Dinsdag 16-10-2012, Ha’ano - Pangai, Lifuka, Tonga, 9 mijl. Gisteren bleven we op Ha’ano, het was er fijn, maar vandaag gaan we naar Pangai, de hoofd”stad” van de Ha’apai groep op het eiland Lifuka (kun je ’t nog volgen?). Het is slechts twee uurtjes op de kale genua, maar we moeten wel nauwkeurig navigeren, want net zoals tussen de San Blas eilanden barst het van de koraalriffen, die soms net onder of boven water zitten, hier zelfs op plaatsen waar het even verderop 100 m. diep is! Maar de C-map kaarten zijn accuraat en met voldoende waypoints in de gps gaat het vooralsnog prima, al zien we links en rechts de brekers op de riffen, soms ver van de kust. Om één uur droppen we het anker in vijf meter water met mooi schoon zand op de bodem, goed te zien vanaf Inísh. Het anker houdt hier overal perfect in dat koraalzand, geen klachten daarover. Ik ga toch nog even snorkelen om te kijken of ook de draaicirkel vrij is van koraal. Er liggen al veel jachten, Orcinius komt gelijk met ons binnen en later Victory en Superted. Ook is er veel ferryverkeer. We zijn er al één onderweg tegengekomen en later draait een andere het haventje binnen.
Als we naar de kant gaan om in te klaren zien we dat er een keurig modern haventje is, voor de westenwind afgeschermd door een rif dat versterkt is met damwand. Het dorp ziet er mooi ruim uit met knappe gebouwen, scholen, kerkjes (gelukkg niet zo monstrueus als op Samoa). Wel is er veel zwerfvuil. De mensen zijn weer erg vriendelijk en geneigd tot contact. Het inklaren is in vijf minuten gepiept en de beambte doet er niet moeilijk over dat we een paar tussenstops hebben gemaakt, maar vraagt er wel naar. We wandelen door het dorp, doen een paar boodschapjes (er is redelijk veel te krijgen, verse groenten en fruit op de markt, kruidenierswaren en brood in de Chinese winkel). We gaan naar het “Marinerscafé” om te internetten (heel traag) en treffen daar verschillende andere jachtbemanningen.
Op weg naar Inísh komen we langs een open gebouw, waar een aantal dames eendrachtig zit te vlechten aan een gigantische mat van palmblad en ze zijn zeer bereidwillig om hun werk te tonen en te poseren voor de foto. ’s Avonds komen JB & Monique gezellig klaverlassen.
Woensdag huren we fietsen bij “het” guesthouse (ze hebben er precies twee, van die Amerikaanse met breed stuur, laag zadel en dikke banden) en we rijden het hele eiland over én via de causeway over het rif naar het naastgelegen eiland. We zien de airstrip met een oude Dakota DC3, die nog in bedrijf is hier (we hadden hem al zien vliegen).
Als we even rusten om een slok water te drinken, krijgen we gezelschap van twee eilandertjes, de kinderen zijn hier gefascineerd van palangi (blanken). ’s Avonds gaan we nog even naar de wal om te eten in het Marinerscafé. Onderweg naar de wal komen we de bemanning van Aquamante (Nederlandse HR, al eerder ontmoet in Papeete en Bora Bora) tegen, die ons meldt dat alle jachten de vaargeul naar de haven moeten vrijmaken voor een grote ferry. Wij dus weer terug naar Inísh om te verkassen, dat gaat gelukkig vlot. Dan weer terug naar het café, waar ik een steak en Josien een pizza eet, en we nog wat mail lezen en beantwoorden en (met veel moeite) een gribfile downloaden, voor skype of bankzaken is het helaas te traag hier. Onderweg ontmoeten we drie Tonga-dames in highschool uniform.
Donderdag 18-10-2012, Lifuka – Ha’afeva, Tonga, 22 mijl. Na het muesli-ontbijt gaan we uitklaren (we mogen een paar tussenstops maken voor we inklaren in Tongatapu), laatste boodschappen doen en ankerop. Op vlak water aan de lijzijde van de eilanden hebben we een heerlijk zeiltochtje met een bakstagwind van 15-20 knopen en een gangetje van 6-7 knopen. Onderweg vangt Josien eindelijk weer eens een (joekel van een) mahi mahi (dorade), die helaas zo tekeer gaat als we haar naast Inísh hebben getrokken, dat de musketon van het kunstaas het begeeft, de vis haar vrijheid terug heeft en wij geen vis vanavond. Om twee uur bereiken we onze volgende bestemming, het eiandje Ha’afeva, dat wel iets weg heeft van een atol, omdat er behoudens twee doorgangen overal riffen ons beschermen tegen de swell. In de middag liggen we heerlijk rustig op 7 meter glashelder water in wit zand met een gouden strand, omzoomd met kokospalmen, voor ons. Er liggen al drie jachten, twee spitsgatters (waaronder een Westsail zoals Bag End) en een catamaran. We zijn lui en blijven aan boord. Morgen gaan we het eiland verkennen. Tegen de avond, als het hoogwater wordt, ligt Inísh wel flink te rollen.
Vrijdag 19-10-2012, Ha’afeva, Tonga. Om tien uur gaat de dinghy te water en ik kennismaken met de crew van de Westsail naast ons, Evangeline. Dan roeien we naar de kade, die met Australische ontwikkelingshulp is gebouwd, evenals de elektriciteitscentrale en het gemeenschapshuis. Als we van de kade het karrespoor naar het dorp inlopen komen we een pick-up met een paar mannen tegen, één van hen vraagt ons of we later weer aan boord zijn, dan komt hij ons fruit brengen, nou graag. We wandelen door het prachtige bos, met zeer veel soorten planten en bomen, af en toe ligt het pad bezaaid met mango’s, er zijn er teveel om op te eten. Onderweg komen we een stokoude man tegen met een machete en een paar kokosnoten, die op de grond gaat zitten om ons te begroeten, helaas spreekt hij geen Engels.
