Vaarbericht Inísh 2014-11, Mauritius.

Maandag 16 juni – maandag 30 juni, Grand Baie, Mauritius. Maandag gaan we verkassen naar Grand Baie. Gisteravond waaide het nog fors uit het oosten, maar voor vandaag voorspelt Windfinder 14-18 knopen uit het zuidoosten. Prima wind om langs de hoge wal de noordoostelijke koers van 10 mijl naar de grote baai te zeilen. Alleen op de genua, beslissen we, we zijn er tenslotte zò . . . Nou, dat valt tegen. Al gauw merken we dat de wind buiten de haven ff sterker is dan voorspeld. In de vlagen loopt ‘ie al gauw op tot 25 knopen, en later zien we even 29 op de windmeter. Bovendien is de wind oost, dus moet ik de fok niet alleen verkleinen, maar ook bijna dichtdraaien om de juiste koers te houden (50° aan de wind). Én er komt nog een flinke swell om de noordelijk punt van het eiland tegenstaan. Wat is die Indische Oceaan toch een nare, altijd zwaarder dan je inschat. Gelukkig hebben we de hele weg stroom mee, dat geeft wel een korte hoge deining, maar ook een knoop extra snelheid en dat komt goed uit, want door het water gaan we soms maar 2 knopen vanwege het gebonk tegen de golven. Zo doen we toch nog drie uur over het tochtje naar Grand Baie. Het laatste stukje gaat ’t Volvootje d’r bij en als we de baai indraaien worden wind en golven al snel minder en loopt Inísh weer een normale snelheid.

We zien al snel Sunflower en La Luna achter hun ankers slingeren en zoeken een plekje iets verder naar binnen. Mooie ankerplek wel, vlak voor de GBYC (Grand Baie Yacht Club), waar we internet hebben en de douches vrij mogen gebruiken. De hele baai ligt vol met jachten, veel catamarans en visboten, die voor een groot deel voor de charter zijn. Ook af en toe een vlootje Optimistjes met genietende kleine Mauritiaantjes erin. Het is hier behoorlijk toeristisch, met veel strandjes, hotels en resorts. Het landschap is bijna vlak, minder spectaculair dan de vulkanische formaties rond Port Louis. Vandaag blijven we aan boord. Wel komen de crews van La Luna en Sunflower even buurten. Fijn om ze weer te zien. Dinsdag blazen we onze dinghy vol en gaan we via de jachtclub de kant op. Meteen springen de taxichauffeurs op ons nek met aanbiedingen voor rondritten. Maar daar hebben we even genoeg van. Grand Baie is ook de naam van het dorp hier. Het oogt toeristisch en gezellig. Maar het is laagseizoen. Restaurants, kroegen en winkeltjes zijn zo goed als leeg, veel charterschepen liggen te dobberen aan de mooring, taxichauffeurs en hawkers (straatverkopers) bedelen om onze rupees. We dwalen door een paar grote winkelcentra en doen onze boodschappen. Dan terug naar Inísh. Onze ankerplek was wel goed, maar we hebben tijdens de nacht toch flink liggen rollen op de inkomende swell, daarom verkassen we ’s middags naar een plekje verder de baai in. We hadden coördinaten (via noonsite) van het Noorse jacht Flow (zie Samoa), dat hetzelfde heeft gedaan. En dat blijkt een prima ankerplek. Afgezien van de wake van langsscheurende speedboten liggen we als in een marina en met de dinghy naar het dorp is nog maar een eitje.

Woensdagavond met de Luna’s en de Sunflowers (Toby is Aussi) naar Australië-Oranje, ik natuurlijk met m’n oranje T-shirt aan en Denise is ook in het oranje.

Het is niet de glorieuze wedstrijd van tegen Spanje, want de Aussi’s vechten voor wat ze waard zijn, maar de uitkomst is toch weer positief, dus zijn “we” door naar de volgende ronde en mag Australië naar huis. Toby feliciteert ons sportief (hij is niet zo “into succer” geloof ik) en we gaan weer vol verhalen en opgetogen terug naar onze scheepjes.

Donderdag met de Luna’s naar de beroemde botanische tuin in Pamplemousse, die inderdaad zeer de moeite waard blijkt (foto's vandaag "courtesy of La Luna", mijn batterijtje is leeg, shit).


Het is een prachtig park waar je heerlijk kunt dwalen

en genieten van exotische bomen, planten, waterpartijen met gigantische plompeblaeden, waterlelies, vele vreemde vogels . . .

