Dinsdag 01-11-11 – woensdag 02-11-11, Santa Marta-Cartagena, 109 mijl. Naar Cartagena, om 05:15 de wekker, om 06:00 de trossen los, nadat we Don en Nancy al weggeholpen hebben. Even na ons steekt ook de Zwitserse Jean Marie met Jacky en Walter van wal.
De eerste paar mijl is het dieselen, geen wind, dan komt er een heel klein beetje, zodat we met een gangetje van 3-4 knopen naar het zuidwesten sukkelen. Het is niet zo erg, want we hebben ruim de tijd, we willen met daglicht aankomen en moeten er dus tenminste 24 uur over doen. Maar waarom dan zo vroeg weg vraag je je natuurlijk af. Wel hierom, na zo’n 50 mijl passeren we de beruchte rivier de Magdalena, waar zowat de hele Colombiaanse regenafvoer op zit aangesloten. Dat geeft veel stroom, haaks op de normale stroming en op de heersende wind, bovendien voeren de Colombianen naast regen ook een hoop rommel af via de rivier. Boomstammen kom je zeker tegen, maar er zijn ook dooie koeien gesignaleerd, en daar willen we Inísh niet mee in aanvaring hebben. Passeren bij daglicht dus. Dat lukt wonderwel, er komt een tikkie meer wind en met de genua uitgeboomd en onder toevoeging van wat diesel af en toe passeren we de rivier rond vier uur. Eerst wordt ineens het water bruin, omzoomd door een “groenstrook”, dan wordt de stroom dwars en tegen. Af en toe lijkt het of we door een groentetuin varen, zoveel planten(afval) drijft er. En inderdaad af en toe een boomstam. Nu we hier zo mooi op tijd zijn opent dat het perspectief om de nacht te gaan ankeren in een baai 15 mijl verderop maar dan moeten we die wel bij daglicht kunnen verkennen. Dat gaat ons net niet lukken. Maar Jean Marie wel. Ze melden dat het invaren heel makkelijk is, geven ons waypoints door die zij gevolgd hebben en zullen ons straks naar binnen loodsen. Maar eerst hebben we nog een spannend uurtje, want na zes uur is het hier in heel korte tijd helemaal donker, en dan is het best eng om op de kust in te varen, met alleen C-map en opgegeven waypoints. Maar we krijgen hulp! Een hele school dolfijnen escorteert ons. Ze maken de gekste capriolen af en toe, springen geheel uit het water, petsen met de staart dat het knalt en hebben de grootste pret om ons. Ze blijven tot we de baai veilig zijn binnengevaren. Jean Marie heeft ons dan gespot, we hebben marifooncontact en ze seinen ons met een schijnwerper naar zich toe, want hun ankerlicht is door de achtergrondlichten moeilijk te onderscheiden. Het blijkt een enorme hoefijzervormige baai, aan de zeekant beschermd door een lage, begroeide wal, verder omringd door heuvels. Het waait inmiddels pittig, tegen de verwachting in, maar nadat we om 19:30 uur ons anker hebben gedropt naast Jean Marie liggen we nog safer en rustiger dan in de marina! We blijven aan boord, gaan vroeg te kooi, want nog ruim 50 mijl te gaan, en we willen weer voor donker binnen, dus woensdag de wekker op 05:30.
Nou, dat wordt een heerlijk dagje zeilen. Het begint al met zo’n twintig knopen gemiddeld achterop, soms meer, dus eigenlijk had ik moeten reven. Maar het gaat, we rollen wel de genua half in en bomen weer uit natuurlijk, waarna we al snel met een vaartje van 7 knopen van de golven af surfen. Na een uurtje hebben we de voor ons varende Jean Marie, een kits onder genua en bezaan van ruim 40 voet, al ingehaald en tegen de middag is ze nog een stipje aan de horizon, achter ons dan. Zou toch niet moeten met
We zeilen nog twee mijl op vlak water langs de stad en draaien dan op de motor het ankergebied op, waar Don en Nancy ons al opwachten. Zij kwamen om 11:30 binnen, want hebben de hele nacht doorgezeild. Er is nog een vrije plek aan hun stuurboordszijde.
Donderdag 03-11-11 - zaterdag 05-11-11, Cartagena. Om zeven uur op, om acht uur cruisersnet, even later komt onze agente Paola voor het inklaren. Om negen uur breng ik nog even wat foto’s van de Jean Marie op een stickie naar Jacky en Walther,
Zeer indrukwekkend, zeer Spaans . .
(al is het interieur van de kerken minder protserig dan in Spanje) en zeer vermoeiend door de vele straatverkopers en het geslenter in deze hitte. Toch is een bezoek aan deze mooie oude nog volledig ommuurde stad erg de moeite waard. Om twee uur zijn we terug aan boord na eerst nog de nabije supermarkt te hebben bezocht, luxe en duur. ’s Avonds willen we samen inheems uit eten, maar het wordt, overigens heerlijke, pasta en pizza. Met de anchorage zijn we niet zo blij. Het is rumoerig door verkeer, generatoren, scheepsmotoren, een nabije containerterminal en diverse muzieksoorten vanaf de wal. Verder is het water continue onrustig door de scheepvaart en het is warm, ook omdat er bijna geen wind is. Toch slapen we wel goed.