We passeren het kerkhof dat ook hier uitbundig is versierd met doeken, spreien en bloemen. Daarna komen we al snel in het dorp, waar alle kinderen ons begroeten met gezwaai en “bye bye” in plaats van hello, en wij: malo a lei lei. Een paar dames maken een praatje, de mannen zijn wat meer op afstand. We zien drie kerken (honderd inwoners!), waaronder een splinternieuwe mormonenkerk, hier waarschijnlijk door Amerikanen neergezet. Op de terugweg komt ons een jonge vrouw tegemoet, die met ons meeloopt en uitleg geeft over waar wat is. Ze klampt vaker cruisers aan en legt haar hele privéleven voor ons bloot. Ze heeft een tijdje in een bar in de hoofdstad gewerkt en is kennelijk het eiland ontgroeid. Als we bij de kade komen maken we kennis met de bemanning (Amerikaans/Israëlisch) van de catamaran voor ons die hier al een tijdje rondzwerft. Wat ook opvalt, is dat je op veel plaatsen borden ziet die waarschuwen voor de gevaren van een tsunami. De schrik zit er nog in. Begrijpelijk. Later komt de Israëlische ons het beloofde fruit brengen, een berg papaya’s, mango’s en een hele tros bananen. Ik ga nog een uurtje boven het prachtige koraal hangen.
Zaterdag 20-10-2012, Ha’afeva - Kelefesia, Tonga, 38 mijl. Na het ontbijt om negen uur ankerop voor de volgende ankerplaats. We willen in dagtrips naar de hoofdstad Nuku’alofa op Tongatapu en onze volgende bestemming is het eiland Nomuka, 20 mijl verderop. Maar als we een uurtje onderweg zijn horen we Local Talent informeren naar de ankerplaats op Kelefesia, een héél klein onbewoond eilandje, het meest zuidelijke van de Ha’apai groep, nog 15 mijl verder. We hadden er niet eens van gehoord, maar als we op de kaart en in de cruising guide kijken, zie we dat er een kleine maar uitstekende ankerplaats is, vanwaar nog 50 mijl naar Nuku’alofa. Dus als we ter hoogte van Nomuka zijn roepen we Local Talent op om te vragen hoe het daar is. Ze zijn net aan het binnenvaren en weten het nog niet. Een half uur later roepen ze ons op en melden dat het er erg mooi is, dat er één jacht ligt en dat er nog net plaats is voor Inísh.
Kelefesia here we come! Intussen zijn we heerlijk aan het zeilen met 12-17 knopen halve wind en bijna vol tuig op nagenoeg vlak water, omdat we aan lij van de eilanden en riffen varen, met een gangetje van 6-7 knopen. En passant haalt Josien nog een lekkere bonito binnen, net genoeg voor een fors maal vanavond, een hele troost na de gemiste dorade van eergisteren. Het binnenlopen van de ankerplaats is stressy, want links en rechts rollen gigantische brekers vlak naast ons op de riffen, maar de waypoints van de cruisingguide zijn accuraat en met 7 meter water onder de kiel schuiven we om half vier de ankerplaats op. Local Talent ligt er en een Nieuw Zeelands jacht met een Nederlandse schipper, die even komt buurten en vertelt dat ze bezig zijn met filmopnamen over zeilen en duiken. Nou, ze hebben er echt wel een prachtig plekje voor uitgezocht, want we kijken onze ogen uit, zo mooi is dit kleinood van een eilandje. De zee in alle kleuren blauw, links en rechts indrukwekkende brekers op het rif, een hagelwit breed strand en prachtige kliffen, bekroond met palmen en andere vegetatie. Ik denk niet dat ik eerder tijdens onze tocht zo’n mooie ankerplaats heb gezien. En het snorkelen moet hier ook super zijn. Alleen het vinden van een goed plekje voor het anker is lastig, want er is wel een mooie zandbodem, maar om de tien meter steekt een gigantische koraalknol de kop op. Gelukkig is het water zo helder dat het allemaal goed te zien is en we laten onze Rocna zakken naar een mooi wit stukje bodem met net genoeg draairuimte in deze knollentuin. Het filmjacht gaat na een uurtje ankerop en Local Talent ook, want die liggen teveel in het koraal en ze komen gezellig naast ons liggen én nodigen ons uit voor het diner van morgenavond. Ik ga nog even snorkelen en zie dat onze ankerketting precies tussen twee koraalknollen van een paar meter hoog ligt, maar bij deze wind volledig in het zand blijft en Inísh draait makkelijk over het koraal heen, dus liggen we zo goed als’t kan.
