Maart 2012, Ecuador en Nederland. We verlieten jullie in Bahia de Caraquez . . .
. . . net nadat we aankwamen op de mooringplaats van Puerto Amistad, de marina daar, op 16 februari. Kort daarna heb ik een vlucht geboekt op de 27e naar Nederland zodat we nog tien dagen hadden om de omgeving te verkennen en voorbereidingen voor de tijdelijke scheiding te treffen. Bahia de Caraquez bleek een vriendelijke badplaats . . .
. . . waar de Ecuadorianen naar het strand gaan, maar waar weinig buitenlandse toeristen zijn. Misschien dat mede daarom de mensen hier heel vriendelijk en behulpzaam naar vreemden zijn, en absoluut niet opdringerig, een verademing na Panama. We verkenden het stadje, het strand, gingen met de foot-ferry (grote kano met grote buitenboordmotor) naar San Vicente aan de overkant, klommen naar het grote verlichte kruis op de heuveltop, eigenlijk een uitkijktoren. We aten meestal in één van de restaurantjes aan de rivier voor een paar dollar, lekkere inheemse gerechten of een steak. We boekten een busreis naar het vliegveld: 300 km. in vijf uur voor $7 en maakten een lijst van alle spullen die hier niet te krijgen zijn en dus uit Nederland moeten worden meegebracht. We genoten van de vriendelijkheid van de mensen en maakten nieuwe tijdelijke vrienden.
Op de 27e stap ik om 17 uur in een taxi die me in vijf minuten naar de busterminal brengt waar een official me een bus aanwijst richting Guayaquil. De bus zou om 17:30 vertrekken, maar om tien over vijf begint’ie te rijden, dat kan niet goed zijn, te laat is hier niet ongewoon, maar te vroeg? De official blijkt ook de conducteur en als ik mijn reservering laat zien zegt hij: “ahh, Reina”. En Reina is de maatschappij van mijn bus, maar niet van deze! Deze bus blijkt met veel stops naar een plaats ergens onderweg te gaan, dus moet ik aan het eindpunt eruit en de goede bus zien te vinden die daar bij een andere terminal stopt. Gelukkig helpt de conducteur me in een taxi en vertelt de chauffeur waar ik moet zijn voor de bus van Reina naar het vliegveld, die daar gelukkig nog moet langskomen. Intussen heb ik wel flink in de piepzak gezeten, bang om m’n vlucht te missen. Uiteindelijk kom ik om 23:30 aan op het vliegveld en m’n vlucht vertrekt om 07:30 naar Lima, de verkeerde kant op, komt daar aan om 09 uur, waar ik tot 21 uur moet wachten voor de KLM vlucht naar Schiphol. Al met al ben ik ongeveer 40 uur onderweg. Om 16 uur op de 28e kom ik aan op Schiphol, moe maar blij dat ik er ben en m’n kinderen Joost en Marije staan me samen op te wachten, heerlijk! Samen vertrekken we naar Joosts huis in Amsterdam, waar ik zijn vriendin Anna en de kleinkinderen Sara en Maurits weer zie.
Fijn om ze allemaal weer te zien, ook genieten van de zuurkool in het koude Amsterdam. Helaas is het ijs net gedooid, maar je kunt niet alles hebben. De weken van het wachten op Marijes bevalling benut ik met bezoeken aan m’n familie, oude collega’s, vrienden, repetities en optredens van Shantymen Kaap Hoorn, mijn boekenclubje, zwerven door Hoorn en omgeving, nautische boodschappen en natuurlijk vooral klussen bij Marije en op Joosts schip, naar Artis en speeltuintjes met Sara en een heerlijke dag zeilen met Joost op z’n tjalk “Overwinning” van Medemblik naar Hoorn. Ook geniet ik nog samen met een hoogzwangere dochter van een paar uur met mooi weer aan het strand bij Bloemendaal.
Intussen laat ook deze baby op zich wachten. Marije is 7 maart uitgerekend, moet uiteindelijk op de 17e naar het ziekenhuis en na een zware bevalling ziet de 18e ’s morgens om 4 uur onze lieve kleine Senne Chris het “levenslicht”. Maar opa moet nog tot 16 uur geduld oefenen voor hij haar kan begroeten en haar moeder feliciteren, die er ondanks alles stralend bij zit.
Ik heb dan nog een week om veel bij ze te zijn, want de 25e moet er weer teruggevlogen worden, ditmaal rechtstreeks. En weer wordt ik prettig verrast bij aankomst, want Josien en haar vriendin staan me op te wachten mét een busreservering en de bus vertrekt al na een halfuur richting Inísh. Voor middernacht zijn we terug aan boord. Intussen hebben Josien, vriendin Mary, zoon Rogier en zijn vriendin Tanja een goede tijd in de bergen, het regenwoud, de mangrovemoerassen en enkele steden gehad. De hoofdstad Quito viel ze tegen: “just another large dirty town”.
De week die ons nog rest in Bahia gebruiken we om Inísh klaar te maken voor de grote oversteek. We hebben veel in te slaan en moeten daarvoor naar Manta, een stad op 100 km. Dat gaan we combineren met uitklaren, want hoewel de Galapagos Ecuadoraans zijn moet dat toch, omdat we onze permit voor de Galapagos niet voor vertrek kunnen krijgen. We doen maar ons best om ons humeur niet te veel door de soms onbegrijpelijke bureaucratie te laten beïnvloeden. De stuurvaan wordt opnieuw gerepareerd, de regenwatervoorziening uitgebreid en boot en motor gecheckt.
We nemen nog tijd voor een bezoek aan het regionale museum, waar we onder de indruk zijn van de cultuuruitingen van de indianen in de oudheid. Vooral veel mooie pottenbakkerij, stenen beeldjes en prachtig bewerkt goud zien we. Over de expositie van moderne kunst zijn we minder onder de indruk. De prima gids vertelt ons dat er in san Isidro, een uur met de bus de bergen in, een archeologische site is en we besluiten daar zondag naar toe te gaan. . .
Om drie uur komen we aan in het hete, stoffige dorp en gaan op zoek naar de site. Nergens een aanwijzing, dus maar vragen in ons beste Spaans. De één stuurt ons naar links, de ander naar rechts, iedereen wil wel helpen maar weinigen weten kennelijk echt waar het is. Uiteindelijk neemt een jongetje die in het riviertje aan het zwemmen was ons mee naar een huis waar iemand van de site woont, die ons vertelt dattie helaas op zondag gesloten is. En dan is het alweer bijna tijd voor de laatste bus terug naar San Vicente. Toch een mooie dag. Als alles verder volgens plan verloopt vertrekken we morgen, dinsdag 3 april. Alleen nog stapels houdbaar voedsel inslaan en proberen een gasfles te vinden die hier wél kan worden gevuld. De onze krijgen ze hier niet vol. We hebben alleen nog de kleine campinggaz flessen.