Woensdag 28-07-10 en donderdag 29-07-10, Galway. Toch weer leuk om in Galway te zijn, al was het eigenlijk niet de bedoeling. Allerlei herinneringen van onze vorige twee bezoeken komen boven. De eerste avond gaan we lekker Mexicaans eten in het gezellige centrum en wandelen nog wat rond door de winkelstraten en over het gemoderniseerde Eyre Square. Het is nu extra druk vanwege de Galway (paarden)races. Je ziet heel veel opgedirkte mensen op straat flaneren, tot carnavalesk aan toe. Veel vrouwen lopen zich te verbijten van de pijn in hun voeten vanwege de decimeterhoge hakken. De volgende dagen gebruiken we om alle voorraden weer aan te vullen: boodschappen, water, diesel, om de was te doen en om een afspraak met een tandarts te maken. De vouwfietsjes zijn daar erg nuttig bij. Donderdag zitten we er al om acht uur. Mijn kies is in no time weer gevuld, hoewel er eigenlijk een kroon op moet, maar we willen door, dus ik neem het risico. Josien is om kwart voor negen aan de beurt en omdat haar voortand moet worden bijgewerkt, ligt zij langer in de stoel. Maar ze is er rustig onder en de tandarts mompelt iedere halve minuut: “good woman” tegen haar, dat helpt natuurlijk ook. Bij het afrekenen blijkt dat mijn reparatie service van de zaak is, leuke tandarts! De rest van de dag fietsen we wat en ’s avonds nog een keer Mexicaans, het was erg lekker. Daarna naar de Cranebar voor een session (Ierse Folk), maar ze beginnen pas na tienen, dat is ons te laat, want we willen morgen vroeg zeilen, dus maar weer naar boord. Wel leuk om weer even de Cranebar te zien (zie vaarbericht 2005).
Vrijdag 30-07-10, Galway-Inis Meáin (oud Iers: middelste eiland), 30 mijl. Om zeven uur de wekker en na ontbijt in stromende regen het dok uit - dachten we. Maar we moeten nog een tijdje blijven drijven in het dok omdat er een duiker in de sluis aan het werk is, kenbaar aan een blauw-witte seinvlag. Na een kwartier mogen we erdoor. Buiten blijkt het niet mee te vallen. Harde wind en harde regen tegen. We gaan toch door en kruisen zo Galway Bay uit, later gevolgd door een megajacht (lag ook in het dok en had veel bekijks) dat ons toch niet weet in te halen: “good ship Inísh!”. Voorbij Black Head wordt de wind wat minder en ruimt, zodat Inishmaan bezeild is, en de regen houdt ermee op. In de middag lopen we het nieuwe haventje van Inishmaan binnen waar we weer eens met lange lijnen aan een kademuur liggen als enige. We maken een wandeling over het mooie eiland, dat veel weg heeft van Inishmore, maar veel minder toeristisch is.
Ook hier is een gigantisch prehistorisch ringfort, alleen is het hier een hele ring terwijl op Inishmore de zeekant waarschijnlijk in zee is verdwenen door het afkalven van de kust. In Galway tipte een zeiler ons over dit eiland en over een nieuw restaurant hier waar ze “organic food” van eigen bodem bereiden en serveren. Wij ernaartoe om zes uur, uitgehongerd. Eerst kunnen we het niet vinden en lopen veel te ver door (we hàdden al twee uur gelopen). En als we er eindelijk zijn kunnen we pas om acht uur (na zielig doen om half acht) terecht.
Dus eerst maar naar de pub. Naast Josien komt een naar vis ruikende visserman zitten die Iers met z’n buurman praat (doen ze hier nog, je verstaat er echt geen woord van). Toch ontlokt ze hem een paar woorden Engels. Verder is het rustig zitten en wachten op het diner. Dat is dan ook wel de moeite waard, een heerlijk visgerecht met aardappeltjes in de schil, Iers sodabrood en kokkels vooraf, een appeltaartje toe. Jammie! Mét weer een overweldigend uitzicht op links Connemara en rechts de Burren met Black Head en daartussen Galway bay. Nog even nagenieten dus. Morgen naar het zuiden.