Inísh en Local Talent zusterlijk voor anker bij Kelefesia
Zondag 21-10-2012, Kelefesia, Tonga. Als ik ’s morgens met de dinghy land op het strand, komt een oude man met een hondje uit het bos, het eiland is dus minder onbewoond dan we dachten. Als ik hem toestemming vraag om op het eiland te wandelen en een hand wil geven blijkt dat hij z’n rechterarm niet kan gebruiken. Deze Tonga-Robinson Crusoë woont hier moederziel alleen, nou ja, afgezien van een hondje, een poes en een stel varkens dan. Hij heeft aan de andere kant van het eilandje een hutje en een schuurtje van golfplaten gebouwd. Als Josien en ik later teruggaan naar het eiland, nemen we wat conserven, bananen en visgerei voor hem mee, waar hij erg blij mee is. Hij vertelt dat zijn vijf kinderen op Nomuka wonen en dat een zoon hem af en toe opzoekt. Ook Dean en Sabine hebben hem verwend, horen we later. Terug aan boord verlies ik in de kuip het evenwicht door een roller en maak een maaibeweging met een arm, waarbij mijn hand Josien de zonnebril van de neus slaat, die over de reling de plomp in vliegt, een glas eruit en er achteraan! Liggen negen meter diep. Maar Dean komt even later duiken en vist zowel de bril als het glas van de bodem! Chapeau! Dat loopt beter af dan met mijn zonnebril in Hiva Oa, opluchting! ’s Middags ga ik met ze in hun dinghy naar het rif, waar we snorkelen op een jacht dat daar is gezonken. Geen fijn gezicht, als je je realiseert, dat de bemanning ervan waarschijnlijk met hetzelfde optimisme als wij deze ankerplaats opzocht. Wat is daar fout gegaan? Nonchalance? Overmoed? Drank? ’s Nachts binnenlopen? Van het anker afgeslagen? Klein foutje? En hoe is het met die mensen afgelopen? We zullen het nooit weten. Het koraal vlakbij het eiland is véél mooier, dus daar gaan we nog een poosje genieten. En om half zeven roeien we naar Local Talent, waar Sabine een heerlijke maaltijd van wahoe (vis), pasta, schorsenere en artisjok heeft bereid, met pudding toe. En een goed gesprek. Zij blijkt een Duitse te zijn, psychologe en geëmigreerd naar Amerika, Dean is een soort free lance assistent-filmproducer, hij heeft meegewerkt aan o.a. The Green Mile en de Matrix-films. Ze wonen in de buurt van Los Angeles. Leuk stel. Om tien uur roeien we terug naar Inísh want de wekker moet op zes uur.
Maandag 22-10-2012, Kelefesia – Nuku’alofa, Tongatapu, Tonga, 48 mijl. Om zeven uur, na de vaste bak koffie, gaat het anker er gemakkelijk uit en we nemen met enige spijt afscheid van dit paradijsje, waar we ons toch ook wat onzeker voelden vanwege de brekers, de rollers, het koraal zo dichtbij en het gezonken jacht. Maar voor ons gelukkig geen problemen, we nemen de oude track van de gps als route naar buiten en alles gaat goed. Er wordt meer wind verwacht dus zet ik een rif, maar dat gaat er na een halfuurtje weer uit. Het blijft 10-15 knopen waaien uit het oosten, zodat we met een half windje en mooie gelijkmatige deining een heerlijke zeiltocht hebben naar de hoofdstad van Tonga. Weer hebben we een dikke knoop stroom mee, we doen gemiddeld zes knopen. Bij het uitvaren was het zwaarbewolkt met een spat regen, maar al snel klaart het op en varen we onder een blauwe hemel met zon en een enkel wolkje. Na een uurtje roept Local Talent ons op met de mededeling dat de bewoner van Kelefesia een uurtje na ons vertrek naar het strand kwam en met gezwaai hun aandacht trok. Dean met de dinghy naar de kant, waar hij te horen kreeg dat we allemaal werden uitgenodigd, want de man had een varken geslacht en geroosterd voor ons! Maar ja, wij waren al weg en Dean eet geen vlees, dus moest Sabine er in haar eentje aan geloven. Wel jammer dat wij vertrokken zijn.
Als we nog vijf mijl te gaan hebben, zien we achter ons een jacht met genaker op, en natuurlijk kan ik niet laten om te proberen die voor te blijven, maar helaas, vlak voor de ankerplaats bij het eilandje Pangai motu, waar we allebei heen willen, haalt’ie ons in. Het blijkt een catamaran van bijna vijftig voet, daar hoeven we ons niet voor te schamen. Uiteindelijk hebben we heerlijk gezeild, vooral het laatste stuk, hoog aan de wind op vlak water binnen de beschermende riffen van de hoofdstedelijke baai was kicken. Om drie uur draaien we in de wind, strijken het zeil en zetten het anker in vijftien meter water, zonder swell, met een makkelijke zandbodem, wat wil je nog meer? Voor ons ligt La Luna, Etienne komt al gauw buurten in z’n dinghy, geeft ons informatie en wij hem een lekkere moot mahi mahi.
Dinsdag 23-10-2012 - zaterdag 27-10-12, Nuku’alofa, Tongatapu, Tonga. Om negen uur vertrekt de watertaxi van de uitspanning “Big Mamma” op het eilandje naar de stad, dus we staan vroeg op en zijn ruim op tijd aan de wal. Mamma blijkt inderdaad vrij big en erg hartelijk. De naam van onze boot wordt genoteerd, zodat we op de lat kunnen. Om half tien draait de taxi het haventje van Nuku’alofa in, waar we nog een paar jachten zien liggen, met een boeganker en een heklijn naar de kant, zodat ze toch hun dinghy nodig hebben om aan de wal te komen. Bovendien is het warmer, zijn er muskieten en ratten, dus wij zijn blij met onze ankerplaats. We gaan eerst een lekkere kop koffie drinken in een cafeetje bij de haven, inklaren en dan wandelen we een kwartier over een mooi voetpad langs de kust naar het stadje, dat meer op een dorp lijkt. Er is meer te krijgen dan elders in Tonga. We vinden een goede supermarkt, een internetcafé en een aardige markt. We hebben ruim de tijd om het hele centrum te bekijken, maar qua cultuur is het mager wat we zien, behoudens wat kunstig en vaardig houtsnijwerk, vlechtwerk en sieraden van schelpen en been. In de middag wandelen we op ons gemakkie terug naar de haven want het bootje gaat pas om half vijf. Terug op de ankerplaats zien we dat Local Talent is gearriveerd. Sabine zit nog vol met roasted pig en is vol lof over het brood dat Josien op Kelefesia voor ze heeft gebakken.
