Braams Punt
06–10 november, Braams Punt, Suriname – Carlisle Bay, Barbados, 550 mijl. Zondag gaat om negen uur het anker eruit en met z'n drieën werkt het wel zo prettig, al moeten we onze ruimte wat vinden, Inísh is maar klein, met z'n drieën, op die grote oceaan.
Helaas werkt het weer nog niet mee. De eerste dag is vol met buien en onweer, al valt het met de windvlagen wel mee, gelukkig. De eerstvolgende dagen hebben we beter weer, maar weinig wind, zodat af en toe het motortje erbij moet. Gedurende de tocht neemt de wind steeds verder toe, tot we woensdag met een halve wind van twintig tot vijfentwintig knopen over de toenemende zeegang stuiven. Af en toe best vermoeiend. Grootzeil tweemaal gereefd, genua dan weer als postzegel, dan weer bijna uitgedraaid. De wachten verdelen we in drieën: twee uur op en vier uur af, zodat we wat meer slaap genieten dan gewoonlijk. Overdag proberen we een visje te verschalken, maar zonder resultaat. Black Billy is gelijk met ons van Braams Punt gestart maar loopt steeds verder uit, meer waterlijnlengte en meer diesel. Uiteindelijk komen zij om negen uur donderdagmorgen aan op Barbados, wij om één uur 's middags. Meteen door naar de commerciële haven, waar het vol ligt met vracht- en cruiseschepen, om in te klaren. We proberen eerst vast te maken aan de kade maar er is zoveel surf, dat we uiteindelijk de dinghy te water laten, Frans en Josien blijven aan boord rondjes draaien in de haven en ik ga naar de kant roeien. Moet een uur wachten op de gezondheidsambtenaar voordat ik verder geholpen kan worden, maar dan gaat het snel, efficiënt en vriendelijk. Om vier uur motoren we de twee mijl terug naar Carlisle Bay, waar we op aanwijzing van Mala (de Slovenen) een private mooring oppikken, terwijl BB even verderop voor anker ligt. Wij prefereren een mooring, omdat die doorgaans op de comfortabelste plekjes liggen, zo ook hier, ankeraars moeten altijd achteraan aansluiten. En er zijn genoeg moorings vrij. Later horen we van de eigenaar, die even langs komt met z'n dinghy, dat de meeste locals pas in januari te water gaan met oog op mogelijke hurricanes. Wij mogen blijven liggen voor nop, das mooi. Er is een beetje swell, maar we liggen comfortabel genoeg, alleen het aanlanden on the beach is soms wat precair, waarover later.
11 – 30 november, Carlisle Bay, Barbados. 's Morgens worden we gewekt door een wel heel bijzonder geluid: paardengesnuif. Paardenraces worden hier op het strand gehouden en om de paarden te trainen zwemmen de jockeys een rondje met ze. Een bijzonder gebeuren! Regelmatig steekt ook een schildpad z'n kopje boven water, ze lijken ons wel te groeten.
We schrijven in als tijdelijk lid van de Yachtclub, de eerste week is gratis, mèt douches, water, bar, wifi, restaurant, bibliotheek, tennisbanen, maar geen zwembad, hoewel, de hele Caraïbische zee ligt voor de deur. Das ook mooi. De jachtclub is oud-Engels, als zoveel hier zoals later zal blijken.
Vrijdag blijven we uitrusten aan boord, Frans doet z'n eerste snorkel oefeningen, 's avonds maakt Josien een heerlijke spaghetti en we slapen als roosjes. Zaterdag gaan we naar Bridgetown, de hoofdstad, op loopafstand, via de boulevard of het strand, kies maar. We proberen een simcard te scoren, maar er staat een wachtrij van minstens een uur, maandag maar, we hebben tenslotte wifi in de Club. Dan doen we wat site-seeing in de stad en langs de haven, drinken cappuccino en zwarte koffie, die beide koffie met melk blijken, bezoeken een supertje en gaan terug naar Inísh. Helaas speelt mijn PMR nogal op deze dagen, goed dat Frans er is, ik zal weer aan een hogere dosis medicijnen moeten helaas. Zaterdag en zondagavond bezoeken we de veel informelere en hippere Cruising Club waar we lekker eten en uitkijken over Carlisle Bay. Zondag is er live muziek. Als we terug willen roeien naar Inísh ontstaat er een misverstand bij het boarden van de dinghy, zodat we een volle brandingsbreker scoren, vooral boegbeeld Josien nat is tot de oksels en onze “tender to Inísh” raakt vol water. De tweede poging lukt beter. Aan boord poetsen we ons lijf weer droog en ons ego weer op.