Vrijdag gaan we met D&N naar het "Fuerte San Felipe de Barajos", een gigantisch fort dat door de Spanjaarden met succes is ingezet om zich de Engelsen, de Hollanders en de Fransen van het lijf te houden.
We eten weer uit met Don en Nancy, ditmaal shoarma, geen inheemse tentjes in de nabijheid van de Clube Nautico te vinden en we zijn te moe om lang te zoeken. Hoewel we de stad indrukwekkend vinden, verlangen we er toch naar om snel verder te gaan. San Blas lokt. Dus vragen we onze agente Paola om ons uit te klaren zodat Bag End zaterdagavond en Inísh zondagochtend kan vertrekken. Zodoende hopen we ongeveer gelijktijdig in Panama aan te komen. Hoewel Paola alles rommelig en op het laatste moment regelt komt het wél goed, ondanks het feit dat haar taxi door een onverlaat is aangevallen en de chauffeur al z’n geld van z’n karige opbrengsten moest inleveren! Onze paspoorten heeft de crimineel gelukkig over het hoofd gezien. Zaterdag gaan we samen boodschappen doen voor oversteek en San Blas, waar weinig te koop is. En tegen onze gewoonte in laten we ons met al die tassen vol terugbrengen door een taxi voor ca. $3. ’s Avonds zwaaien we Bag End uit en gaan vroeg te kooi, want de wekker staat weer op 05 uur.
Zondag 06-11-11-maandag 07-11-11, Cartagena - Puerta Obaldia - Puerta Perme, Panama, 161 mijl. Om half zes gaat met heel veel moeite ons zware Rocna anker van 12 meter diepte omhoog en dieselen we zachtjes het ankergebied uit. Ook de eerste mijlen op zee moet het dieseltje nog bij, maar langzaam pikt de wind op en kunnen we gaan zeilen. Een mooie halve wind gedurende de hele dag die oploopt tot zo’n 12 knopen, zodat we met een knoopje stroom mee lekker opschieten. We hadden gerekend op een aankomst voor donker, maar dat wordt in de ochtend, zodat we tijd hebben om in te klaren maandag.
Onze grootse belevenis is de visvangst. Eerst vangen we een kleine bonito, dan een dorade van wel meer dan een kilo, maar die glipt van de lijn met haak en al (was een fabriekslus Tom, niet jouw knoop!). Maar met een nieuw tuig komt er al snel na het ingooien toch een nieuwe heer dorade aan ons lijntje!! Josien ziet hem al een meter boven water springen en krijgt een harde ruk aan de lijn. Langzaam haalt ze de lijn in op de lier en de vis zigzagt achter de boot aan. Voorzichtig trekken we hem boven water in ik snij zo snel mogelijk zijn kieuwen door en laat hem uitbloeden in zee. Met moeite krijgen we hem aan boord want hij spartelt nog flink na. Hij is zeker wel een halve meter (zie foto). In de consternatie vergeet ik hem te wegen, maar we hebben hem binnen en ’s avonds eten we alleen maar heerlijk gebakken verse dorade, een waar feestmaal!
’s Nachts wordt de wind steeds achterlijker, uiteindelijk moet de fok weer te loevert en dus de spi-boom er in. Het weer verslechtert ook langzaam. Aanvankelijk trekken de buien allemaal langs ons heen en zien we de bliksem in de verte, maar net als het licht wordt kómt er toch een bui over ons heen. Zo hard heeft het op Inísh nog nooit geregend, de buiskap lekt zelfs door en later blijkt er water onder in de boot te staan. De wind geeft ook forse rukken tot tegen de dertig knopen en komt van alle kanten, valt dan weer geheel weg en komt weer opnieuw. Allemaal tijdens mijn wacht, dat komt wel goed uit. Maar ik ben er een paar uurtjes behoorlijk druk mee, soms om wanhopig te worden met al die zeilwisselingen in de neer hamerende plensbui. De donder knettert boven ons hoofd en het zicht is gereduceerd tot nog geen honderd meter. Gelukkig zitten we nog zo’n dertig mijl uit de kust en is er geen schip in de wijde omtrek. Net als we in de buurt van de grens Colombia-Panama de kust naderen waait de bui over en zien we heuvels voor ons oprijzen. Ik roep Bag End op en hoor dat ze net zijn binnengelopen. Wij hebben nog ruim een uur te gaan, maar onze inschatting over gelijktijdige aankomst blijkt dus aardig te kloppen. Tegen tienen laat ook Inísh haar anker vallen in de vrij open baai van Obaldia, waar we flink liggen te rollen. Gelukkig hebben we de dag nog voor ons om na het inklaren een andere ankerplek te zoeken. We hebben Perme in gedachten, en goede beschutte baai tien mijl verderop.