Om zes uur gaan we weer naar de wal want Big Mamma heeft een barbecue georganiseerd. We moeten zelf vlees of vis meebrengen (komt goed uit want we hebben nog genoeg mahi mahi voor vier personen) en zij zorgen voor de rest. Pas om acht uur gaan we eten, we rammelen inmiddels in ons tuig, maar dan smaakt het ook uitstekend, Sabine en Dean genieten mee van onze vis. De meeste ankeraars zijn aanwezig en je mag raden waar de gesprekken over gaan.
Woensdag ga ik eerst onze oversteek naar Nieuw Zeeland in de computer en de gps zetten: bijna 1100 mijl, in het passaatgebied naar het zuidwesten, zodat we recht boven Opua (onze bestemming) uitkomen voor we het gebied met westen-winden bereiken. Op zo’n 300 mijl komen we langs het Minerva Reef, met twee atollen waar we eventueel de tocht kunnen onderbreken. Verder hebben we een rustige (lees)dag, tegen de avond komt Etienne melden dat La Luna waarschijnlijk vrijdag vertrekt en wij voelen er veel voor om met ze mee te gaan, behalve als de verwachte westenwind doorgaat. Dus gaan we donderdag met de watertaxi naar de stad om laatste inkopen te doen, een jerrycan diesel te halen en uit te klaren, dat moet ook wel, want morgen (vrijdag) loopt onze verblijfsvergunning af. Als we van de watertaxi op de glibberige kade stappen valt pal achter Josien één van de andere zeilers en heeft vreselijk veel pijn, Josien ziet achteromkijkend zijn been dubbelklappen, hij kan niet meer staan en moet naar het ziekenhuis. Wij gaan intussen alle noodzakelijke dingen doen, waaronder gribfiles downloaden. Daarop zien we dat er morgen (vrijdag) harde wind (20-25 kn.) uit het noorden komt en daarna een paar dagen lichte (zuid)westenwind. Maar ja, daar moeten we heen, dus zullen we nog een paar dagen moeten blijven, al zijn we uitgeklaard, dat hebben al meer zeilers gedaan hier, de officials doen er niet moeilijk over. Terug bij de haven zien we dat John (de gevallene) zijn been in het gips heeft, hij heeft een ingewikkelde beenbreuk die hier niet kan worden gezet, dus al hun zeilplannen moeten worden omgegooid: hij moet met een vliegtuig naar een ziekenhuis in Nw. Zeeland of de States en iemand anders moet zijn boot overvaren, die kan hier niet blijven. De hele cuisergemeenschap leeft mee.
Vrijdag hebben wíj onze pechdag. ’s Nachts waait het al pittig, maar overdag trekt de wind aan tot ruim 30 knopen, tien meer dan voorspeld. En wat ons al die tijd nog niet is overkomen: na drie dagen breekt ons anker uit en krabben we richting de boot die achter ons ligt. Snel starten we de motor en ik probeer de ankerlijn in te halen om opnieuw te ankeren. Dat lijkt eerst heel goed te gaan, Josien stuurt prima naar het anker toe, maar dan laat ik het lijntje slippen, waarmee we de "angel" (gewicht aan de ankerlijn, om die naar beneden te houden) op de juiste diepte houden, die komt bijna direct in de schroef, de motor smoort en slaat af en we krabben hulpeloos naar onze achterligger. Ten einde raad doe ik een oproep over de marifoon en vrijwel direct komen van alle kanten dinghy’s aanscheuren, die Inísh weer in de juiste richting duwen. Ik ga te water en probeer met de snorkel op het touw uit de schroef te snijden, maar dat zit veel te vast. Eén van de helpers gaat een zwaar anker met ketting en lijn halen en een ander duikapparatuur. Even later brengen we dat tweede anker zo ver mogelijk uit en de duiker gaat de lijn uit de schroef lossnijden. Dat lukt na een kwartiertje gelukkig en de schroef en motor lijken in orde als ik ga proefdraaien. Maar dan begint ook het tweede anker te krabben, zodat ik een paar keer die ankerlijn moet inhalen, terwijl ik ons eigen anker steeds meer lengte geef. De wind is inmiddels nog verder gedraaid, en met de twee ankers in sprei blijven we goed liggen. Intussen houden we ankerwacht, en omdat de regen werkelijk met bakken uit de hemel komt al die tijd, heb ik m’n douche ruimschoots gehad vandaag en kunnen we onze krappe watervoorraad aanvullen met ons regenwateropvangsysteem. Dat levert ons 50 liter op. Even later gaat de wind plotsklaps van 30 naar 5 knopen, draait naar west en blijft ook zo. Het wordt weer droog en wij gaan eerst ons eigen anker ophalen dat door het krabben op een incourante plaats ligt, er moet zelfs nog een andere ankeraar voor aan de kant. ik durf daarbij de motor niet te gebruiken omdat de geleende ankerlijn dan in de schroef kan komen. Met behulp van de mastlier lukt het met horten en stoten, het laatste stuk ketting trekken we met vereende krachten boven.