. . . en we zien een reeks door wereldleiders geplante boompjes, veelal uit de regio. De meeste indruk maken die van Koffi Anan en vooral Nelson Mandela. Er is een mooi gedenkteken opgericht voor de eerste leider van het onafhankelijke Mauritius, Seewoosagur Ramgoolam, waar het park ook naar is vernoemd.

We hadden gehoord dat in de buurt van het park ook het mooiste museum van Mauritius is. Nou, dat blijkt helemaal waar.

In een gigantische stilgelegde suikerfabriek is het hele proces van de suikerfabricage met behulp van de oude (vaak opengewerkte) machines inzichtelijk gemaakt en in de vele vrije ruimte is een doorwrochte, artistiek verantwoorde, expositie gemaakt van de geschiedenis van Mauritius en van de slavernij.

Ook nog geplaatst in het perspectief van de wereldgeschiedenis. Het enige bezwaar dat je kunt maken is, dat de informatie zo uitgebreid en gedetailleerd is, dat je het nooit in een dagdeel kunt behappen. De maritieme geschiedenis komt natuurlijk uitgebreid aan bod, waarbij wij Hollanders als eerste bewoners, (mede)uitroeiers van de dodo en brengers van herten, konijnen, geiten, duiven en ratten weer een grote rol speelden. En natuurlijk de naamgever, stadhouder Prins Maurits. Maar de Hollanders hebben zich nooit blijvend gevestigd hier, we hadden de Kaapkolonie al. De Fransen hebben die twijfelachtige eer.

Ook is Mauritius een tijdlang piratennest geweest, een rol die eerst Madagaskar en nu Somalië heeft overgenomen. En na de Fransen natuurlijk weer die Britten, die Mauritius in 1968 hun onafhankelijkheid gaven. En toen tijdens een VN behandeling daarvan een Russische ambassadeur de snerende opmerking richting Engelsen maakte, dat die de oorspronkelijke bewoners zo slecht hadden behandeld, antwoordde de Brit: ”het is nog veel erger, we hebben ze opgegeten en uitgeroeid, want de oorspronkelijke bewoners waren de dodo’s” (voordat de Hollanders kwamen was Mauritius onbewoond). Als we de poort van het museum uitwandelen om met de bus terug te gaan rijdt een taxichauffeur ons achterop en vraagt waar we heen willen. U voelt ’em al. Wij ook. Maar de chauffeur houdt vol en zakt steeds verder met z’n prijs. Later blijkt dat hij bij het museum had geïnformeerd en wij de enige bezoekers zijn die lopend het pand verlaten, die middag. Dus zijn enige potentiële klanten. Uiteindelijk mogen we voor 400 rupees mee naar Grand Baie, waar hij met duizend begon (de bus zou ons 280 kosten). Het is duidelijk laagseizoen. We doen het, om hem een plezier te doen, hoewel we net zo lief met de bus reizen.

Zondagavond zien we Oranje na een moeizame start winnen van Chili, (foto Dalwhinnie) toch weer een mooie zege met prachtige doelpunten van Depay en Fer, de jonkies kunnen het ook.

En maandag gaan we samen met de Dalwhinnies (Lucia en Frans) de noord- en oostkant van het eiland bekijken, met als hoogtepunt de eerste landingsplaats van de Hollanders in Grande Port aan de zuidoostkant. Eerst gaan we naar de meest noordelijke kaap, Cap Malheureux (kaap ongeluk).

Tijdens onze aanwezigheid ziet er helemaal niet ongelukkig uit daar. Er staat een fotogeniek kerkje bij een idyllisch baaitje met een aantal lokale vissersbootjes en een schattig Indiaas meisje met een nog schattiger puppy van twee weken heet ons welkom.

Het is stralend weer vandaag en we genieten van de heerlijke plek en het mooie uitzicht op de eilandjes Flat Island, Round Island en nog een paar (die, waar we bij onze nachtelijke aankomst omheen voeren). Een paar sportduikers zijn bezig om een onderwater-scuba-route uit te zetten. Dan zakken we via de kustroute langzaam af naar het zuiden, bewonderen en aantal mooie kapen met uitzicht op de oceaan, waar de brekers steeds hoger worden naarmate we meer aan de lage wal geraken (letterlijk dan).

