Maandag 16-01-12, Shelter Bay Marina, Colon, Panama. Deze dag staat geheel in het teken van de voorbereiding der transit. Eerst gaan we met de marina-bus naar het winkelcentrum om voor drie dagen en zes personen voedsel in te slaan. Behalve de schipper en vaste maat annex eerste line-handler Josien, varen er straks nog drie line-handlers en een “adviser” (zeg maar loods) mee. Als we terugkomen met de volle tassen vinden we Inísh opgetast met acht autobanden en vier duimdikke, 50 meter lange trossen, die een groot deel van het dek in beslag nemen. En daar moeten dan nog zes personen bij? Dan het regelen van die line-handlers, in het weekend heeft dat al wat hoofdbrekens gekost: An Marie, een Zwitserse die we al van Curaçao kennen, helpt ons geweldig, zij kent veel mensen hier en stapt overal op af. Het begint met een tip over een briefje aan het prikbord, waarin drie line-handlers worden aangeboden. Ik ga informeren en de schipper van betreffend jacht weet zeker dat zijn mannen graag met ons meewillen, maar ’s middags komen die melden dat ze al een andere afspraak hebben. Wij weer verder op zoek, velen willen graag, maar kunnen helaas niet op onze dagen. Dan komt An Marie aanzetten met twee ruwe zeebonken: Steve, een Australische schipper en Ian, zijn maat uit Manchester, die net de Atlantic zijn overgestoken en zelf over een paar dagen het kanaal door willen. Zij gaan graag mee, alleen moet dinsdagmorgen hun schip worden opgemeten voor de transit. En, je weet het nooit met die Panamezen. Dus stuur ik een mail naar de agent dat we misschien toch 2 man van hem moeten huren (als vierde linehandler hebben we zijn zoon James al ingehuurd, voor hem is het de 33e transit). Verder maken we Inísh vast “transitklaar”, zover dat kan, dinghy oprollen en over de voorste zonnepanelen vastsjorren, banden langs de reling, genua zeilklaar maken, diesel optoppen, boot inruimen. Het chemisch toilet stouw ik onderin, benieuwd of er nog iemand naar vraagt.
Dinsdag 16-01-12, Shelter Bay Marina – Gatun Lake, Panama, 10 mijl. Weer vroeg op en verder met klussen. Het grote zonnepaneel dekken we af met kussens en de dinghyvloerplaat om te voorkomen dat een van de kanaalmannen er een “keesje” op gooit (kom ik op terug). We vullen de watertanks bij en tussendoor houden we contact met Steve en Erick, de agent. En je kon erop wachten, de opmeter komt ’s morgens niet opdagen. Ik dus weer verder zoeken, vraag Japanners, Fransen… Ik vraag zelfs Maarten, die samen met zijn vrouw Yvonne aan het klussen is op hun catamaran “Sea of time” uit Katwoude, waarmee we zondag hebben gegeten en met wie we een klik hebben, maar zoals te verwachten moeten ze op hun eigen boot werken. Wel spreken we af om e-mailcontact te houden. Het lijkt erop dat Steve niet mee kan, maarrr . . . te elfder ure vindt ik op een ander Australisch schip (net aangekomen) een jong stel dat graag mee wil, maar ja, we hebben er maar één nodig. Mark (één van de twee) biedt aan om standby te zijn voor het geval Steve niet meekan. Maar Steve wil erg graag zelf en als dan eindelijk tegen enen zijn opmeter komt en belooft om hem snel te bedienen, kunnen we uiteindelijk varen met de geplande bemanning!
Na zes weken weg uit Shelterbay Marina. We nemen afscheid van personeel en nieuwe kennissen, want terwijl we ons soms alleen voelden, hebben we de laatste dagen veel goede contacten gehad en wordt het toch weer weemoedig afscheid. Maarten en Yvonne hopen we weer te ontmoeten in de Pacific. Josien krijgt van Michele, met wie ze iedere ochtend yoga deed, een prachtige ketting: een mooie witte schelp, gevat in zilverdraad, aan een zwartleren veter. Ze is er erg blij mee.