Daarna ga ik met hulp van Etienne het geleende anker boven halen, waarbij Josien Inísh er recht boven manoeuvreert. Ook dat kost moeite, want anker en ketting zijn van een veel zwaarder schip. Maar het lukt en terwijl Etienne in zijn dinghy het geleende anker wegbrengt, gaan wij opnieuw ankeren met onze Rocna en erreg veel lijn deze keer, al is de wind nog maar een schijntje. Wel weer een deuk in m’n zeilers-ego, terwijl alles de laatste tijd nou net zo zonder problemen leek te gaan. ’s Avonds is er pot luck bij Big Mamma, eigenlijk zijn we teveel aan ons endje, maar gezien alle hulp en meelevendheid vinden we dat we het niet kunnen maken om niet even ons gezicht te laten zien. Dus Josien gaat toch maar de kombuis in voor onze eetbijdrage en als we ons om half zeven bij de rest van de cruisergemeenschap voegen, zijn we toch blij dat we hebben doorgezet, want het is erg gezellig en we krijgen veel positieve belangstelling. Ook zien we weer oude bekenden die net zijn aangekomen. Zo langzamerhand verzamelt de hele Pacific zeilersclub zich hier voor de oversteek naar Nieuw Zeeland, er liggen al meer dan dertig jachten. Samen met La Luna besluiten we om zondag te vertrekken en de zwakke wind van de eerste dagen op de koop toe te nemen, dan doen we er maar wat langer over. Dus gaan we zaterdag nog een ochtendje naar de stad voor de laatste inkopen en een teken van dankbaarheid aan onze belangrijkste redders van gisteren. We kopen een paar homebaked cakes, die later erg worden gewaardeerd. ’s Middags ga ik nog een paar uur te water om het onderwaterschip weer schoon te krabben, met licht weer is schoonschip gauw een knoop verschil, daarna heb ik ook nog tijd om de stuurvaan te repareren, die het weer had laten afweten, de miskoop van de maand was dat helaas. Maar nu doettie het weer (even?) prima.
’s Avonds is het groot feest bij Big Mama (ja sorry, die naam hebben wij niet bedacht), ze viert het tienjarig jubileum van het resort. Om zes uur verzamelt de hele cruisergemeenschap zich daar voor eerst een groepsfoto, dan een uurtje borrelen en bijkletsen, gevolgd door een Tonga’s diner, ons aangeboden door de gastvrouw. En dat is erg lekker! We krijgen natuurlijk roasted hog (varken), verder poisson cru (gemarineerde rauwe vis), octopus, rundvlees met een groente, gesmoord in folie, tenslotte taro en zoete aardappels, die aan mij wel voorbij hadden mogen gaan, geen smaak aan. Taart toe én een certificaat voor alle jachten, dat we er écht bij waren. Daarna dansen op de zeer verdienstelijke muziek van de Nuku’alofa Politie Blues Band (niet te verwarren met de NA Politie Brass Band, die spelen ook heel mooi, maar doen dat bij begrafenissen van overheidspersonen, dat zagen we laatst in de stad, de Tonganen kleden zich dan in het zwart met van die gevochten matten om, het was indrukwekkend, ik had helaas geen camera bij me). Om tien uur gaan we naar Inísh terug want morgen gaat er gezeild worden, maar eerst nemen we roerend afscheid van vrienden, die we de laatste tijd weer gemaakt hebben en die we deels in NZ zullen terugzien.
Zondag 28-10-2012 – woensdag 31-10-2012, Nuku’alofa – North Minerva Reef, 266 mijl over de grond, 318 mijl door het water gemeten. Om zeven uur, na eerst de vaste bak koffie, gaat de dinghy in het vooronder en ruimen we de boot zo goed mogelijk in voor de volgende grote oversteek. Dit keer bijna 1100 mijl naar het zuiden, zodat we de korte broek moeten gaan verwisselen voor de zeiloverall, de blote voeten voor de laarzen en het lakentje voor de slaapzak. Het is tenslotte pas voorjaar in NZ. We kunnen ook niet meer rekenen op de tradewinds (passaat), de eerste driehonderd mijl zitten we nog in passaatgebied, dan komen de paardenbreedtes met lichte, wisselde winden en tenslotte het westenwindengebied met iedere week een langstrekkende depressie. Op driehonderd mijl van Tonga zijn twee kleine atollen, het Noord en Zuid Minerva Rif, daar kunnen we in om beter weer af te wachten, maar dat doen we alleen als de vooruitzichten slecht zijn, anders gaan we door. Om negen uur gaat met veel moeite het anker omhoog en Inísh met veel gezwaai naar en van de andere cruisers op een zacht windje het zeegat uit, La Luna is ons een half uur voor. Het duurt nog tot de middag voor we alle riffen hebben omzeild en op ruim water komen, en dan staat de wind tegen met een knoopje of tien (de koers is 217° magn.). Later draait ‘ie naar zuidoost en in de middag kunnen we een paar uur lekker zeilen, 4-5 knopen. Aan het eind van de middag komt heel mooi de bijna volle maan op. ’s Avonds neemt de wind af tot 0 en moet echt het volvootje erbij om koers te kunnen houden. Ik was ongerust over eventuele gevolgen van die lijn in de schroef, maar motor en keerkoppeling lijken in orde. De schroef had ik gisteren al gecontroleerd, die draaide goed vrij en nu controleer ik het oliepijl in de saildrive, dat blijft ook in orde en de olie vrij van water. Om zes uur hebben we marifooncontact met la Luna die een paar mijl naast ons gaat en we spreken af, tweemaal daags contact te houden zolang we binnen marifoonbereik zijn.