Maar dat inklaren duurt langer dan gedacht. Om elf uur melden we ons eerst bij de grenspolitiepost die er meer uitziet als een kazerne in oorlogstijd met veel prikkeldraad en zwaarbewapende grenspolitie die er uitzien als militairen. Dat vanwege smokkelaars en guerrilla’s in het grensgebied. Ons behandelen ze militair vriendelijk. Na de paspoortcontrole worden we doorgestuurd naar de maritieme post en dan begint de Panamese bureaucratie. Met twee vingers zes formulieren uittikken op een aftandse schrijfmachine met opgebruikt lint terwijl je geen Engels spreekt en onze scheepspapieren mede daardoor nauwelijks kunt lezen . . . en dat voor de somma van $232! Mogen we wel een jaar voor in Panama blijven. Tussendoor moet er ook gebeld worden en vrouw en kinderen te woord staan. En de karbonnetjes natuurlijk een keer vergeten. En dan alles nogmaals voor Bag End. Wij tussendoor naar boord om geld op te halen, want op deze uitgave hadden we niet gerekend. Maar dan zijn we er nog niet. Want vervolgens naar de immigratie waar het hele spektakel zich in het klein herhaalt, hier voor slechts $30. Wel moeten we tussendoor zelf naar de copyshop om kopietjes van onze paspoorten te laten maken. Intussen zijn we dik in de middag. Tenslotte kopen we nog een Panamavlaggetje dat ergens aan een huis hangt voor in het want, helaas de enige, zodat D&N achter het net vissen. En er is een heuse panaderia, zodat we vers brood kunnen kopen. Het plaatsje is eenvoudig, op het armoedige af met betonnen en onverharde wandelpaden tussen de huizen. Dan zsm ankerop en naar Perme, twee uurtjes dieselen tegen wind. We hebben een geweldige pilot gekocht, de Panama Cruising Guide van Eric Bauhaus, met wel honderd detailkaartjes van het hele Panamese vaargebied, duidelijke relevante informatie en prachtige foto’s. De kaartjes leiden ons feilloos naar onze eerste echte ankerplek in San Blas.
Als we de driekwartcirkelvormige baai indraaien wanen we ons in een tropical Holywoodmovie, zo onwerkelijk en prachtig ziet het er uit. De baai is omringd door kleine zandstrandjes met cocospalmen en kano’s. Daarachter de hutten van twee pueblo’s (dorpjes) met palmbladdaken en dààrachter de blauwe, vervagende heuvelcoulissen.
In de baai een aantal kano’s met indianenjongetjes die vissen of plezier maken.En ons uitgebreid toezwaaien en –lachen. Op het strand worden kano’s uit boomstammen gehakt. En er is geen buitenboordmotor, geen auto, geen enkel motorgeluid te horen, geen elektriciteits- of telefoondraad of satellietschotel te zien.
De Kuna Yala Indianen, die San Blas bewonen en in hoge mate zelf besturen, tonen zich vriendelijk en gastvrij. Een paar jongetjes komen eens kijken naar ons, even later komt iemand $10 ankergeld innen, waarvoor we onbeperkt mogen blijven en ook het dorp bezoeken. Maar . . . mañana, we worden geacht na zonsondergang de dorpelingen met rust te laten. Dan zitten ze met z’n allen in de Congreso, waar vergaderd wordt en recht gesproken onder leiding van een paar Chiefs, de Sailas, geholpen door “vertalers” (Argars); of in de Chicha waar een geestverruimende drank uit suikerriet wordt genuttigd. Omdat het al bijna schemert blijven we vandaag aan boord en genieten vanuit de kuip van al dit schoons. We worden wel erg geplaagd door de “no-see-ems”, hele kleine insectjes, kleiner dan midgets, je ziet ze nauwelijks (vandaar de naam) maar voelt ze des te meer. We hadden ons al voorbereid met de aanschaf van “skinsosoft” van Avon, dat zou moeten helpen, nnnajja, niets is volmaakt. We hebben er zelfs twee mindere nachten door.
Dinsdag 08-11-11, Perme, San Blas. We hebben met onze vrienden afgesproken om negen uur het dorp te gaan bezoeken. Maar eerst krijgen we nog bezoek van een man met kind in een kano die ongevraagd aan boord klimt, ons van alles wil verkopen en wat moeilijk is weg te krijgen.
Maar in alle vriendelijkheid. Uiteindelijk offreren we ze koek, het jongetje krijgt een schrift en verfdoosje en wij een kokosnoot, de belangrijkste bron van inkomsten van de Kuna’s. Hoewel inkomsten van toeristen ook een steeds grotere rol spelen, zoals ons ankergeld. En de vrouwen hier zijn beroemd vanwege de mola’s die ze maken. Dat zijn lappen met een soort patchwork, van heel eenvoudig en goedkoop tot heel ingewikkeld, kunstzinnig, prachtig afgewerkt en peperduur. Verder worden suikerriet en bananen verbouwd en er wordt gevist met lijnen en netten vanuit de kano’s.