We moeten om 14:00 uur op de “Flats” bij Colon ankeren om de “advisor” op te pikken (die overigens pas om 17:30 aan boord komt). Maar door al het gedoe hebben we dispensatie gekregen en mogen we om 15 uur vertrekken, even over drieën komt Steve on the dubble aanrennen, keert halverwege om, gaat weer naar z’n eigen boot, maar dan toch, een paar minuten later, is’ie er definitief en kunnen eindelijk de trossen los. Al met al wel een majeure stresssituatie zo, we hadden het liever wat relaxter gehad. Het uitvaren verloopt prima na zes weken en buitengekomen kan zelfs de genua erbij om met een knoopje of vijf naar de ankerplaats te zeilen, goed voor de onthaasting! Op de ankerplaats liggen al een poosje twee medekanaalvaarders te hobbelen, een ruim 50-voets Amerikaans jacht, de Blue Whale en een 35 voets Japanse Nauticat (ja Frans), de Ann Lucia, zodat we tegen onze voorkeur “in package” door de sluizen moeten (kom ik op terug). We liggen er om 16 uur en om 18:30 komt eindelijk een pilotbootje de advisors brengen, voor ieder jacht één (!). De onze blijkt een bijzonder aardige gezellige man, die perfect Engels spreekt.
We moeten wel onmiddellijk ankerop en op topsnelheid naar de Gatun-sluizen, waar we aan bakboord van de Blue Whale vastmaken, voor en achter en twee springen, zo strak mogelijk. Aan stuurboord knoopt de Ann Lucia vast. De “kapitein” van de Blue Whale is een Amerikaanse blaaskaak van een jaar of dertig, lijkt het verwende zoontje van een rijke Amerikaan, maar blijkt later een aardige gozer die chartert en ons perfect door de sluizen vaart, al gaat het af en toe veel te hard naar mijn zin, voor hem een rustig tempo, voor ons rompsnelheid. Bovendien liggen we niet helemaal in lijn zodat onze mast af en toe gevaarlijk overhelt naar de Blue Whale. De Gatunsluis is een driewegsluis, zodat we in drie stappen zo’n dertig meter worden opgetild. De afmetingen van een sluiskolk zijn 305 bij 33,5 m.! Later hoor ik van ex-collega Piet van Noord, dat de Noordersluis in IJmuiden toch nog wat groter is. Voor ons ligt in de kolk een containerschip met een paar decimeter ruimte aan de boorden, maar we kunnen er achter, als we bijna binnen zijn gooien de sluismannen heel bedreven een dunne lijn met aan het eind een zakje met zand (keesje of monkeyfist) over: de twee voorlijnen gaan naar de Blue Whale, wiens boeg een eind voor ons uitsteekt en de achterlijnen gaan resp. naar Inísh en Ann Lucia. De trossen worden eraan vastgeknoopt met een grote lus, waarna de lijnen worden ingepalmd en de lussen van de trossen om de bolders gaan.
Dan liggen we met z’n drieën gecentreerd in de sluis en Inísh nog een meter of tien van de sluiswand. Voor ons doet James het lijnenwerk, rustig en professioneel, hij is tenslotte het meest ervaren, en al spreekt hij veel minder Engels dan zijn vader aangaf, hij is voor ons een waardevolle line-handler, én een heel aardige gozer (hij studeert elektro-techniek aan de universiteit van Panama). Strikt genomen hebben we met deze handelwijze Steve en Ian niet echt nodig, hebben we ook drie lijnen in de plus en zouden we zelfs onze adviser kunnen missen omdat die van de Blue Whale het oppertoezicht heeft. Maar bij de kanaalorganisatie gaat flexibiliteit vóór efficiëntie en kostenbesparing.
