rammelen, hobbelen, glijden en levensgevaarlijk inhalen op een weg zonder asfalt, maar met heel veel verkeer, graaf- en wegenbouw-machines). Onze chauffeur lijkt wel een kamikazepiloot, alleen zitten wij er ook in metsenvieren. Hij is wèl ruim op tijd bij het treinstation van Nanu Oya, vanwaar we met de trein een mooie, wederom spectaculaire tocht hebben naar Ella. We bewonderen de natuur, mooie en vriendelijke mensen, vergezichten, weer veel theeplantages, rijstvelden en groentetuinen. Het is verbluffend zoveel soorten prachtige groenten er in dit land worden verbouwd. We kopen van een treinventer lekkere hartige bakseltjes met ingefrituurde garnalen, die we met schild, ogen en poten moeten eten, toch best lekker (pittig), wadi’s heten ze.

Het spoor slingert zich tussen de bergtoppen door, langs steile hellingen en door tientallen tunnels. Waarschijnlijk aangelegd tijdens de Britse overheersing. We genieten met volle teugen. Alle ramen en deuren staan open, dus je kan lekker naar buiten hangen, maar pas op voor dicht langs zoevende bomen, rotsen en seinpalen. Hoewel, de gemiddelde snelheid is naar schatting zo’n 20 km/u. Veel te snel komen we aan in Ella, na twee uur treinen en op een tiental andere stationnetjes te zijn gestopt. Raffie staat ons al breed glunderend op te wachten, en bergaf gaat het in het busje, naar de zuidelijke vlakten.

We bewonderen nog de mooie waterval van Ella en drinken onderweg een lekkere handgemaakte, van verschillende vruchten samengestelde fruit juice.

Dan rijden we nog door het Yala Ruhuna Nationale Park, waar de olifanten en luipaarden los rondlopen. We zien helaas slechts de sporen van ze. Wel een mooie savanne met moerasgedeelten. Ook wordt hier zout gewonnen. Tijdens de terugreis naar Galle zijn we getuige van een telefonische ruzie tussen Raffie en onze tuk-tuk-reisorganisator. Raffie, moslim, verwijt de jongens dat ze teveel geld willen voor te weinig werk en maakt zelfs een paar min of meer racistische opmerkingen over “die boeddhisten die maar denken dat ze alles kunnen maken”. Doet wat afbreuk aan de goede sfeer. Moeilijk voor ons te beoordelen of hij een punt heeft of niet. Hij zet ons nog af bij een eettentje waar we een soort gehakt mengsel van rijst, groente, ei, kip en kruiden te ten krijgen. Ik weet niet meer hoe het heet, maar het moet hier populair zijn. Ons smaakt het matig. En dan, om half tien ’s avonds zet hij ons af voor de poort van de haven. Moe, vol indrukken, tevreden over het vele mooie, en ook wel blij weer aan boord te komen. Als we Inísh en La Luna bereiken, zien we dat onze bootjes er vuil maar onbeschadigd bijliggen. En vrij eenzaam, want er zijn twee boten vertrokken naar de Malediven en onze Duitse buurman vertrekt een dag later naar het ponton aan de overkant. Die had schade veroorzaakt bij een Canadese catamaran aan bakboord van hem (gelukkig niet bij ons, wij lagen aan zijn stuurboord zijde, zo zelfzuchtig ben ik dan ook wel weer). Nog even de rugzakken uitpakken, een borrel (onderweg geen alcohol gedronken want moeilijk te krijgen) en uitgevloerd naar kooi.

Vrijdag een rustige dag, wel ’s middags een begin maken met de inkopen voor ons volgende traject. Zaterdag met Denise en Etienne, weer met de trein (nu voor 120 ruppees pp heen en terug = €0,60), naar Matara, een VOC-stadje zo’n vijftig kilometer ten oosten van Galle. De treinreis is vermakelijk met veel vertraging, geschommel, geschok, locomotief-getoeter, handbediende overwegen en opnieuw mooie en vriendelijke mensen erin.

het VOC-fort van Matara

Matara valt tegen, de oude stad is nog geen schijntje van het fort van Galle, maar er is wel een prachtig, met Hollands geld gerestaureerd, mini ster-fortje, een redoute. In de fortgracht ook nog een heuse krokodil en hele grote vissen. Op een eilandje voor de kust een pittoreske Boeddhatempel. In het stadje doen we nog wat inkoopjes, zachte oordopjes voor de iPod, hele verbetering, de oude vielen er altijd uit bij mij. Een groot muggennet, waar we al heel lang naar zochten. En een heerlijk bruin brood. Ik drink een lekkere zuurzak vruchtensap, die je ook in Curaçao had.

Om vijf uur vertrekt de trein terug precies op tijd. Alleen moeten we halverwege een kwartiertje wachten op de sneltrein uit Galle (enkelspoor), waarbij we zolang op een zijspoor worden gerangeerd. ’s Avonds lekker eten in het oude fort van Galle. Zondag eerst eens het water in om het onderwaterschip te bekijken, valt mee, alleen de schroef is weer flink aangegroeid, klus voor dinsdag. ’s Middags gaan we nog een keer naar het oude Galle, zwerven wat door de straatjes en over de wallen, waar we Denise en Etienne op een bankje zien zitten. Zowel onze cruiser-vrienden als het Sri Lanka gezin naast hen maken plaats voor ons vrij, waarna we een halfuurtje over de zee staren richting Chagos. Dan een lekkere pizza eten en terug naar Inísh. Maandag diesel en drinkwater regelen en dit verslag voltooien en uploaden. Dinsdag nog boodschappen doen en onderwaterschip reinigen. Woensdag uitklaren, trossen los en anker op met bestemming Chagos, een groepje atollen, waarvan één, Diego Garcia in gebruik is als vliegbasis door de USAF (streng verboden toegang!) en waarvan we twee andere, onder Brits beheer, mogen bezoeken met een vooraf via internet geregelde “Cruising Permit”, te weten de Salomon Islands (ring eilandjes in één atol of ring-rif) en Pedros Banhos (idem, maar groter). Je kunt ze vinden op Google Earth, pos. 5° 18,3’ S, 72° 14,5’ E. Beide atollen zijn onbewoond, we zijn dus voorlopig verstoken van internet en gsm. Slechts bereikbaar via Iridium. We hebben 10-14 dagen nodig om er te komen, willen er twee tot drie weken blijven en dan door naar Mauritius, weer 10-14 dagen zeilen. Nog een nachtje voor anker in de baai: . . .

. . . en dan zijn we waarschijnlijk ruim veertig dagen uit beeld.