Na het bezoek gaan we naar de wal, waar we direct met een andere man in “gesprek” raken, aardige vent, die ons meeneemt naar z’n hut (blijkt een piepklein winkeltje) en z’n prachtig uitziende vrouw. De mannen zijn westers gekleed maar de vrouwen traditioneel (toch is het een matriarchale samenleving), maar wel heel prachtig. Kleurrijk met mola’s verwerkt in de jurken, een soort beenkappen van kraaltjes, ook heel mooi, en veel goud: oorhangers, neusringen, armbanden. En het gekke is, dat er veel goud is in dit gebied maar daar komen ze niet aan. Het goud wordt geïmporteerd uit Colombia en als een vreemdeling het in z’n hoofd haalt om hier goud te jatten dan wordt’ie zwaar gestraft. Nancy koopt een eenvoudige mola en onze dames krijgen een stok suikerriet mee om op te knabbelen. Ze zijn wel een meter lang en vuistdik. We wandelen nog wat door het dorpje en dan via een slingerpad door het palmbos naar het naastgelegen grotere dorp, waar we staande worden gehouden door de grenspolitie. We moeten mee naar de chef, maar als die ons heeft begluurd vanuit z’n hut krijgen we toestemming om ons vrij te bewegen. Het doet zeer bevreemdend aan, die tot de tanden bewapende moderne soldaten tussen die kleine, vriendelijke, vredelievende traditionele Kuna’s. Toch lijken ze het allemaal gewoon te vinden. Maar wij wanen ons nu in een guerrillafilm (geen foto's helaas, dat lijkt ons teveel provocatie).
We bewonderen nog diverse mola’s en bijbehorende dames, proberen brood te kopen, maar dat willen ze niet kwijt aan ons en als het stevig begint te regenen gaan we terug aan boord. ’s Middags houden we rust want we hebben best nog wel een beetje “yachtleg” van de oversteek en alle nieuwe indrukken.
Woensdag 09-11-11, Perme – Isla Pinos (Tupbak), San Blas, 23 mijl. Bag End vertrekt om 8 uur, wij om 9, hebben een lekker zeiltochtje met wisselende aflandige wind en vlak water (beetje swell), genieten onderweg van de mooie kust met af en toe een Pueblo en om 15 uur droppen we het anker tussen de vaste wal en het eiland Piños. De Kuna naam is Tupbak (walvis) omdat het van zee uit gezien de vorm heeft van een reusachtige walvis. Binnen het half uur is de kano met secretaris Regulo en de een beetje Engels sprekende helper David bij ons voor het ankergeld en David prijst zichzelf meteen aan voor van alles. Om te beginnen bestellen we brood bij hem, morgen ophalen in de Pueblo. Ze krijgen een biertje resp. een glas water met lime, waar David vreselijk veel suiker in wil. Inmiddels is het vier uur, Josien gaat pizza maken en ik het vaarbericht schrijven. Er dreigt weer regen, we rollen een beetje op de deining, maar besluiten toch te blijven waar we zijn. Morgen het eiland verkennen.
Donderdag 10-11-11, Isla Pinos (Tupbak), San Blas. We liggen inmiddels met vier jachten in het ankergebied want er lag al een jacht met Franse vlag en later kwam een grote Amerikaan, “Pipedream”, rare naam, (blijkt "luchtkasteel" te betekenen) binnen, dat we al op Curaçao naast ons hadden. Bij de Pueblo is een betonnen aanlegsteiger waar we de dinghy afmeren. Er ligt er al één van een Italiaans stel van de Franse boot en even later komen D&N ook. We lopen langs het schooltje, waar we kinderstemmen horen, vragen aan een paar buiten zittende dames waar we David kunnen vinden, we hebben tenslotte brood besteld. Een meisje brengt ons erheen. We moeten gaan zitten op plastic tuinstoelen (was in Perme ook al zo) en krijgen onze broodjes, vingerdik en 10 cm. lang, geen wonder dat ze maar een dubbeltje kosten. David probeert in z’n beste Engels ons van alles aan te prijzen, lunch, diner, mola’s kopen. Dat laatste dan maar eerst, hij blijkt een hele tentoonstelling te hebben georganiseerd met een tiental dames die allemaal hun mola’s laten zien. Met hoge verwachtingen over onze koopwoede. Maar ja, we hebben misschien nog wel tien Pueblo’s te gaan en we kwamen niet voor kleurige lapjes bewerkte stof, hoe mooi ze ook zijn. Aan de andere kant, voor hen is het een bron van inkomsten, dus zowel Nancy en wij kopen wat. Toch zijn de dames zichtbaar teleurgesteld en ontevreden over het resultaat. We staan elkaar nog wat aan te kijken, en tenslotte vraag ik of we nog wat gaan doen. Mogen we vrij over het eiland wandelen? Nee, dat mag niet, we moeten eerst naar de Chief en dan kunnen we onder begeleiding van David gaan wandelen. Ik wil weten wat hij ervoor wil hebben. Eén dollar pp na een hoop eromheen gepraat. Nou, dat is te doen, we vinden het idee niet fijn dat we ons niet vrij kunnen bewegen, zelfs niet buiten de pueblo in de vrije natuur, maar vooruit. Maar de Chief is het er kennelijk niet mee eens en ineens is het drie dollar pp of per boot, dat is niet geheel duidelijk. Ineens heb ik het er helemaal mee gehad, straks moeten we ook gaan onderhandelen over lunch, diner, extra stukjes wandeling, verzin het maar. We komen hier voor de (gast)vrijheid en niet als dollarverstrekker. Maar misschien is de cruiser (wij incluis) ook wel schuldig aan het verdwijnen van de laatste onbezoedelde beschaving? In Perme en in de beschrijvingen in de Pilot is het allemaal veel idyllischer dan we hier nu meemaken. Kennelijk is geldhonger een mondiale eigenschap van de mens en ontkomt niemand eraan op den duur. We vinden het in ieder geval niet leuk meer. Wij niet, D&N niet en de Italianen ook niet, dus besluiten we “en masse” om terug te gaan naar de boten, waar we de rest van de dag doorbrengen met een goed boek in de zon met mooi uitzicht, maar ook met een kater van onze ervaring van vandaag.
