Zondag 16-10-11 – maandag 17-10-11, Paardenbaai, Aruba. Zondag hebben we een werkdag want er zit zwarte rommel in de dieseltank, we ontdekken het omdat de tankniveaumeter raar heen en weer gaat. Ik maak de tank open en zie dat het zinkputje en de gever van de meter vervuild zijn met een bitumenachtige smurrie, waarschijnlijk een dode dieselbacterie. Wat een geluk dat we dat hier ontdekken en niet midden op zee, al is het een rotklus om de boel schoon te maken. Van Don leen ik een vacuümpomp en jerrycans, we hebben zelf ook een lege, zodat we de tank helemaal leeg kunnen pompen, waarna ik door het kleine openingetje van de metergever met een schrapertje en een slangetje met daarin een prop keukenpapier heel geduldig alle troep eruit schraap en dep. Gelukkig zijn de brandstoffilters en leidingen nog schoon. Het kost ons een groot deel van de dag, zwetend in het benauwde achterhutje van waaruit de tank bereikbaar is. ’s Middags wandelen we nog wat door Oranjestad.
Maandag huren we een auto met z’n vieren, rijden het eiland rond, bezoeken het National Park met opnieuw boka’s, grotten en geiten, alweer een ezeltjesopvang-boerderij, de beroemde vuurtoren die het niet hààlt bij de Brandaris en we doen boodschappen want morgen willen we ankerop naar Colombia. Don en ik gaan ook nog met een dinghy vol jerrycans water halen aan de wal voor Bag End en Inísh.
Dinsdag 18-10-11 – vrijdag 21-10-11, Aruba – Santa Marta (Colombia), 330 mijl. We wilden naar Cartagena (400 mijl), maar daar komen we pas zaterdag aan en volgens een laatste blik op de gribfiles gaat het zaterdag waaien uit het zuidwesten, tegen dus. Daarom besluiten we naar Santa Marta (270 mijl) te varen, waar we dan vrijdag aankomen. Er is een verwachting van bijna geen wind, dus we zullen de dieseltjes nodig hebben. Omdat we ’s morgens de auto nog hebben gaan we daarmee de 3 mijl terug naar de Barcaderabaai om uit te klaren. Nou, niet dus, ze willen ons mèt schip voor de deur, onze indruk is dat dat erg afhangt van wie je treft of hoe de pet staat, in dit geval op maandag dus. Dan maar eerst auto inleveren en bij Nikky’s internetten naar Santa Marta, waar we via een agent moeten inklaren die vast op voorhand onze gegevens wil. Tevens moet de marina worden gereserveerd. Daarna ankerop en met drie zeiljachten, want de Cinnamon Girl, met de Zuid-Afrikanen Steve en Dy sluit zich bij ons aan, de drie mijl terugvaren naar Barcadera, waar we ankeren en met de dinghy’s naar de kant gaan om uit te klaren. Ze keuren de boten geen blik waardig!
Als je naar Colombia gaat is het heel belangrijk om een “Zarpe” te hebben van de uitklarende douane, een vertrekbriefje met daarop de juiste bestemming (Santa Marta) aangegeven, anders schijn je voor hoge boetes kunnen komen te staan. Die Zarpe krijgen we gelukkig.
Om drie uur Arubatijd opnieuw ankerop en naar een nieuwe horizon. De eerste tijd zeilen we met een beetje motor bij om 4-5 knopen te halen, later kan soms de motor uit, dan weer aan. Josien krijgt tijdens haar wacht nog bezoek van een groepje witlipdolfijnen, die we tussen Curaçao en Aruba ook al hadden gezien. Nabij Cabo de Vela (windkaap) zien we haaienvinnen (met levende haaien eraan, geen -soep). Lichaamsdelen binnenboord dus. Die wind valt daar trouwens erg mee, we waren gewaarschuwd voor die kaap, maar met dit weer is het een eitje. We hebben twee vislijnen overboord, geheel volgens de instructies van Tom de Windt, maar nul vis vangen, het zal wel aan ons liggen.
