Vaarbericht Inísh 2013-08, Opua - Nieuw Caledonië.

Woensdag 29 mei – donderdag 6 juni, Opua – Nouméa, 890 mijl. De halve haven van Opua stroomt leeg deze woensdag, heel veel cruisers vertrekken, waaronder Inísh. Onder een stralende zon met een beetje bakstagwind glijden we de Bay of Islands uit. Buiten staat er iets meer wind en daar zie je de stroom van jachten zich scheiden. De meesten gaan noordoost uit, richting Minerva, Tonga of Fiji, een klein groepje volgt de kust naar het noordwesten, richting New Cal, waaronder Happy Bird, Wigwam en Slosh. Maar wij niet. Ik kies een koers er tussenin naar het noorden, omdat volgens de gribfiles de wind van zuid via oost naar noord gaat draaien, zodat Inísh straks, als ’ie gaat tegenstaan, kan meedraaien zonder teveel hoogte te verliezen. Dat blijkt later goed uit te pakken. Voor ons uit gaat Båten Anna, op weg naar Vanuatu, ik krijg geen marifoon-contact met ze (in de nacht passeren we ze). Wel krijgen we tweemaal daags goed contact met het Pacific Driftersnet op onze nieuwe SSB transciever. En hoewel je elkaar niet fysiek kunt helpen, geeft het toch een fijn gevoel om je ervaringen te delen en je positie en koers bekend te weten. Op onze c-map kaart hou ik bij waar iedereen zit. En zo zeilen we langzaam de eerste nacht in.

De wind zakt weg, zodat we na een poosje de motor moeten starten en die blijft zo’n 20 uur draaien. Daarna komt langzaam maar zeker de wind opzetten, eerst uit zuidoost, gedurende de dagen erna krimpend via oost, noord en west tot we uiteindelijk aankomen bij New Cal met een zuidwesten wind. Helaas wordt Josien ziek gedurende de derde dag, ze moet overgeven en is daarna heel zwak, komt bijna niet van kooi, zodat al het werk op mijn schouders komt. Gelukkig is ze af en toe nog in staat om eten klaar te maken, mijn zwakke punt. Verder eten we voornamelijk muesli, de eerste dagen alleen ik, want ze eet twee dagen niks.. We vragen ons af wat het is, zeker geen zeeziekte, later horen we dat er griep heerste in NZ, dat zal het wel geweest zijn. Het maakt de oversteek extra zwaar, want ik moet de hele nacht in de kuip blijven met een hazenslaapje op de kuipbank, naast al het zeil wisselen, boot trimmen, navigeren en koffie zetten. Voor zieke Josien is het ook geen pretje op een (soms woest) bewegend schip, met alle bijbehorende herrie. Van een lekker visje vangen komt zo niets.

Wel hebben we een poosje een prachtig vink-achtig vogeltje in heldere kleuren als verstekeling mee. (Later blijkt het een puttertje te zijn, waarvan je een beroemd schilderijtje van Fabritius kunt zien in het Mauritshuis).

Intussen neemt de wind steeds meer toe. We wisten dat we tot twintig knopen konden verwachten, maar het worden er ruim dertig af en toe, met vlagen van tegen de veertig. Op sommige momenten hadden we graag een vierde rif in het grootzeil gehad. Gaan we laten maken! Toch hebben we het minder zwaar dan de andere Nouméa-gangers, die vanwege het kiezen van een directe koers inmiddels dik achter ons zitten en nog meer van de depressie krijgen, tot wel 45 knopen wind in de vlagen. Iedere dag downloaden we een gribfile en iedere dag hopen we op minder wind, maar iedere dag geeft de file weer wat meer aan, helaas. Tot in de nacht van dinsdag op woensdag de wind gaat afzakken en vanuit het zuiden waaien, zodat we het eindelijk wat makkelijker krijgen en woensdag is een glorieuze zeildag met volop zon, 15-20 knopen ruime wind en een prachtige hoge, lange deining. We hadden gehoopt om vandaag Nouméa (spreek uit Noemee) te halen, maar dat gaat net niet lukken. De passe (doorgang) in het rif bereiken we net na donker om 8 uur ’s avonds en we vinden het te link om door te varen. Bovendien is dat nog 15 mijl (3 uur) tussen koraal en andere enge ondieptes.

Maar de doorgang is ruim genoeg en goed gemarkeerd en net daar voorbij is een mooi eilandje, Amédée, met een prachtige, uit Frankrijk geïmporteerde vuurtoren, waar achter we ons ankertje droppen en op een goede nachtrust hopen.