Vrijdag 11-11-11, Isla Pinos (Tupbak) - Ustupu, San Blas, 14 mijl. Om half negen, een half uur na Bag End, gaat Inísh’ anker eruit en zeilen we op ons gemakje, eerst tussen Piños en vaste wal, later langs de kust, naar onze volgende bestemming, Ustupu.
Ook een eiland, iets groter, de Pueblo is wat meer een dorp, met winkeltjes, café’s, restaurantjes, gsm, zonnepanelen, en zelfs een airstrip. Maar om te beginnen een politiepost waar we onze paspoorten moeten tonen. Dan naar het havenkantoor voor $15 ankergeld, maar dan mogen we ook net zo lang blijven als we willen en . . . ons vrij bewegen. Wat een verschil met onze vorige ervaring. Hier een groot gastvrij dorp, mèt de Kuna Yala tradities en rieten bouwsels zoals de andere Pueblo’s (al zijn hier ook een aantal stenen gebouwen), maar verder gewoon veel aardige mensen, die ons groeten en vragen waar we vandaan komen, willen weten hoe we heten en zich aan ons voorstellen, zonder meteen met mola’s te zwaaien. Vooral de kleine kinderen zijn hartverwarmend met hun gewuif, hun olla, olla en hun hemelse glimlach. Er wordt heel veel gespeeld: baseball met bamboestokken, volleybal, voetbal, en allemaal met veel plezier en toch serieus. Ze zijn trots op hun prestaties, kun je duidelijk zien, ze sloven zich extra uit voor die witmensen. Er is hier zelfs een katholieke kerk, die op dit moment wordt gebruikt om videofilms op een laptop te bekijken. Op mijn vraag of veel Kuna’s katholiek zijn antwoord de man dat de mensen hier hun eigen geloof hebben, maar de kerk is er en wordt gebruikt. Er is zelfs een mooie primitieve muurschildering waarop het Kuna-gezin Jozef, Maria en Jezus wordt afgebeeld, Jozef aan het houtbewerken op z’n Kuna’s, Maria in Kunadracht.
Zaterdag blijven we bij Ustupa, wandelen nog wat door het dorp en varen samen met D&N per dinghy wat langs het eiland waar we nog een stukje begeleid worden door 2 dolfijnen. Te voet is niet te doen want er zijn geen paden en wel veel moeras en mangrove. Verderop gaan we nog even aan land waar we restanten van een oude nederzetting met betonvloeren (oorlog/leger?) ontdekken.
Zondag 13-11-11, Ustupu – Arroyo Point, San Blas, 20 mijl. Vandaag weer een stukje verder. Omdat er weinig wind is besluiten we om tussen de vaste wal en de eilanden c.q. riffen door te varen. Dat vereist de input van heul veul waypoints in de gps. En van heel oplettende navigatie, voor je het weet zit je hier op een rif. Josien vindt het eigenlijk maar niks. Maar ook in Noorwegen, Schotland en Ierland moesten we vaak tussen de rotsen door manoeuvreren, dus het lukt allemaal wel weer. En.. we hebben mooie uitzichtjes,
veel bepalmde eilandjes,
pueblo’s, de bergen op de achtergrond aan bakboord en de zee aan stuurboord en ook weer dolfijnen. Ons doel is Mono Island, een mooi klein baaitje achter een onbewoond eiland. Het ziet er allemaal prachtig uit als we er indraaien. Behalve dan de twee levensgrote borden op palen in het water waar in het Engels op het ene staat dat je niet aan land mag zonder gids en op het andere dat je niet mag ankeren zonder toestemming van “het dorp”. Nooit geweten dat dorpen tot het geven of weigeren van toestemming in staat waren. En welk dorp? Voor ons is de lol er weer af, want het meest nabije dorp ligt vier mijl verderop en als we daar eenmaal zijn gaan we niet meer terug. Dus ankeren we tegenover dat dorp op de aangewezen ankerplaats waar al gauw iemand langskomt voor de $10. Inmiddels regent het weer, gelukkig is mijn goede boek nog niet uit. Het dorp is te ver van de ankerplaats om in de regen te gaan bezoeken, vinden we.
Maandag 14-11-11, Arroyo Point – Isla Tigre, San Blas, 28 mijl. Langs het traject van vandaag zijn weinig mogelijkheden om te stoppen. De eerste betrouwbaar uitziende ankerplaats is achter het Isla Tigre, zo’n 25 mijl verder. En dat is wel jammer, want de wind is tegen, de motor erbij. Kruisen tussen al die riffen is geen optie. Dus worden weer veel waypoints in de gps getoetst en kachelen we op ons gemakje naar de nieuwe ankerplek, waar we om drie uur aankomen en natuurlijk is het weer heel anders dan we ons hadden voorgesteld. Kleiner en knusser, aardige mensen, er komt niet direct een kano om havengeld. We gaan eerst maar eens theedrinken en palaveren bij D&N. Vandaag blijven we aan boord, morgenochtend bezoeken we het eiland en daarna gaan we ankerop, eerst naar een vijf mijl verder gelegen groter dorp en dan naar de buitengelegen eilanden, als ze maar bezeild zijn. Daar hopen we dan te kunnen snorkelen.