Vanaf donderdagochtend kunnen we goed zeilen, al kruipt de wind vanaf zuidoost steeds verder naar de zuidwesthoek, eerder dan verwacht. Tegen de avond zeilen we al hoog aan de wind en in de nacht van donderdag op vrijdag moeten we gaan kruisen. Dat is een tegenvaller. Bovendien gaat het steeds harder waaien en in de verte zien we de bliksem in het water slaan. Gelukkig blijft die op afstand en houden we het praktisch droog. Zo’n dertig mijl voor Santa Marta begint een gebied met 5 baaien en uitlopers van de Sierra Nevada.
We kunnen de besneeuwde toppen zien, prachtig en indrukwekkend, en dat midden in de tropen! Maar ook gaat daar de wind volledig tegenstaan en hoe dichter we bij het gebied komen, hoe harder het gaat waaien, uiteindelijk tussen 25 en 30 knopen (schijnbaar). Voor ons zit er niets anders op dan te gaan kruisen. Terug is geen optie want dan moeten we zo’n honderd mijl naar de laatst gepasseerde baai. En motoren tegen die wind en korte steile golven, daar wagen we onze Inísh niet aan, dat is teveel gebonkbonkbonk. Het marifooncontact met de andere schepen zijn we dan al lang kwijt. Bag End is ver achtergebleven en Cinnamon Girl zit zo’n dertig mijl voor ons, met hun hadden we het laatste marifooncontact. Die hebben constant het gas erop gehouden met hun 40 voeter. Wij maken een grote slag naar buiten en als we eenmaal een mijl of vijf uit de kust zijn neemt de wind af tot 16-20 knopen en is het lekker zeilen, maar helaas ga ik te vroeg overstag, door de tegenstroom die er ook nog is (0,5-1 kn) kunnen we lang geen haakse slagen maken en komen we opnieuw voor de kaap, shit. Dan maar weer naar buiten en deze keer fors! Zo’n vier uur de kust uit. Als we daarna weer overstag gaan hebben we Santa Marta bezeild (nog zo’n 30 mijl) en omdat we buiten de invloed van de kaap zijn, een heerlijke wind en vrij vlakke zee, zodat we de vrijdag met een lekkere zes knopen naar Santa Marta zeilen, al liggen we wel op één oor. Daardoor kan ik zelf ook nog een uurtje op één oor, want daar is het afgelopen nacht niet van gekomen. Het was hard werken geblazen: rif erin, rif eruit, genua indraaien, wat opvieren, bijkoersen . . .
Vrijdag om vier uur komen we voor de baai van Santa Marta. Volgens het boekje roep ik de Capitan de Puerto op, maar die verwijst me door naar de Coastguard (de Coastguard???), nou oké, ik roep de CG op, geen reactie. Dan maar de marina gebeld, we hebben alweer gsm-ontvangst: “Komt u maar binnen hoor, geen probleem, we staan u al op te wachten, fenders aan stuurboord”. En inderdaad, op de metersbrede steiger van de splinternieuwe marina een ontvangstcomité van de marina dame met drie havenhulpen én golfcar om onze lijnen aan te pakken. Maar teveel is niet altijd het beste, ze lopen elkaar in hun ijver een beetje in de weg. Toch is zo’n ontvangst wel heel lekker luxe als je zo bekaf bent als wij inmiddels toch wel zijn. En helemaal als ze ons dan tenslotte hartelijk welkom heten in Santa Marta Colombia! Ook waren we vanaf een andere steiger al toegeroepen door Birgit van de Elsa (Dld), die we kennen van Curaçao. Cinnamon Girl is al een paar uur binnen, blijkt wèl 220 liter diesel te hebben verstookt, tegen wij 20! Maar van Bag End nog geen teken van leven. Kan ook niet, want kruisen kan ze niet erg en voor dat Colin Archertje is opboksen op de motor ook geen optie. Hopelijk hebben ze een goede schuilplek gevonden. Na een uurtje komt onze agent Dino Alfonso Melo Campo om de paspoorten en bootpapieren in ontvangst te nemen en de inklaringsperikelen voor ons te regelen. Een agent wordt hier sterk aangeraden omdat de autoriteiten je anders nog wel eens van het bekende kastje naar de onbekende muur willen sturen en met het geld weet je het dan ook nooit zeker. Nu is voor 94.000 pesos (ca. €35) alles geregeld én hebben we er een zelfbenoemde vriend bij, die ons met al onze problemen wil bijstaan en iedere dag langskomt om naar welzijn en behoeften te informeren. Ik doe er wat grappig over, maar hij is een heel aardige en behulpzame man. Door dat uurtje slaap ben ik best nog bij de les en Josien heeft vannacht een paar uur geslapen, zodat ze nog in staat is om een lekkere tonijnsalade te maken die we ons met ovenverwarmd stokbrood en ik een ijskoud biertje lekker laten smaken. We blijven wel aan boord vanavond en duiken vroeg in de kooi, waar we slapen als roosjes.