Het schutten verloopt zonder problemen, al is het wel donker inmiddels en we hebben een dikke wind achterop. Om 10 uur is het schutten gedaan, worden de jachten losgeknoopt en om half elf ankeren we in het Gatunmeer met 20 m. water onder de kiel. Josien heeft een heerlijke macaronischotel gemaakt die alle eer wordt aangedaan (de advisor at al in de laatste sluis en wordt van boord gehaald voor we vastliggen). Nog even een biertje en dan rap onder de wol (figuurlijk dan, want je slaapt zonder iets over je heen hier), de wekker staat op 05:30. Om 06 uur wordt de advisor (een andere) verwacht en dan meteen weer ankerop. Het is voor ons wel ongewoon om met drie vreemde kerels te slapen op een Panamees meer met twintig meter water onder de kiel en veel golven- en herrie makende schepen om je heen. Het worden dan ook hazenslaapjes. En raar om op zoet water te zijn!
Woensdag 18-01-12, Gatun Lake – Flamenco anchorage, Panama City, 30 mijl. Half zes gaat de wekker, er worden wat gezichten natgemaakt en tanden gepoetst, koffie gezet en gedronken en tegen zevenen komt de nieuwe adviser aan boord, minder aardig dan de eerste en erreg slaperig, want z’n dienst begon om 2 uur. Nou ja, als gezegd, we hebben hem niet echt nodig en de dag begint met een vaartocht op de motor door het meer met af en toe de zeilen erbij, want de wind wisselt erg in richting en kracht. En we moeten zes knopen halen want anders komen we te laat bij de volgende sluis. Het meer is mooi, we hopen veel wildlife te zien: er moeten krokodillen zijn (de enige die soms gratis geschut worden), apen, harpy eagles (Panama’s symbool), zelfs jaguars en allerlei kleiner spul, maar helaas zien we slechts de ons bekende vogels. Na een poosje moeten we ineens terug naar vier knopen omdat de sluis nog niet klaar is, maar dan toch weer wel en gaat de vaart er weer in. Om 12 uur arriveren we voor de Pedro Miguelsluis, een enkele, waar we weer “upraften” (met z’n drieën aan elkaar) en ditmaal de hele sluis voor onszelf hebben.
Ik zorg dat we beter in lijn zijn met de Blue Whale, want tussen de Miguel en de Mirafloressluis is een meertje waar we in package doorheen varen. Toch gaat de mast nog wat scheef, naar buiten ditmaal, want Captain Blue Whale gaat er met zeven knopen doorheen, onze rompsnelheid.
Om twee uur is het hele circus ten einde en varen we IN DE PACIFIC, een speciaal gevoel voorwaar. Ook de wetenschap dat je door het PANAMAKANAAL bent gevaren, waar de Lesseps zich tweemaal op heeft stukgebeten, en dat ieder schoolkind kent. Door Panama overgenomen van de Amerikanen en heel efficiënt gerund door ze, al hebben ze nog wel Amerikaanse adviseurs. En niemand die nog naar ons chemisch toilet heeft gevraagd.
Als we een half uur later op de ankerplaats zijn drinken we nog even snel een afscheidsbiertje en dan weer aan het werk om de trossen en autobanden op te ruimen en onze extra crew aan land te brengen. Wat ons bijzonder veel plezier doet is, dat naast ons het Nederlandse jacht “Victory” geankerd ligt, een mooie donkerblauwe kotter, woodcore, met houten opbouw en doghouse, ze waren ook op Curaçao. Vooral omdat Jan Bart, de schipper, met z’n dinghy komt en aanbiedt om mensen en spullen naar de kant te brengen. Dat bespaart ons het werk om meteen onze dinghy te moeten opblazen, zodat we die tot morgen lekker met rust kunnen laten. We zijn best moe van dit alles als we tegen zessen de boot weer een beetje in normale conditie hebben en onderuit in de kuip het restje macaroni kunnen opsmikkelen. We blijven ook lekker aan boord en morgen gaan we wel eens om ons heen kijken hier en Jan Bart en Monique bedanken voor hun hulp. Het lekker slapen valt nog tegen trouwens, want de hele nacht door komen hier pilotboten met veel wash langs scheuren. Maar alles went.