De eerste nacht is rustig onder de bijna volle maan en heldere hemel, voor een eerste nacht slapen we behoorlijk, buiten de wachturen natuurlijk, hoewel ik ook af en toe tijdens mijn wacht weer even een dutje extra pak met de eierwekker op een kwartier. Maandagochtend gaan we weer zeilen, met zo’n 3 knopen snelheid, koers niet helemaal bezeild. De eerste 24 uur hebben we 78 mijl gedaan, dat kan beter met een beetje meer wind. De vislijn gaat eruit, want het barst van de vissende stormvogels, sterntjes en jan-van-genten en er springen soms flinke jongens uit het water. Helaas blijft de vislijn leeg. We hebben een rustige dag met gemiddeld net te weinig wind, ook de nacht van maandag op dinsdag blijft zo. Maar dan wordt het anders. In de loop van dinsdag gaat de wind langzaam toenemen, we hadden al gehoord over het SSB driftersnet dat schepen vóór ons meer wind kregen en wij nu dus ook.
Even ter nadere uitleg: vorig jaar hebben we een goedkoop SSB (single side band) radio-ontvangertje gekocht, een NASA Target. De meeste cruisers hebben een zender-ontvanger, waarmee je, in tegenstelling tot de marifoon, contact kunt hebben met zeilers onderweg op (zeer) grote afstand. Bovendien kun je met een goede set ook weerberichten en gribfiles binnenhalen en zelfs eenvoudig e-mailen. Wij hebben zo’n ding niet aangeschaft omdat ze duur zijn, veel ruimte innemen, bij zenden veel energie slurpen, bovendien moet je schip uit het water voor de aarding en je kunt in geval van nood wel oproepen, maar geen antwoord “afdwingen”, zoals met een (satelliet-)telefoon, die ook nog eens veel goedkoper is in aanschaf, alleen duurder in gebruik. Maar zo langzamerhand beginnen we toch wat spijt te krijgen. Tot nu toe konden we met ons ontvangertje geen verstaanbaar woord op de USB ontvangen, naar nu blijkt omdat we altijd op verkeerde tijden en frequenties hebben geluisterd (o.a. omdat ons radiootje een afwijking van een paar khz blijkt te hebben). Misschien ook, omdat ik niet zo echt geïnteresseerd was in waar iedereen was en hoe hard het daar waaide. Maar nu het wat spannender wordt met de oversteek naar NZ, met veel ongewisser weer, heb je nòg meer behoefte aan info. En op advies van Denise hebben we na ons vertrek uit Tonga op de juiste tijd afgestemd op het “Driftersnet”, een cruisersnetje van zeilers die de oversteek naar NZ maken en 2x daags positie, weersgesteldheid en vaaromstandigheden uitwisselen. Met een zender kun je het net ook gebruiken om, op een later tijdstip, 1 op 1 contact op een andere frequentie af te spreken. Er is namelijk geen “(marifoon-)kanaal 16” op de SSB. En we beginnen te merken dat veel van de sociale contacten tussen zeilers beginnen met de netcontacten. Dus misschien gaan we alsnog overstag voor SSB.
De wind gaat dus langzaam toenemen, maar helaas uit de verkeerde richting, namelijk precies “on the nose”, uit het zuidwesten. Dus moeten we gaan kruisen. En kruisen op een oceaan met 15-20 knopen wind is anders dan op een vlak IJsselmeer. Hier neemt de golfhoogte na een paar uur toe tot 2 à 3 meter en omdat de windrichting in de buien steeds zo’n 30° heen en weer schift, ontstaan er kruisgolven en een knobbelige zee. Inísh worstelt zich er dapper doorheen en als ik de zeilen goed getrimd heb, halen we evengoed tussen de 5 en 6 knopen snelheid (met een halfje stroom mee). Dat is beter dan de meeste andere jachten. We horen dat zelfs grotere schepen teruggaan tot 4 knopen. Wel vallen we af en toe met een akelige bonk in een golfdal, dat is alleen tegen te gaan door met de hand te sturen, dan kun je anticiperen, maar dat hou je geen dagen vol. In de nacht wordt het nog wat erger, de zee bouwt verder op en de hoeken die we maken, op vlak water minder dan 90°, komen hier (soms ruim) boven de 100, dus als je zes knopen haalt in je rak, maak je er drie in de richting waar je heen wilt. Frustrerend. Af en toe maak ik gebruik van de windschiftingen door overstag te gaan als de wind draait, dat levert ons een paar keer winst op. La Luna raakt zover achterop, dat we het marifooncontact verliezen. Woensdagmorgen, als we op zo’n dertig mijl van het Minerva Rif zijn, gaan we, met veel moeite vanwege de helling (20°) en het gehobbel, een gribfile downloaden. Daaruit blijkt dat deze wind nog tot vrijdag blijft, al neemt ’ie donderdag af. Dan maar het Minerva Rif binnen, we zijn moe van het zware werk en gebrek aan slaap. Als we ons best doen halen we het voor donker, want in de nacht gaan we echt niet naar binnen. Dus ga ik die dertig mijl aan de helmstok. In de middag komen we in de buurt en via de SSB weten we dat Panta Rhei er al voor anker ligt, dus roep ik ze op en Larry meldt ons, dat het er heerlijk vlak water is, met goede zandbodem, wel winderig natuurlijk. Op mijn vraag of er ruimte voor ons is meldt hij: “man, there’s room for a thousand boats”. We hebben gelukkig goede waypoints voor de ingang, want enig merkteken is er niet en bij hoogwater is het rif niet zichtbaar, alleen de brekers. Als we op zes mijl afstand zijn proberen we om op de motor recht tegen de wind in naar de ingang te varen, maar dan loopt de snelheid terug naar 2 knopen. Kruisen gaat sneller, dus gaat de genua weer uit en om half vijf komen we voor de ingang, waar we met halve wind en een zevenmijlsvaartje op het inmiddels vlakke water naar binnen stuiven. De ingang is ruim (zo’n 100 m.) en diep (15-20 m.). De riffen en brekers zijn indrukwekkend, maar duidelijk te zien en de waypoints sturen ons precies door het midden. Heel in de verte, op twee mijl afstand zien we in de zuidoosthoek Panta Rhei liggen. . .