Bij de kaap Poudre d’Or zien we een monumentje waar de Franse windjammer St. Geran in 1744 aan de grond liep, met aan boord het verloofde paar Paul en Virginie, waarop de klassieker van de Mauritiaanse schrijver Bernadin de St. Pierre is geïnspireerd. We drinken koffie bij een Chinees restaurant. Er zijn veel, vaak dure resorts, maar weinig terrasjes en kraampjes aan deze kant van het eiland. Kennelijk proberen de resorts om hun toeristen binnen te houden.

We zien nog een paar mooie riviertjes uitstromen in de oceaan, maken een leuke groepsfoto bij de meest oostelijke kaap “Pointe de Diable” (punt van de duivel) met Franse verdedigingswerken.

We zien het landschap steeds bergachtiger worden, met woeste vulkanische rotsformaties en op de hellingen naast tropische wouden ook heel veel zilverachtige pluimen-zeeën van de inmiddels rijpe sugarcane (suikerriet) die ook volop wordt geoogst tijdens onze rondrit.

Regelmatig zien we krakkemikkige vrachtautootjes (foto Dalwhinnie) of gigantische trailercombinaties het riet afvoeren naar de nog in gebruik zijnde fabrieken. Maar er zijn ook veel ruïnes van verlaten fabrieken, vaak staat alleen nog een eenzame schoorsteen in het landschap.


Dan het hoogtepunt van onze tocht: eerst een bezoek aan het fort annex museum “Frederik Hendrik”. Het fort was ter verdediging en bewaking van Grande Port, een mooie grote baai binnen het rif, omzoomd door grillige vulkanische heuvels.


De huidige ruïnes zijn van het Franse fort dat later op de resten van de Hollandse funderingen is gebouwd, toch is er ook nog wat Hollands metselwerk te zien.

En het museum is bijna geheel gewijd aan de Hollandse tijd, misschien omdat wij de eerste bewoners waren hier, maar zou het ook een beetje komen door de ruime Nederlandse bijdrage aan de totstandkoming van museum en archeologische site? Bovendien is de opening ervan in 1998 verricht door onze huidige prins Maurits en zijn lieftallige Marilène. Het museum is klein maar fijn en na het bezoek en inschrijving in het gastenboek gaan we natuurlijk door naar het eigenlijke landingspunt, opgedragen met een obelisk aan de naamgever van het eiland, de stadhouder Maurits, grote broer en voorganger van Frederik Hendrik.

We rijden nog door het Brits koloniaal ogende plaatsje Mahebourg en slingeren dan door bergen en suikerrietvelden, eerst via lommerrijke lanen, het laatste stuk via de net aangelegde motorway M2, terug naar Grand Baie, waar we om zes uur in het winkelcentrum een pizza eten en nog even van de huurauto gebruik maken om wat zware boodschappen aan boord te krijgen. Om acht uur zijn we terug, met een lekkere bak koffie en een goed gevoel over deze welbestede dag. Het was een mooie, gezellige tocht zo metsen vieren. De rest van de week doen we kalm aan en vrijdag is het de 27e, dus ben ik alweer een jaar ouder: 67, wat gaat het toch hard. Een fijne dag. Van Josien had ik al een nieuwe riem en een paar Croc canvas bootschoenen (waar je mee in het water kunt) gekregen. Om elf uur komen de La Luna-, Dalwhinnie- en Sunflower-crews op de koffie, met daarbij een heerlijke door Josien gebakken chocolade-tulband. Ik krijg van Denise en Etienne een vervolg op het prachtige boek “Pilars of the Earth” van Ken Follet: “World without End”, 1200 blz. (weer ff heerlijk lezen) en een mooi flesje “Lucia”-rum, van Lucia en ook van Frans. ’s Middags een mooie wandeling langs de kust en ’s avonds uit eten (Indiaas) met de Luna’s en de Sunflowers, lekker en gezellig. En dan natuurlijk alle fijne verjaardagsmails, smsjes en videocontacten met de kinderen. Veel goede vrienden hebben weer aan me gedacht, hartverwarmend! Josien ontdekt nog een zieke straathond met een nestje puppy's, en ze zou Josien niet zijn of er moet gezorgd worden. Zondag denkt het hele Hollandse smaldeel hier dat we gaan verliezen van Mexico, maar dankzij een prachtig doelpunt van Sneijder en een lelijke schwalbe van Robben, gevolgd door een zeer gedurfde snoeiharde penalty van ijskonijn Huntelaar, gaan we toch weer door, zelfs zonder penalty-shoot-out.

Morgen wilden we terug naar Port Louis om uit te klaren en te wachten op goede wind voor Réunion, maar waarschijnlijk hebben we eerst nog een weekje harde wind, dus nog ff wachte.