Zaterdag 22-10-11 – maandag 31-10-11, Santa Marta (Colombia). Zaterdag een eerste verkenning van de stad. Onze verwachtingen waren niet zo hoog omdat men ons had verteld “dat er niets was” in S.M. Nou, dat vonden wij toch van wel. Een zeer Zuid-Amerikaanse sfeer, heel anders dan Suriname en Carib, meer zoals ik me Brazilie voorstel, ik moest ook even denken aan de slotscènes uit Butch Cassidy and the Sundance Kid, al scheuren hier nu volop auto’s en hele kleine gele taxietjes in de rondte i.p.v paarden en muildieren. De mensen zijn superaardig en heel levendig, de cantina’s en restaurantes zien er open en gezellig uit, maar voor ons, die de laatste tijd rust en ruimte gewend zijn, is het wel een hoop herrie en drukte.
De straten zijn smal en lommerrijk en daar persen busjes, taxi’s, auto’s, motoren, scootertjes en voetgangers zich tussendoor. Er zijn witte kerken en een kathedraal, park en museum, standbeelden van de Spaanse veroveraar en stichter Rodrigo de Bastidas (1525, Santa Marta is de oudste nederzetting van de Spanjaarden hier) en de bevrijder Simon Bolivar (ca. 1800). En op de achtergrond de besneeuwde bergtoppen van de Sierra Nevada de Santa Marta (niet op de foto). We slenteren door de straten, Josien koopt een mooi strooien hoedje, ik een verse limoenlimonade met ijs, we doen boodschappen in een westers uitziende supermarkt voor heel veel pesos maar weing euri en gaan terug naar Inísh, waar we nog geen Bag End zien. We maken ons een klein beetje ongerust, samen met de crew van Cinnamon Girl, maar zeggen ook tegen elkaar dat Don en Nancy met 22 jaar cruiserservaring waarschijnlijk ergens veilig in een baai voor anker liggen. We ontdekken via internet dat alle weersellende is veroorzaakt door een diepe depressie bij de San Blas eilanden, die zich ontwikkelt tot een hurricane en naar het noorden trekt. Wij zijn nu heel blij dat we nog maar hier zijn. Wel waait het nog stevig uit het zuidwesten, dus zal Bag End nog wel even wegblijven.
Zondag wandelen we langs de kust en opnieuw door de stad, we willen naar het museum, maar dat is op zondag gesloten. ’s Avonds werk ik het verslag bij en lezen we wat. Maandag ontdekken we dat de ABC-eilanden inmiddels ook last hebben van een zich ontwikkelende depressie, dus we scharrelen zo wel aardig tussen het slechte weer door. We willen met een bus naar Cartagena, maar dat wordt zo duur, dat het aantrekkelijker is er gewoon heen te zeilen, dat gaan we doen. Dan maar de bergen in, maar dat is ook nog niet zo eenvoudig. Onze vriend Dino gaat wat proberen te regelen.
Steve heeft voor morgen diesel geregeld en om een uur of vier staat ineens Don bij ons op de steiger. Hebben we toch nog hun binnenkomst gemist! We zijn blij en opgelucht om hem moe maar grijnzend terug te zien. Al die tijd blijken ze op zee te hebben gezeten, langzaam zo goed mogelijk hoogte houdend tegen de westenwind. Ze zijn tijdens die periode zo’n twintig mijl teruggezet, maar sinds gisteren hebben ze weer voortgang gemaakt en vandaag was de wind noord, dus Santa Marta bezeild voor ze. Samen opzeilen lijkt zoveel veiliger, maar als je niet dezelfde snelheid loopt kun je buiten marifoonbereik eigenlijk weinig meer voor elkaar betekenen, behalve je zorgen maken en autoriteiten waarschuwen. Maar wanneer doe je dat? In dit geval bleek het gelukkig niet nodig, maar we (Steve en ik) hebben het wel overwogen. ’s Avonds eten we in één van de restaurantjes aan de boulevard op z’n Colombiaans vlees met rijst, bonen en salade met een soepje vooraf, eenvoudig maar lekker voor nog geen tientje.