. . . En wij ankeren honderd meter verderop, zoveel mogelijk in de luwte van het rif. En we zorgen voor zestig meter lijn, want we liggen weer op 15 meter en willen niet nog een keer de toestanden van vrijdag! Het waait tenslotte nog +20 knopen. Een uurtje later komen kort na elkaar Gypsea Heart en Evergreen binnen. Dus liggen we met z’n vieren. Om half zes luisteren we naar het SSB-net en horen dat nog veel jachten zich een weg worstelen naar onze ankerplaats, waar Josien inmiddels ondanks de vermoeidheid een pan lekkere macaroni maakt, die we ons goed laten smaken (de macaroni). Wat is het goed rusten na zo’n worstelpartij. We kruipen in ons hoekje in de kajuit met een boek en een welverdiend glas Johnny Walker (ik) en om negen uur kruipen we te kooi. Voor zo’n kaal rif midden in de oceaan ligt Inísh hier verbazend rustig. Het eerste wat we zien als we opstaan donderdag is dat La Luna achter ons geankerd ligt, een hele geruststelling. We horen opnieuw via het netje dat nog verschillende jachten onderweg zijn, met nog dezelfde condities, die zullen vandaag wel aankomen. Wij rusten uit en vanavond is er happy hour op Gypsea Heart, die fungeert als tijdelijke “North Minerva Reef Yacht Club”. Om vijf uur sharp komen Larry en Karen van Panta Rhei ons ervoor ophalen (zij hebben hun dinghy onderweg in davits hangen, de onze ligt ingepakt in het vooronder). Er zijn geen jachten bijgekomen, dus we zijn met vijf bemanningen (11 personen). En op de 40+ voets catamaran Gypsea Heart hadden daar best nog een paar bij gekund.
Wat een zee van ruimte heeft zo’n vierkante bak! En volgens de schipper stond de wijn tijdens deze laatste heftige oversteek nog gewoon op tafel (?). Nou, er is genoeg gespreksstof, de evaluatie van de laatste dagen en natuurlijk de weersvooruitzichten voor de hierna definitieve oversteek naar NZ. Veel zeilers maken gebruik van weergoeroes in NZ en die hebben net vandaag verwarring gesticht vanwege een fout in het computersysteem dat een nieuwe stormdepressie in ons vaargebied aangaf. Maar die is herroepen en alle forecasts, gribfiles en goeroes geven nu aan dat het gunstig is om door te gaan, rustig weer tot Opua, wel een paar dagen te weinig wind, maar je kunt niet alles hebben. We merken dat alle bemanningen gespannen zijn voor deze oversteek, zo buiten de tradewinds, net als wij dus, en je moet uitkijken dat je je door al dat gepraat erover niet gek laat maken. Enfin, wij gaan morgen verder, evenals La Luna, Gypsea Heart en Panta Rhei. Evergreen blijft nog een dag. Het is een gezellige avond en om tien uur gaat iedereen weer naar het eigen schip.
Vrijdag 02-11-2012 – vrijdag 09-11-2012, North Minerva Reef – Opua, Nieuw Zeeland, 827 mijl. Als we vrijdag (we zouden toch niet vertrekken op vrijdag? Maar dit is geen vertrek, we waren al onderweg, zullen we maar zeggen) om zeven uur de kop uit het schuifluik steken, zien we dat er nieuwe jachten zijn bijgekomen. Wij gaan om negen uur ankerop, een kwartiertje na La Luna. De anderen volgen later, maar passeren ons in de loop van de dag. Een groot deel van vrijdag kunnen we net-aan zeilen met 8-12 knopen wind, met af en toe even de motor erbij, maar vanaf middernacht tot zondagochtend draait het volvootje constant z’n 1500 toeren om zo zuinig mogelijk met diesel om te gaan, we verbruiken dan 1 à 1,5 l/u. Het geeft ons 3,5 knoop + wat we aan stroom mee hebben, eerst niks, zaterdag toenemend tot 1 kn. De zee vlakt steeds verder af tot een lang lome deining uit het zuidwesten, met een olieachtig oppervlak, waar de hemel prachtig in weerspiegelt.
In het begin is het bewolkt, maar de eerste nacht is maanverlicht en we zien Orion en het Zuiderkruis ondersteboven, nou ja, we zijn ook aan de onderkant van de aardbol, inmiddels de Steenbokskeerkring gepasseerd op 23° 27’, dus niet meer in de tropen. In de nanacht kruipen we voor het eerst sinds twee jaar in de slaapzak (om de beurt, vanwege onze wachten).