Donderdag 19-01-12 – zondag 22-01-12 Flamenco anchorage, Panama City. We zijn al vroeg wakker en na het ontbijt blazen we de dinghy op en gaan eerst de formaliteiten regelen: naar de marina om te betalen voor landingsrechten met de bijboot en naar de immigratie/douane voor inklaren, hetgeen hier in iedere haven schijnt te moeten. In Shelterbay wisten we dat nog niet en gingen we pas naar ze toe bij vertrek, gelukkig was de douanebeambte een gemoedelijke man die niet moeilijk deed en tegen zijn immigratie collega zei dat ze ook niet zo moeilijk moest doen, pffffff . . . (Erick had al gezegd dat het noemen van zijn naam zou helpen). En hier in Flamenco sturen ze ons weg met de boodschap dat we maar moeten terugkomen als we vertrekken. Oké, doen we, maandag gaan we naar de eilandengroep Las Perlas, 30 mijl verder. Verder hebben we een rustige dag, vanaf 17 uur ’s avonds is er voor de zeilers pizza-eten in één van de restaurantjes op de Calzada de Amador, een dam tussen de stad en Flamenco eiland, een soort breakwater voor de kanaalingang, tevens toeristische attractie, met winkeltjes, restaurantjes, marina’s etc. evenals onze verbinding met de stad. We zien er oude bekenden (Yvonne en Roderick van de Happy Bird, Etienne en Denise van de la Luna) en leren weer andere zeilers kennen. De pizza is ook niet slecht. We horen dat er een cruisers-netje is om 08 uur en krijgen info over transport en de stad.
Vrijdag gaan we naar de oude stad, klein en knus. Minder indrukwekkend dan Cartagena maar qua sfeer wel vergelijkbaar. We bezoeken enkele kerken, de kathedraal, het presidentiële paleis (van bescheiden afmetingen), ontmoeten een leuk Engels stel, met wie we een leuke oude Panamees ontmoeten die in perfect Engels van alles vertelt over de stad. Hij heeft een hekel aan gringo’s (Amerikanen) en beweert dat al die prachtige wolkenkrabbers zijn opgetrokken met Colombiaans drugsgeld. Nou, ja Cartagena staat er ook vol mee dus tzouzomaarkunnen. Later horen we dat het niet zo raar is dat ze een hekel aan gringo’s hebben, omdat die, toen ze het kanaal nog bezaten, de hele Kanaalzone voor de gewone Panamezen verboden gebied verklaarden, terwijl het notabene toch hun eigen land is. Hij kent ook veel voetballers van Oranje, en was teleurgesteld toen “wij” verloren van Spanje, want aan Spanjaarden heeft’ie ook een hekel vanwege hun kolonisatie hier. Wij brengen ertegenin dat the Dutch and the English net zulke rovers waren in die tijd, maar daar kan’ie niet mee zitten.
Zaterdag boodschappen doen met een “one dollar taxi” (als je één vinger opsteekt, en hij stopt, dan rijdt hij je naar een vast punt in de stad en kan ook anderen oppikken, het tarief is dan een dollar p.p.). Tegen vijven komen Jan Bart en Monique van de Victory een glaasje wijn drinken, ze zijn Utrechters, nu drie jaar onderweg en hebben ongeveer hetzelfde gevaren als wij, gaan ook naar Galapagos, Polynesië en Nieuw Zeeland. Hij blijkt één van Neerlands beste sportvissers, dus we leren weer wat. Ook is het erg gezellig.