Maandag gaan we samen met BB naar de stad, ik besluit om geen simkaart te kopen, want dat moet hier op ieder eiland opnieuw, we behelpen ons maar met wifi en iridium voor noodgevallen. We boeken een autootje voor dinsdag en woensdag.
Met dat autootje hebben we twee heerlijke dagen, al zijn er veel regenbuien, maar we zitten droog en airconditioned. Lulu en Sean gaan mee en met z'n vijven verkennen we het eiland en genieten ervan. We bezoeken de laatst overgebleven katoenfabriek, overblijfsel van de plantages. In het vissersdorp Speighttown heeft een automobilist ons klem gezet, terwijl wij genieten van een kop koffie op een terras met uitzicht op zee en muurkunst. Met aanwijzingen van de crew en toegeschreeuwd door een aantal locals wring ik met veel stress, zweet en moeite het autootje toch uit de parkeerplaats, zonder schade, applaus is mijn beloning. We zien veel suikerriet, idem verwerkingsbedrijven en een paar rum-distilleerderijen.
De tweede dag bezoeken we een mooi voormalig plantagehuis, diverse intieme strandjes, waarvan één met een grot,
een rastaman leert ons er amandelen uit de harde schil te slaan.
Er staat een verroeste vuurtoren, zo te zien buiten gebruik, gevolg van het GPS-tijdperk? Via het vissersdorpje Oistins, waar crewInísh boodschappen doet en crewBB een lekker vers stukje zwaardvis nuttigt, waarover ze vol lof zijn, zodat we afspreken met z'n allen terug te gaan voor een vismaaltijd, rijden we terug naar de schepen.
De volgende dag leveren we de auto weer in na nog even bier en water groot te hebben ingekocht. Na een uurtje komt de beheerder van de Yachtclub-scheepswerf met z'n dinghy naar Inísh om de sleutel van de auto op te halen, die nog in m'n zak zit, shame on me. Als ik hem wat geef voor de moeite kunnen we niet meer stuk bij hem en hij regelt dat we net zo lang aan de mooring kunnen blijven als we willen, de eigenaar zoekt maar een ander stekkie.
We dubben nog wat over de rest van Frans' tijd aan boord, besluiten tenslotte dat we hier aan de mooring blijven, want een andere ankerplek op Barbados heeft weinig méér te bieden en door-zeilen naar een ander eiland is wat riskant in verband met de terugvlucht van Frans. Hij wil zeker zijn dat hij de 22e weer terug naar z'n meisje kan. Dus boekt hij een ticket vanaf Barbados. . .
. . . en besteden wij de laatste week hìèr, met bezoekjes aan de stad, wandelingen langs het strand, steeds beter lukt het Frans om te snorkelen op de twee wrakken die hier in de baai liggen en veel duikers trekken.
We bezoeken het huis waar George Washington als negentienjarige vijf maanden heeft gewoond om z'n aan tbc lijdende broer gezelschap te houden.
Zeer de moeite waard, vanwege het tijdsbeeld en het zeer smaakvol ingerichte museumpje.
Het grenst aan “The Garrison”, een zeer Brits ogend complex waar vroeger het Engelse garnizoen en tegenwoordig het Barbadiaanse leger is gehuisvest. En het grenst aan de renbaan, heel populair hier, net zoals op Mauritius, we hebben de paarden al zien zwemmen met hun “strappers” (verzorgers).