Helaas lukt dat niet omdat we teveel liggen te rollen, dus zijn we om 7 uur weer op voor de laatste 15 mijl naar Nouméa. We hijsen ons nieuwe Franse gastvlaggetje (de vorige was compleet stuk gewapperd in Frans Polynesië) en ik lees in de Lonely Planet (dank nog Els) dat Nieuw Caledonië zo heet omdat de ontdekker, James Cook, wie anders, zo aan het Schotse landschap moest denken toen hij hier binnenvoer. Daar kunnen we inkomen. Na Cook heeft Engeland verzuimd deze eilanden te annexeren, zodat de Fransen hun kans grepen en nog steeds veel verdienen aan de nikkelmijnen hier. Nouméa doet ons erg aan Papeete op Tahiti denken, het is een luxe westerse stad, erg Frans, al zijn de inwoners veel hartelijker dan hun noordelijke landgenoten. En je ziet duidelijk dat hier Melanesiërs (45%) wonen, Kanaken, ze lijken erg op de inwoners van Papua (dat wij uit de schoolboekjes kennen). De blanken vormen zo’n 35% van de bevolking en verder zijn er nog wat Polynesiërs en Aziaten.

Er is vrij veel hoogbouw, deels heel modern, veel auto’s, veel luxe, vooral bij de blanken. En de Kanaken zie je veel in groepjes bij elkaar in de parken zitten. Ze zijn vaak verlegen, vriendelijk en goedlachs.

Bij aankomst in Port Moselle Marina worden we allerhartelijkst welkom geheten door marina-mensen die onze lijnen aanpakken, we voelen ons direct op ons gemak. De formaliteiten worden door de marina geregeld en ook de ambtenaren die later aan boord komen zijn aimabel, efficiënt en tolerant. Prima aankomst dus. ‘s Middags gaan we boodschappen doen in de grote Casino supermarkt met die gigantische bankbiljetten die we al kenden van Tahiti. Zelfs het Hinano-bier van Tahiti kunnen we hier weer krijgen. Én baguettes natuurlijk! We praten na over de tocht met de jachtbemanningen die ons al voor waren, zoals van Wasabi (Aussies) en Dana (Denen). Daarna nog héérlijk en lang douchen (we stonken helemaal), iets eenvoudigs eten, vroeg te kooi en dan lekker lang en ongestoord slapen.

Vrijdag 7 juni - maandag 10 juni, Nouméa. Vandaag komt Happy Bird binnen en we horen hun barre verhaal, ze hebben het nog ff zwaarder gehad dan wij. Zijn een anker verloren, hadden een uitgevallen motor en hebben bakken water over de boot gekregen in soms 45 knopen wind. Ze hebben ook nog een nacht bijgelegen, en dat is ze goed bevallen. Als je bijligt ga je dwars op de wind met zo weinig mogelijk zeil, de fok bak en het roer meestal aan lij. Het is verwonderlijk hoe rustig je dan ligt in zware zeegang, je verlijert wel een beetje (± 1 knoop) maar bij teveel/tegenwind kan het een prima oplossing zijn, ook als je dringend rust nodig hebt. Tot nu toe hebben wij altijd nog voortgang kunnen maken en dan vind ik het jammer van het hoogteverlies, maar we gaan het vast nog eens doen. We lopen door de stad naar het immigratiekantoor en mogen blijven zo lang we willen omdat New Cal deel uitmaakt van de EU, maf hoor. We kopen een nieuwe waterslang om eens goed al die kilo’s zout van Inísh af te spoelen en daarna ziet ze er weer spic en span uit. Ook hebben we op de markt twee overheerlijke tonijn steaks gekocht (we hadden tenslotte niet gevist onderweg) waar we werkelijk van smullen ’s avonds, met gebakken aarpeltjes, salade en ik met een heerlijk helder Hanano-biertje. O wat is het dan lekker om weer eens luxe te eten. Na de ontbering is het genieten groter.

Zaterdag komt onze buurman op bezoek. We hadden al verwonderd naar zijn gigantisch overjarig wedstrijdschip gekeken, zag er vaag bekend uit, maar we lieten ons in de luren leggen door de Vanuatu-vlag. Wat blijkt: het is de voormalige Philips Innovator annex Equity & Law, gebouwd door Huisman in Vollenhove, destijds geschipperd door Dirk Nauta (hij won in ’89 de Whitbread in zijn klasse met dit schip) en nu eigendom van Fred uit Arnhem, ziet eruit als een hippie met Brabants accent en zwerft al dertig jaar over de wereldzeeën. We gaan op zoek naar een plek voor Inísh tijdens ons verblijf in Nederland, maar alles is dicht na twaalf uur op zaterdag. Zondag gaan we Fred helpen met het inscheren van twee nieuwe vallen. Ik lier hem elektrisch dertig meter omhoog naar het topje van zijn giga-mast, doe dat samen met John, zijn vriendelijke pikzwarte betaalde bemanningslid uit Vanuatu. Later drinken we een biertje in zijn minikuipje op zijn maxiracer en bewonderen het Spartaanse interieur, waar Dirk Nauta, Marcel van Triest en de andere Whitbread-racers nog hebben gebivakkeerd, indrukwekkend. Fred heeft er wel een bar en eigenaarshut in getimmerd. Maandag repareer ik voor de zoveelste keer onze windvaan in de hoop dat het nu goed is en samen met Fred fiets ik naar de jachtwerf om te kijken of we Inísh hier tijdens ons verblijf in Nederland kunnen droogzetten, dat is hier goedkoper dan in het water laten, en beter voor het onderwaterschip. Dat lukt. Voor Bali is het helaas te laat in het seizoen geworden.