Zaterdag 31-07-10, Inis Meáin-Dingle, 84 mijl. Dat doen we dus. Om acht uur de haven uit, net na de ferry, nog even een stukje terug omdat de vaan van de autopilot is weggewaaid, maar die speld vinden we niet meer in deze berg water. Dus op naar Dingle. Wat een tocht! De forecast was 4-5 bft, maar het waait steeds tussen de 22 en 30 knopen, toch 5-6 bft! De golven bouwen lekker op (want het is hier wel de Atlantische oceaan) zodat we na een paar uur in een heuvellandschap varen, ook nog vrij hoog aan de wind (eerst 40°, later 50° en daarna nog ruimer. We krijgen heel veel zout water over ons heen en omdat de vaan is weggewaaid moet ik twaalf uur aan de helmstok. Maar we schieten wel lekker op, bijna 7 knopen gemiddeld is niet slecht. ’s Avonds moeten we nog tussen een aantal rotsen en eilandjes, de “Blaskets” door, omdat we daarmee een mijl of tien afkorten, het water wordt hier weer vlakker, de wind neemt af en de laatste paar mijl in Dingle Bay moet zelfs het motortje erbij.
We eten onderweg een broodje en de sinds China bij ons in zwang zijnde bakjes noodles: kokend water erop, drie minuten wachten en je hebt een lekkere warme hap. Om half tien maken we best wel uitgeput vast in de heuse marina van Dingle, hét toeristenplaatsje van de zuidwesthoek van Ierland. Dingle’s huisdolfijn Fungie laat zich niet zien. We zijn zo moe dat we niet meer van boord gaan: een oorlam en te kooi.
Zondag 01-08-10, Dingle-Darrynane, 36 mijl. In de morgen wandelen we door het met toeristen overladen Dingle, vooral veel Italianen valt ons op, in Galway ook al. Boodschappen en geld halen, triplex voor een vaan niet te krijgen. Dan naar Inísh en van wal. We varen de baai uit, de dolfijnenbootjes varen al weer af en aan, maar wat doet huisdolfijn Fungie? Die komt Inísh uitwuiven! Het is een joeper van een tuimelaar, wel drie meter lang, die een keer of drie naast ons een mooie bocht uit het water maakt. Alle toeristenbootjes achter ons aan, maar dan laat Fungie zich niet meer zien. Met mooi weer en mooie wind varen we de 36 mijl naar Darrynane. We waren vergeten hoe prachtig de kust hier in de zuid-west hoek is. We genieten zeer, af en toe een squall om ons een extra zetje te geven. Darrynane is lastig te vinden, het is een piepklein haventje met ankerbaaitjes onder aan de heuvels tussen de rotsen. Maar we vinden het natuurlijk en het is er erg mooi, wel hebben de toeristen dat ook ontdekt. Naarmate we zuidelijker komen wordt het steeds drukker met zeilers, sportvissers, speedboters, waterskiërs en nog een enkele waterscooteraar, die rage is gelukkig zowat over. Ook windsurfers zie je weinig. Er ligt een tiental jachten aan moorings, waaronder een solo-zeilende Nederlander (herkenbaar aan een nr. 1 seinwimpel) die zich niet laat zien. We pikken een oude privémooring op die lang niet gebruikt is en die de eigenaar dus hopelijk ook vandaag niet zal opeisen. Toch blijven we maar aan boord.
Maandag 02-08-10, Darrynane-Crookhaven, 36 mijl. Hoewel het hier leuk is gaan we door want we willen voor de winter in het zuiden zijn. Vandaag naar Crookhaven aan de uiterste zuidwestpunt van Ierland en vanwaar we mogelijk gaan oversteken naar de Scilly’s. Om af te steken gaan we door de Durseysound, een gebogen doorgang tussen land en eiland Dursey, wel weer even spannend, maar eenmaal in de Sound blijkt alles ruim en overzichtelijk en ook de kabels van telefoon en kabelbaan hangen hoog genoeg voor ons mastje.
Bij Mizzen Head, de zuidwestelijke kaap, hebben we even flink stroom tegen –zijn we niet meer aan gewend, aan stroom- maar verder gaat alles goed, al is er (te) weinig wind. In Crookhaven zijn we eerder geweest, maar onze mond valt open van verbazing als we binnenlopen en de gigantische watersportdrukte zien! Vroeger ankerde hier een jachtje of drie en waren er een paar vissers, nu is de Hiswa er niets bij. Wat een drukte met jachten en bootjes en pubs. Wel gezellig maar niet Iers.