Dinsdag 15-11-11, Isla Tigre - Nargana, San Blas, 4 mijl. ’s Morgens bezoeken we het dorp, dat er netjes uitziet. Alle hutten hebben een zonnepaneel, goed voor drie lampjes en een kleine tv ofzo, en er zijn tuintjes en afscheidingen. We wandelen door de Pueblo, Nancy koopt nog een mola en Josien een kralenketting die om je onderbeen wordt gewonden als een soort scheenbeschermer. Later zakt’ie af en Josien maakt er een mooie versiering voor de mastkoker van. Als we van het dorp naar de (niet meer gebruikte) airstrip wandelen worden we aangesproken in het Engels door een jonge Kuna, die de zoon van de Chief en (dus?) de toekomstige Chief blijkt te zijn. Hij heeft filosofie gestudeerd, is bereisd en heeft moderne opvattingen, maar kiest toch voor het Kuna-bestaan vanwege de harmonie en de rust. En hij loopt net als iedereen in een gescheurd T-shirt en een trainingsbroek. ’s Middags gaan we ankerop naar het volgende dorp, met weer veel waypoints tussen kleine eilandjes en (onderwater)riffen door. In de pilot ontbreekt een stukje van de route (denken we, later blijkt op een ander kaartje ook het ontbrekende deel te staan). Bag End gaat voor ons uit en wij denken: die gaan teveel naar bakboord, Josien en ik zien voor ze het onrustige water van een rif. Ik probeer ze op te roepen via de marifoon, maar geen antwoord en even later lopen ze vast op het rif. Gelukkig weten ze er ook zelf weer af te komen, maar het was weer even schrikken! Timide volgt Bag End Inísh de rest van de tocht naar Nargana, een wat groter en westerser Pueblo. Er zijn winkels, restaurantjes, een kleine bank (waar we helaas geen geld kunnen opnemen), vrij veel stenen gebouwen, politiepost, (middelbare) scholen en een loopbrug tussen de twee eilanden waarop de Pueblo is gebouwd. ’s Avonds gaan we in één van de restaurantjes eten, een lekker maar klein visje, rijst met linzen en salade. Samen met een drankje voor nog geen $5 pp.
Woensdag gaan we met twee dinghy’s de nabijgelegen rivier de Rio Diablo op. Enerzijds voor de natuur, en daarin worden we niet teleurgesteld, want we zien de prachtigste bomen en planten, voor het eerst tropische ijsvogels, die heel anders gekleurd zijn dan de onze, mooie diepblauwe reigers, een paar over het water spurtende iguana’s en last but not least een groep hele kleine aapjes met prachtige zilvergrijze vachtjes, die ons eerst nieuwsgierig aanstaren en dan wegvluchten door de bomen. Anderzijds gaan we om zoet water voor het douchen te halen want water is hier moeilijk te krijgen. De Kuna’s zie je ook de hele dag met kano’s de rivier opgaan voor water. We denken dat zij dat water ook drinken. Dus op het meest stroomopwaartse punt vullen we onze cans met helder zoet water. Het riviertochtje herinnert ons sterk aan onze eveneens samen met D&N ondernomen tocht op de Pericarivier in Suriname.
Op een gegeven moment als we rustig in de kuip zitten zien we ook een heuse krokodil of alligator van zeker wel twee meter langs zwemmen. Wij dus maar even niet het water in. Én we halen hier ’s morgens verse broodjes.
Donderdag 17-11-11, Nargana – Cocos Bandera, San Blas, 6 mijl. Na het ontbijt gaan D&N eerst de was doen op de rivier, daarna gaan we ankerop voor ons eerste echte buiten-rif-avontuur, de Cocos Bandera. Tenminste… als we de eerste wind in het grootzeil hebben en achterom kijken zien we Bag End nog steeds op z’n ankerplekje en Don worstelen met het anker. Hij blijkt samen met z’n eigen anker een gigantisch stokanker te hebben bovengehaald dat nu verward zit in de ankerketting. Wij dus terug en ik wil al weer gaan ankeren om te helpen als hij er zelf in slaagt om de ketting te bevrijden en met een grote plons valt het stokanker terug naar de bodem. Dan met een heerlijk half windje van zo’n 15 knopen naar de buiteneilandjes van Cocos Bandera. Slechts vijf mijl, veel te kort met zo’n heerlijk windje, dat zeilen verveelt nooit als je zo lekker door het vlakke water bruist met een ruime zes knoop. Dus veel te snel rollen we de genua weer in, draaien we in de wind op om het grootzeil te strijken en manoeuvreren we voorzichtig tussen de riffen door naar het aangegeven ankergebied tussen de vier onbewoonde palmeilandjes omringd door wit zand, koraalriffen en glashelder water. Hier moet gesnorkeld worden, maar eerst nog even niet, want er komt een donkere lucht aan waar misschien veel wind in zit, bovendien is snorkelen fijner met zon.