Dinsdag 11 juni - zondag 16 juni, Nouméa – Boulouparis – Noumea, 60 mijl. Dinsdag verlaten we de marina en zeilen met een lekkere bakstagwind door de lagune langs de westkust naar het noorden, omringd door een mooi landschap, wat kaal vanwege de droogte aan de lijzijde van de bergrug. Goed navigeren vanwege kleine eilandjes en onderwaterriffen, maar de betonning is uitstekend en de kaarten ook, pas de problème. We vinden op 20 mijl van Nouméa een mooie verlaten ankerplaats waar Inísh ligt alsof ze droog staat, zo rustig. We zijn inmiddels vertrouwd met ons ankerliertje en o, wat is dat een gemak en wat geeft die ankerketting een veilig gevoel. Er is een prachtige sterrenhemel en op de kant zien we de lichten van een paar huisjes her en der verspreid tegen de berghelling. De volgende ochtend gaan we door naar Boulouparis, een plaatsje aan een ondiepe baai waar volgens Jaap en Renée een leuke kleine marina is. Daar moeten we wel met hoog water in, want de baai voor de ingang is erg ondiep. Dat blijkt ook als we er aankomen want het is net hoogwater geweest en bij de ingang van de marina loopt de dieptemeter op tot 2,20m (nog 30 cm. onder de kiel). Maar we komen binnen zonder de bodem te raken en ontdekken dan dat de diepte in de afmeerplaatsen ook maar 2,20m. is. En het moet nog laag water worden! De havenmeester is er niet, kan ons dus ook geen informatie geven of we in de prut zakken of scheef komen te liggen. Dat risico nemen we niet, dan maar geen Boulouparis, jammer, het zag er zo leuk uit daar. Dus de haven weer uit en het hele stuk (zo’n vijftien mijl) naar de vorige ankerplaats terugkruisen tegen 25 knopen wind. Maar omdat we tussen de eilanden in de lagune varen is het water redelijk vlak en lukt het goed, eigenlijk best een fijne zeiltocht. Om vijf uur laten we ons anker weer op dezelfde plek vallen. Nu ligt er een paar honderd meter verderop nog een jacht met een Franse familie. Weer een heerlijke rustige nacht en de volgende (donder)dag zeilen we de twintig mijl terug naar Nouméa. We vertrekken vroeg want we hebben gemerkt dat de zuidoostpassaat hier tegen de middag aantrekt tot boven de twintig knopen, waarschijnlijk een tunneleffect langs het langgerekte bergachtige Grande Terre van New Cal. Dat gebeurt ook. Vervelender is, dat de wind langzaam maar zeker steeds verder tegen draait, zodat we veel slagen moeten maken voordat we rond halfvier weer aankomen in Nouméa. Omdat de ankerplaats helemaal vol ligt met jachten gaan we nog maar een paar nachtjes de marina in. We moeten nog een vliegreis boeken (was helaas nog niet gelukt door tekort krediet op de Visarekening en nu is die voordelige aanbieding natuurlijk weer net volgeboekt, shit) en ik moet hier nog naar het consulaat voor een geautoriseerde handtekening. Het bezoek aan de consul is wel leuk. Had ik nog nooit meegemaakt. Een echte diplomaat die me heel vriendelijk allerlei tips geeft over de omgang met de Kanaken en mooie ankerplaatsen op onze verdere route. Hij is ook een zeiler. Volgens hem is hier wel een serieus drank- en drugsprobleem met de jeugdige Kanaken, die kennelijk moeilijk werk kunnen vinden. We hadden ze zelf ook al opgemerkt in de parken en langs de waterkant met rode oogjes, hoewel we (nog) geen last hebben gehad. Maandag moet ik terugkomen voor de handtekening dus blijven we hier het weekend nog. We nemen afscheid van een paar vertrekkende jachten en met Fred gaan we ’s avonds ten afscheid wat eten in het tentje naast de marina. Hij vaart onverrichter zake terug naar Vanuatu, want hij wilde hier met Drydock op de kant voor antifouling, maar een diepgang van 3,60m. kunnen ze hier net niet handelen, ondanks een serieuze poging.