Dinsdag 03-08-10, Crookhaven-Glandore, 27 mijl. Omdat er een smallcraftwarning (6bft) is, gaan we niet oversteken, maar volgen we nog een dag de kust, naar Glandore. Ook omdat we diesel en gas en triplex nodig hebben, wat we hier allemaal niet kunnen krijgen. Een heerlijk zeiltochtje, met ruime wind, zonnetje, hoge wal, eerst nog tussen de eilanden dan open zee.
We passeren de Fastnet Rock, Baltimore en Castletownshend, waar we veertien jaar geleden met Fiddlers Green waren, op afstand. Dit gebied is berucht omdat tijdens de Fastnetrace van ’79 een aantal jachten is vergaan, Bij het binnenlopen van Glandore moeten we langs een aantal rotsen en de eilanden Adam en Eve, waarvan de locals zeggen: “avoid Adam and hug Eve”, dus niet te dicht langs Adam varen en wel dicht langs Eve. Glandore ligt een mijl naar binnen in een lieflijke riviermonding die doet denken aan Cornwall. Er zijn visitorsmoorings en we pikken er maar weer één op, zo verleren we het ankeren nog, maar het is wel makkelijk en als het vol met moorings ligt is ankeren niet zonder risico, omdat je anker achter een (oude) mooringketting kan gaan vastzitten. Omdat we vroeg vertrokken hebben we nog ruim tijd voor een wandeling en een biertje op een terrasje.
Er is hier weinig, maar pubs in overvloed en ook een paar restaurants. Tijdens de wandeling zag ik een paar gebruikte verkeersborden van een soort ribplastic in de berm liggen, waarvan ik misschien wel een vaan voor de autopilot kan maken. Als ik niets anders vind, haal ik er één op! Terug bij het haventje, waar de dinghy ligt raken we in gesprek met een langharige overjarige Ier, die morgen bij ons aan boord een kop koffie komt drinken.
Woensdag 04-08-10 en donderdag 05-08-10, Glandore-Tresco, 140 mijl. In Glandore zijn geen winkels, maar aan de overkant is een vissershaventje, Union Hall, waar een winkel moet zijn. Daar varen we heen met de dinghy, in de hoop dat we daar naast eten voor de oversteek ook triplex en diesel kunnen krijgen. Als we er aankomen informeer ik bij een visser. Die zegt dat de dieselauto net weg is. Pech. De winkel is in het dorp. Goed voorzien ook, maar hout verkopen ze niet en ik vind ook nergens een afgedankt plaatje, dus moet er maar een verkeersbord komen. Op weg terug naar de haven ziet Josien uit een ooghoek de tankwagen rijden, die onze meegenomen can wel wil vullen. Alleen is zijn slangopening groter dan de can-inlaat (vissersboten laden duizenden liters), dus ik op zoek naar een lege petfles, die ik natuurlijk zo gevonden heb, we snijden de bodem eruit en hebben een trechter, voorzichtig tappen we twintig liter voor Inísh. Dan snel naar Glandore want om twaalf uur moet ik John Dale (zo heet onze bezoeker) ophalen in de haven van Glandore. En wij Hollanders zijn van de klok, zij Ieren niet dus, want John is natuurlijk te laat, ik had het kunnen weten, ik ben alweer (met verkeersbord) terug aan boord als Josien hem met de kijker ziet lopen bij de haven. Ik weer terug naar de wal. Hij duizend excuses, hij zou echt op tijd zijn geweest als . . . Enfin, toch gezellig koffie gedronken, en als we ooit nog eens in Glandore komen . . .
’s Middags maken we een geïmproviseerde stuurvaan, 'kweet niet of ie et zal doen, hij is nogal slap. We rusten wat, want vanavond vertrekken we voor de oversteek, eerst de nacht in, dan hebben we dat maar vast gehad, heeft Josien bedacht en gelijk heeft ze. Om vijf uur gaan we in één van de restaurants eten, en daarna, even na zeven, los van de mooring, aan de oversteek. Het eerste uur moet de motor aan, maar daarna wordt het langzamerhand steeds winderiger. Gedurende de nacht varen we met een rif in het grootzeil en een half ingedraaide, uitgeboomde fok te loevert als een speer. Omdat we pal voor de wind gaan, kan ik de autopilot niet gebruiken, dus weer veel tijd zelf aan de helmstok en de elektrische stuurautomaat als het even wat minder ruig is, want het waait 5 à 6 bft en de zee bouwt flink op tot stevige rollers van 2 meter hoog, gelukkig van achter. Overdag wordt het lekker zonnig, we krijgen bezoek van een complete schoolklas witflankdolfijntjes, die ons komen vertonen wat ze allemaal hebben geleerd op de dolfijnenschool, een feest! Eéntje probeert me nog nat te spatten met een harde klap van z’n staart plat op het water. Later neemt de wind heel langzaam steeds verder af, zodat we af en toe om en om een hazenslaapje kunnen doen en vlak voor de Scilly’s moet het motortje toch nog een halfuurtje erbij.