En we snorkelen langs het rif, Josien ook. Het is niet zo spectaculair als tijdens mijn duiklessen maar toch heel mooi. Je voelt je net een vogel die boven een betoverd landschap zweeft dat heel vredig lijkt met al die felgekleurde vissen en visjes die zo rustig door elkaar zwemmen en al die prachtige koraalvormen met soms ook prachtige kleuren. Later zien we op ongeveer honderd meter afstand een rog van zeker een meter groot wel twee keer zo’n twee meter uit het water springen. Jammer dat ik daar zo snel geen foto van kan maken want is een spectaculair gezicht. Als de zon schijnt wordt het warm, maar er zijn ook bewolkte perioden en regenbuien en dan koelt het hier lekker af. ’s Nachts ook, we hebben net geen lakens nodig maar het is wel lekker koel. Over het algemeen is er weinig wind, ’s nachts aflandig en overdag gek genoeg westelijk, en dat in passaatgebied.
Zaterdag ga ik ’s morgens vanaf Inísh nog een keer snorkelen langs het rif, verder een rustige dag aan boord met een boek. Don is een beetje grieperig. Daarom blijven we zondag ook nog en gaan maandag naar de Holandes Cayes, je bent tenslotte Hollander, niettan?
Maandag 21-11-11, Cocos Bandera – Holandes Cayes, San Blas, 6 mijl. Daar vinden we na een lekker zeiltochtje via een nauwe doorgang tussen de riffen: goed volgens de waypoints varen én een goede uitkijk voorop, een mooi ankergebied tussen twee palm- en mangrove eilanden met in de verte het gedonder van de branding op het rif en verder alleen maar vlak helder water om ons heen, riffen, een enkele kano en meestal geen andere jachten.
We hebben er twee heerlijke dagen. Josien overwint haar snorkelvrees geheel en geniet volop mee van het onderwaterleven. We zien af en toe grote roggen door het water zweven en een keer zelfs een (zand)haai van wel twee meter. We verkennen met de dinghy’s een paar kleine eilandjes en het grote buitenrif.
Donderdag 24-11-11, Holandes Cayes - Miriadiadup, San Blas, 5 mijl, verkassen we naar een andere ankerplaats aan de westkant van de Holandes Cayes, ook een mooie snorkelplek, en we hebben net-aan gsm ontvangst zodat ik m'n zus kan feliciteren met haar verjaardag.
Vrijdag 25-11-11, Miriadiadup – Ria Sidra, San Blas, 9 mijl, hebben we een heerlijk zeiltochtje op vlak water met net genoeg wind naar het bewoonde eilandje Rio Sidra waar de beroemde mola-maker en travestiet Lisa mola’s verkoopt en Nancy wil er dolgraag een paar van haar/hem. Helaas, ze is elders, maar Nancy verzoent zich ermee, want er is wel andere mola-verkoper, ook niet zo hartstochtelijk man. Wij vinden z'n mola's ook mooi, maar hebben minder de behoefte om een verzameling aan te leggen.
Het dorpje is leuk, aardige mensen ook, en weer heel veel zich helemaal in hun spel opgaande kinderen. We wandelen met veel plezier op ons gemak door het dorpje, hebben diverse leuke contacten, totdat een opdringerige jongeman zich opwerpt als onze gids, zonder te vragen of we daar behoefte aan hebben. We kopen nog wat uien en bananen, gaan dan weer aan boord.
Zaterdag 26-11-11, Ria Sidra – Chichime Cays, San Blas, 9 mijl. Weer een fijn zeiltochtje op vlak water met weinig wind naar onze laatste ankerplaats bij de Kuna Yala. Van hieruit gaan we weer de grotere tochten richting Panamakanaal, waar we rond 1 december willen zijn. We blijven hier nog een laatste dag in de hoop op een laatste mooie snorkelervaring, maar helaas, het is hier allemaal zand en gras op de bodem. We wandelen over het dichtstbijzijnde eiland waar een paar hutten staan, zo ver uit de kust. Bij één ervan raken we in gesprek met de bewoners, een echtpaar van rond de zeventig. Zij in traditionele dracht, hij in een soort legeroutfit. Hij spreekt redelijk Engels, want heeft een aantal jaren in de US doorgebracht. En zij maakt heel mooie mola’s. We hebben geen cent bij ons, maar later gaan Nancy en Josien terug om er een paar te kopen. Terwijl we met ze staan te praten zien we ineens vanaf het rif een zwarte rookkolom opstijgen. Daar lag een gestript polyester wrak van een zeiljacht. Later blijkt dat een paar balorige zeilers het hebben aangestoken. Boven de waterlijn fikt het grootste deel ervan af. Later komen leden van de Congreso met politie om de boosdoeners te arresteren. We weten niet hoe het is afgelopen.
Dan is het einde Kuna Yala, komt er een stuk open zee en volgen we de kust. Halverwege naar de ingang van het Panamakanaal is een baai, waar we volgens de Panama Cruising Guide een goede ankerplek hebben. Maar zo enthousiast als we over die Guide waren, deze plek is slecht beschreven! De golven lopen recht de baai in en op de ankerplaats staat nog een flinke swell, ondanks het rustige weer hier. Gelukkig (vinden we op dat moment) is er een marina in aanleg naast de baai, dus gaan we daar maar naar binnen. We mogen nog gratis liggen ook! En gebruik maken van water, elektra en kunnen ons afval kwijt. Hoe goed kun je het treffen?