Woensdag gaan we met Don en Nancy proberen de bergen in te komen. Op advies van Dino zoeken we de markt op, vanwaar de bus zou vertrekken, en inderdaad, zodra we bij een verzameling exotische busjes arriveren worden we uitgenodigd aan boord te stappen van een bus die naar het Nationale park Tayrona (naar de oorspronkelijke Indiaanse bewoners) vertrekt en wel over 5 minuten, dat treft.
We doen er een kleine uurtje over en zien onderweg veel gelijkenis met Trinidad en Grenada. Het park is eigenlijk gewoon een stuk jungle aan de voet van de bergen. Met minibusjes worden we er een eind ingereden, vanwaar we een rondwandeling maken, de paseo de nueve piedres. Je kunt elders ook paardrijden, kamperen, aan het strand… Maar wij hebben een mooie wandeling en zien weer allerlei nieuws: de stenen, waar gaten inzitten waarmee de indianen de toekomst voorspelden.
. . en vervolgens de bus terug naar Santa Marta. ’s Avonds eten we samen aan de boulevard, voorwaar een mooie dag. Donderdag een twijfeldag, gaan we of blijven we, er dreigt weer slecht weer bij de San Blas, niet zover van Cartagena. In de impasse besluit ik het mechanisme van de windvaan, dat ik zelf per abuis in Curaçao Marine heb vermoerd (zie ook jan ‘11 Cabo Verde) te gaan repareren, zal het lukken? De kit is aan het uitharden. En ja, de volgende dag lijkt de verbinding weer sterk, dus monteer ik het hulproer weer.
Verder rommelen we wat om, we blijken in het weekend niet te kunnen uitklaren, gaan met Don en Nancy naar de markt, waar je heerlijke verse groenten en vis kan kopen.
Josien en Nancy kijken verlekkerd naar de Colombiaanse tassen van lamawol met mooie patronen, gemaakt door indianen, en zaterdag kopen ze er allebei één. De Lisbeth II loopt binnen, ze hebben een mooie lopende wind gehad. Zondag gaan we met een afgeladen aftandse bus naar Rodadero, een naastgelegen badplaats, die er armoediger uitziet dan Santa Marta, we zijn na een paar uur weer terug, vooral ook omdat het af en toe regent en we op de hielen worden gezeten door een horde restaurantaanprijzers, die overigens heel vriendelijk blijven als we er niet op ingaan, we blijven evengoed hun amigo. ’s Avonds gaan we een biertje drinken op de Lisbeth om het weerzien en alweer bijna afscheid te vieren.
Josien heeft inmiddels de zorg voor een kat met twee kittens op zich genomen, die al komen aanhuppelen als ze roept. Iedere dag krijgen ze nu te eten en dat kunnen ze goed gebruiken, want ze zijn erg mager en Josien denkt dat moeder alweer in verwachting is. We spreken met onze agent Dino af dat we maandag uitklaren, dan moeten we binnen 24 uur vertrekken, dat doen we waarschijnlijk dinsdagmorgen heel vroeg. Naar Cartagena, waar we een paar dagen willen blijven en daar door naar de San Blas eilanden voor een paar weken. Daar hebben we geen internet, de indianen leven er nog heel primitief (eigen keuze), vreemdelingen zijn welkom, maar mogen zich niet vestigen. Trouwen mag alleen onder elkaar. We zijn er erg benieuwd naar.
Dus zijn we na Cartagena via dit medium een paar weken onbereikbaar. We zullen proberen per 1 december ons volgende vaarbericht te verzenden met een verslag van de San Blas.
en nog een mooie straathoek in Santa Marta ten afscheid.