Zaterdag zijn we samen met BB “a day at the races”. Frans en ik laten het een beetje over ons komen en genieten van de paarden, de kleuren, de voluptueuze dames, de prachtige kindertjes en de karakteristieke koppen met de heftige emoties erop van winst of verlies. De dames en Sean gaan wedden. Terwijl Lulu en Josien steeds enthousiaster meegaan in de emotie, blijft Sean er stoïcijns onder. Josien start met twee dollar en aan het eind van de middag heeft ze er negen (€4), terwijl ze het startgeld al netjes heeft terugbetaald. Pure winst dus! Sean komt minder gelukkig uit de strijd
Zondag en maandag nog een paar rustige snorkel- en wandeldagjes, we lopen naar de commerciële haven, waar inmiddels af en toe wel zes cruise-schepen liggen afgemeerd, met alle toeristendrukte van dien. Het seizoen is begonnen in de Carieb.
Frans moet worden uitgeschreven als bemanningslid en gelukkig vindt het hoofd van de immigratie even tijd om ons te helpen en en passant een jonge collega te instrueren over deze procedure. Frans is nu officieel ontslagen als bemanningslid en mag nog een dag op het eiland blijven als vrij man. Met een “You're free to go now” neemt de man afscheid van ons.
Dinsdag gaat Frans pakken, brengen we zijn mooie volumineuze reistas met onze kleine dinghy veilig door de branding (we worden aardig geroutineerd) en gebruiken we de afscheidslunch in de Yachtclub. De Ceasar-salades van Frans en Josien vallen tegen, maar mijn gefrituurde vliegende-visfilets smaken onverwacht lekker. Zo zie je maar weer, je moet alles proberen. Om half vier gaan we naar de bushalte voor de reis naar het vliegveld, maar als er na twintig minuten een taxi stopt die ons voor een redelijke prijs wil brengen, accepteren we die maar, zeker is zeker. Dus zijn we veel te vroeg in de mooie halfopen vertrekhal op het vliegveld. Nog tijd voor een laatste kop koffie en dan gaat Frans inchecken en wij afscheid nemen. Pijn in het hart om hem te laten gaan, het was leuk. Maar ook weer relaxed in onze met-z'n-tweeën-routine. We zijn om zes uur aan boord, eten een broodje, drinken een kop koffie, een borrel, en vroeg naar bed.
Frans vertrekt net op tijd, want daarna hebben we twee dagen regen. En als het hier regent . . . We gaan snel onze regenwateropvang herstellen en installeren. We besluiten om nog te blijven tot na 30 november, want dan is de viering van 50 jaar onafhankelijkheid van Barbados, groot feest. Bovendien neemt Lulu de 29e afscheid van BB en ons, want ze gaat drie maanden naar haar zieke moeder in Australië. Sean blijft alleen aan boord en gaat naar Tobago om te surfen. In de binnenhaven in de stad, de Careenage, loopt het inmiddels vol met ruim twintig grote luxe jachten, die deelnemen aan de “Jimmy Cornell 50th Anniversary Barbados Ralley” een georganiseerde oceaanoversteek vergelijkbaar met de ARC, maar kleinschaliger. We hoorden dat er aan de ARC dit jaar 300(!) schepen meedoen, die over een week allemaal tegelijk St Lucia overspoelen en leegkopen. Daar gaan wij dus ff nog niet naar toe. Wij wandelen wat door de stad, lezen een boek en doen rustig aan. Als we een kerkdeur open zien staan gaan we naar binnen, bewonderen het interieur en maken een praatje met de vriendelijke koster die hier “saxton” heet. Josiens vader was ook dertig jaar koster in Jutphaas.