Maar de volgende morgen denken we er even anders over. ’s Nachts is het gaan waaien (niet eens zo hard, hooguit 20 knopen) en als we om zeven uur gaan kijken hoe we het beste de baai uit kunnen varen blijkt er een forse branding te staan over bijna de hele ingang van de baai. Zelfs in de geul waar we door moeten zien we af en toe forse brekers. Met aan lage wal op 20 meter afstand een levensgevaarlijk rif . . . SHITE! We besluiten te wachten tot uiterlijk elf uur en gaan ieder uur terug naar de pier van de marina om de vaargeul te bekijken maar het wordt er niet beter op. Dus zijn we genoodzaakt een dag te blijven.
Dan wandelen we maar naar het dichtstbijzijnde dorp. De onverharde weg loopt heuvelop heuvelaf door prachtig regenwoud, mooie wandeling! Maar na een uur nog geen dorp (volgens de bewaker van de marina een half uur lopen). Van de andere kant komt een 4wd met een soort Crocodile Dundee erin. Volgens hem zijn we net over de helft. Dus gaan we maar terug, ook omdat het flink begint te regenen, en flink is hier echt flink, een gordijn om je heen. Croc geeft ons geen lift, dus lopen we een uur terug door de stromende regen. De rest van de dag blijft het regenen dus zitten we ’s avonds in een dichte kajuit de muggen te verjagen. Woensdag staan we om zeven uur weer op het piertje en de schrik slaat ons om het hart want de swell is twee keer zo erg als gisteren. Weer afwachten dus. En ik heb net Marije ge-smst dat we morgen in de marina bij het kanaal hopen aan te komen. Even later komt een bedroefde Don naar buiten en meldt ons dat Nancy’s moeder is overleden. Wat voel je je dan machteloos ineens. Stuck in the middle of nowhere, met twee rouwende buren die ook geen kant op kunnen. Nancy sluit zich op in hun kajuit, wil kennelijk alleen zijn met haar verdriet. ’s Middags gaan Josien, Don en ik met een buurman (een Maastrichtenaar die hier met een motorjacht ligt en ’s zomers een bedrijfje op Bermuda runt) in zijn shuttlecar naar de supermarkt, anderhalf uur rijden richting Colon. Prachtige rit! Ook het binnenland van Panama is mooi. We rijden door mooi heuvelland, eerst met tropisch regenwoud, later met weiden, waarop koeien en veel paarden. De Panamezen, die hier vaak de gelijknamige hoeden dragen, zie je ook vaak rijden op die paardjes. We passeren het mooie oude stadje Porto Bello (naam zegt het al) met een prima ankerbaai met veel jachten, onze volgende bestemming. Een half uur later, als we al bijna in Colon zijn (de stad aan de noordzijde van het kanaal), zijn we eindelijk bij de supermarkt, een gigantische, waar we alles kunnen krijgen wat we nodig hebben. Heerlijk om weer vers brood, groente en vlees te hebben! Dan weer anderhalf uur terug door het mooie Panama naar Green Turtle Bay. Als we terug zijn is Nancy in staat om ons meeleven te accepteren en gaan we samen een eindje wandelen op het schiereiland. Onderweg ontmoeten we de gastvrije Amerikaanse eigenaar, die zijn nek ver uitsteekt om zover van de bewoonde wereld een marina te bouwen waar je soms gevangen zit! Maar de natuur is er echt overweldigend, de mensen aardig en gastvrij en de marina ruim en veilig. Precies halverwege tussen kanaal en San Blas. En vooralsnog zeker niet duur!! En Jack de Cat krijgt wat grassprietjes in Turtle Bay, hij is ook verdrietig.
Donderdag 01-12-11, Green Turtle Bay - Colon, 35 mijl. De wind is weg en de golven breken nog maar heel af en toe in de ingang van de baai, dus om acht uur gaan Inísh’ trossen los en na hartroerend afscheid van Don en Nancy varen we met toch wat klamme handjes en flink wat motorpower de baai uit, uiteindelijk valt het mee en komen we zonder problemen op open zee. Terugkijkend zien we heel duidelijk waarom het Green Turtle Bay heet, het schiereiland lijkt op een groene schildpad, pootje badend in zee. Na een uur zien we door de kijker het zeiltje van Bag End voor het schiereiland langsschuiven, later hebben we nog even marifooncontact. Zij gaan naar Porto Bello, wij naar Shelter Bay marina, bij de noordelijke ingang van het kanaal en tegenover Colon. Eerst op de motor want er is weinig wind en voor het eerst tegenstroom. Later zeilend, uiteindelijk hoog aan de wind. We zeilen zo tussen de breakwaters door (wel even twee naar buiten komende containerreuzen laten voorgaan) de kanaalmonding in naar de marina, waar we worden opgevangen door een vriendelijke portcaptain. Het is vijf uur, het kantoor is al gesloten, morgen pas internet, shite, dus moet dit bericht ook nog een nacht in de wacht.
En over een paar dagen gaan we na anderhalf jaar varen voor het eerst uit elkaar, Josien blijft aan boord en ik vlieg naar Nederland. Volgend jaar weer nieuwe vaarberichten.