Gelukkig zijn er ook nog een paar vrij en omdat we zorgeloos slapen willen nemen we er maar weer één. Later blijktie wel £ 20 te kosten, en het swellt hier best wel, maar na een broodje met heerlijke scallops en zalm uit Union Hall en een kop koffie in de kuip en een glas whiskey in de kajuit vallen de oogjes dicht en gaan wij onder zeil en slapen als marmotjes van 21 tot 8 uur. De havenmeester zegt over deze ankerplaats, als ik vraag of je hier met ieder weer kunt liggen: “if you can have it, the boat can have it and the mooring can have it”. Dat wordt later door anderen betwijfeld, enig commercieel belang misschien?
Vrijdag 06-08-10, Tresco en st. Helens Pool, 2 mijl. Na een rustig en lekker ontbijt blaas ik “tender to Inísh” weer op en gaan we Tresco verkennen . . .
Toch besluiten we ’s middags weg te gaan, want we hebben tijdens de wandeling een nog mooier ankerplekje ontdekt, met minder jachten en minder swell, wat verder van de bewoonde wereld en waarvan we morgen eenvoudig naar het hoofdeiland st. Mary kunnen, waar we dan eindelijk triplex en inmiddels ook geld en gas denken te kunnen krijgen. En overmorgen zijn we dan “heading for France” als het weerbericht goed blijft. In een halfuurtje zeilen we onder genua naar st. Helens, waar eindelijk (onze laatste ankerplaats was Gola) ons bruce-anker weer uitgaat in vijf meter helder en vlak water en waar we nu heerlijk rustig liggen te genieten van vogels, water en rotsen. De wind blaast af en toe nog flink, maar Inísh ligt als een huis.
Zaterdag 07-08-10, st. Helens Pool en st. Mary’s, 2 mijl. Vannacht heeft het af en toe flink gewaaid, het loeide door het want, ik werd er een paar keer wakker van, maar, zoals ik al schreef, Inísh lag als een huis. Geruststellend. Vandaag willen we naar het "hoofdeiland” st. Mary’s om boodschappen te doen, triplex en gas te halen. Maar eerst komt onze buurman Mike langs met de dinghy. Hij herkende Inísh als een ontwerp van Dick Koopmans die hij samen met Dicks vrouw Elly heeft leren kennen in Ierland. Hij kent de hele Europese westkust en geeft ons tips voor de verdere tocht èn een triplex stuurvaan van een Aries, die ik pas maak voor Inísh. Daarna douchen we in de kuip met onze solardouchezak (de zon schijnt inmiddels lekker) en gaan met Inísh ankerop en naar st. Mary’s, waar we met veel moeite een mooring oppikken en naar de wal roeien, het hobbelt hier nog flink, leve ankerplaats st. Helens. Helaas is het gasdepôt op zaterdagmiddag gesloten, dus moet ik morgen met de dinghy nog een keer de drie mijl heen en terug, want we gaan weer naar st. Helens. ’s Avonds komt de buurman, Mike, bij ons in de kuip koffie drinken en praten we over het bootleven.
Zondag 08-08-10 en maandag 09-08-10, st. Helens Pool. Deze dagen blijft Inísh achter haar anker in st. Helens Pool, een goede, safe ankerplek. Met de dinghy haal ik gas en water in st. Mary’s, toch wel drie kwartier heen en idem terug. ’s Middags gaan we wandelen op st. Martin, ook een aardig eiland.
We drinken tea in een schattig café’tje, dat bijna niet te vinden was. Intussen houden we scherp het weerbericht bij, want we willen oversteken naar Bretagne, maar er is nog een “strong wind warning in force”. Straks (het is inmiddels maandag) gaan we boodschappen doen op Tresco en proberen een internetcafé te vinden om dit bericht te uploaden en email te lezen want we zijn al lang verstoken van internet.