De BB's zijn een paar dagen naar de noordkant van het eiland, komen vrijdag terug en zaterdagavond drinken ze een biertje bij ons in de kuip. Zondag gaan we samen uit eten ten afscheid in de Cruising Club aan het strand, met live muziek, een gitarist die oude rocknummers en ballads heel verdienstelijk zingt. De dinsdag begint rustig, zoals we hier gewend zijn. Lulu is druk aan het opruimen en inpakken. Wij blijven aan boord om haar straks uit te zwaaien. En dat is maar goed ook, want om een uur of tien draait de wind geheel onverwacht 180° naar het noordwesten, zodat ineens de hele baai lage wal is, neemt vervolgens toe tot gemiddeld 20 knopen met vlagen van 30! De zee bouwt op tot golven van ruim twee meter hoog, die op sommige plaatsen in de baai breken. En het begint te regenen op z'n tropisch, met BAKKEN uit de hemel! De arme scheepjes liggen te bokken en te rollen als gekken, zo ook Inísh. Alle cruisers houden ankerwacht. Na een half uurtje gaat een lokaal jacht, dat al flinke tekenen van verval vertoonde, aan het krabben en mist maar net twee andere jachten voor het op de kust in stukken uiteen slaat. Even later gaat ons ankeralarm en zie ik ons ook verder verplaatsen dan de mooringketting lang is. Shit! Gelukkig loopt de motor al (voor veiligheid en stroomdraaien). Dus de schroef in z'n werk, Josien knoopt en snijdt de mooringtouwen los en wij gaan er tussenuit met veel gemanoeuvreer tussen alle dansende jachten en lege moorings. We zijn intussen volledig doorweekt van de regen, dus de zweetdruppels zie je niet. Wel goede samenwerking en het hoofd koel, om onszelf maar eens een schouderklopje te geven. Via de marifoon nemen we afscheid van Lulu (het cadeautje voor haar geven we 's avonds maar aan Sean, die bij ons een biertje komt drinken na het onheil en vertelt dat hij weer opa is geworden van een gezonde kleindochter).
We blijven een uurtje rondvaren, want in deze heksenketel annex kookpot willen we niet ankeren of een nieuwe mooring oppikken. En passant vullen we zes 10 l. jerrycans met regenwater uit onze net herstelde regenwatergootjes.
Als een paar uur later de wind weer gedraaid is en de golven wat afgenomen, varen we naar ons oude plekje, waar we niet durven ankeren omdat we niet weten hoeveel rommel er is achtergebleven. Dus pikken we een andere mooring op die er vrij stevig uitziet en omdat de rest van de dag en de avond het weer alleen maar rustiger wordt, blijven we daar tot woensdagochtend. Als ik dan ga snorkelen zie ik onder water dat deze mooring een weliswaar oude, maar heel zware ketting heeft, verankerd aan een bovenmaats motorblok, zodat we het wel vertrouwen met toevoeging van een eigen landvast. Het weer belooft rustig te blijven de rest van de week, maar ja, dat was gisteren ook zo. Als ik ga snorkelen op onze oude mooring zie ik, dat de ketting (12mm) halverwege is gebroken. Geluk voor de eigenaar, want als zijn boot nu onbeheerd aan de mooring had gelegen, was die waarschijnlijk gestrand. Ga je je toch weer afvragen of je eigen anker niet altijd te prefereren is: meer swell maar ook meer zekerheid, je eigen anker ken je, en al ziet een mooring er, zelfs als je erop snorkelt, nog zo goed uit: de zwakste schakel blijft maatgevend en zie die maar eens te vinden. Als regel ankeren dus!
Intussen is Lulu gisteren kletsnat door de hevige branding aan land gezet (waar ze in een diveshop droge kleren mocht aantrekken) en vervolgens met een taxi naar het vliegveld gegaan, waar ze op tijd was voor haar vlucht. Sean kon haar niet wegbrengen naar het vliegveld, want hij moest ook ankerwacht houden in dat noodweer. Lulu heeft ons nog een mooie limerick (Iers woord!) nagelaten. Woensdag is het nog steeds somber en regenachtig en er staat nog een forse swell in Carlisle Bay, te fors voor onze kleine dinghy. We hadden ons verheugd op de festiviteiten, maar nemen genoegen met een kijkplaats vanaf Inísh, hoewel er behalve een prachtig vuurwerk 's avonds weinig te zien is. Te horen des te meer. Van 6 -10 uur 's avonds ankert er een piratenboot 100 meter naast Inísh waar een dj zo staat te blèren, mèt forse versterking natuurlijk, dat het de hele baai (en dat is geen kleintje) terroriseert. Tijdens zijn korte pauzes is Josien nog net in staat om iets op te pikken van het officiële concert “at the Garrison”. Moet mooi zijn, met traditionele en koormuziek.
onze zelf handgenaaide en -versierde Barbados-gastvlag