Zaterdag is het de hele dag zo, af en toe een rimpeltje om ons lekker te maken, maar de motor blijft aan. We passeren de 180°meridiaan en zijn dus weer op “ons eigen (oostelijk) halfrond”, over de helft van de tocht, hoewel het verst van huis vanwege de zuid-component. We vangen weer een mooie mahi mahi, maar als we hem bijna binnen hebben, geeft ‘ie zo’n zwieper dat de gafhook me uit de handen slaat, de haak van de lijn breekt en de vis is gevlogen, eh, gezwommen. Na een rustige nacht kan eindelijk zondagochtend de motor uit en zeilen we hoog aan de wind eerst 4, later 6 knopen. De binnengehaalde gribfile (via sat.tel) toont ons een nieuwe storing met wind tot 25 knopen waar we woensdag mee te maken krijgen, gelukkig niet met zuidwestenwind, zoals gebruikelijk, maar uit het oostzuidoosten, zodat wij er een mooie halve wind aan hebben. Hopelijk gaat het niet wéér veranderen. La Luna vaart nog steeds met ons op en tweemaal daags hebben we even gezellig en nuttig marifooncontact. Zo het er nu naar uitziet zijn we blij dat we een rechtstreekse koers naar NZ volgen en niet de “Jimmy Cornell route” met een boog naar het westen. Want met die zuidooster hebben we alleen maar voordeel van onze positie straks èn rechtstreeks is natuurlijk het snelst! Zondagavond belt Josien haar zus Wouke via de sat.tel. om haar te feliciteren met haar verjaardag, grote verrassing in Rotterdam. De nacht van zondag op maandag valt niet mee. De koerslijn is niet bezeild, dus we moeten hoog aan de wind en die wind wordt erg wisselvallig; 10-20 kn. met schiftingen tot 40°, zodat een hoge warrige zee ontstaat, waar Inísh tegenin moet boksen, ik regelmatig zeil moet wisselen en Josien in de kajuit wordt heen en weer geslingerd, van slapen komt dus niet veel. Maandag wordt het rustiger, maar de koerslijn kunnen we nog niet helemaal halen, volgens de gribfile moet dat vanavond goedkomen, cross fingers. Bij het middagbestek blijken we maar 85 mijl te hebben gedaan over de grond (105 door het water), komt door het opkruisen tegen de wind. Het is moeilijk om de rest van de week van dag tot dag te beschrijven. Dinsdag is de koers naar Opua bezeild, maar begint het echt slecht weer te worden. Eerst een giga regen- en windbui, waarschijnlijk het front van de storing die we voor de kiezen krijgen. Veel harde regen en wind tot 37 knopen, heel vlagerig, waardoor de zee flink opbouwt en er rommelig uitziet. En dat zal helaas zo blijven tot donderdag, oostzuidoosten wind, wisselend tussen 15 en 35 knopen, dus wordt het riffie derin en riffie deruit, woensdag (of was het donderdag?) varen we een tijdje met alleen een puntje fok, zo poeiert het, de snelheid loopt daardoor terug tot 4 knopen, maar het bonkt en bokt wat minder in de boot. Intussen houden we ons goed met z’n drieën. Inísh toont zich weer klein maar dapper en bewijst haar zeewaardigheid, petje af voor Josien hoe ze de moed erin houdt, en behalve woensdag, als het echt gevaarlijk is om te koken, toch iedere dag een warme hap op tafel . . . (eh . . op schoot [eten valt ook niet mee onder 20° helling gecombineerd met rodeobewegingen]) . . . krijgt en ook nog lekker! En ikzelf blijf ook goed doorgaan op me ouwe dag. De nacht van woensdag op donderdag bijna zonder slaap en toch gaat het, de navigatie blijft goed onder controle en ook het dekwerk kan ik blijven doen. De enige schade aan Inísh door het zware weer is een afgebroken beugel waarmee de spinakerboom op dek is gezekerd. Ik hoorde aan het bonken ’s nachts dat er iets aan de hand was en de boom hing al half over boord, nog vastgehouden door de bevestigingsband. En ja, toen moest ik naar het voordek en dat was de ene bak koud water na de andere over me heen, maar de zeiloverall (ja, we zitten inmiddels dik in’t pak, ’s nachts is het 12-15°, iedere nacht een paar graden kouder, wel ff wenne na die nachten in alleen de korte broek) bleek nog goed waterdicht. Dan vraag je je onder zulke omstandigheden wel eens af: moet dit nu allemaal leuk zijn, is dit écht mijn lust en mijn leven, of is het mijn verslaving? We halen tweemaal een nieuwe gribfile binnen met de iridium-telefoon, dat gaat goed, maar de files geven iedere keer een verlenging van het slechte weer, kennelijk een onverwachte storing. Via de SSB-ontvanger horen we dat de andere cruisers het ook zwaar hebben. In ons gebied dezelfde omstandigheden als wij, ook horen we berichten van schade, zoals gescheurde zeilen, losgerukte luiken (waardoor veel waterschade en pompwerk), onklare stuurautomaat, en bij Tongatapu en het Minerva Reef lijkt het nog veel slechter te zijn, er zou zelfs een mayday zijn uitgezonden en een reddingsoperatie aan de gang (later blijkt dat inderdaad het geval, één jacht is zelfs 35 mijl teruggevaren voor assistentie, petje diep af daarvoor! en vanuit NZ is een marineschip met 35 knopen opgestoomd). Wij dus blij dat we vroeg zijn vertrokken en dàt achter ons hebben.
Donderdag hebben we marifooncontact met een oploper, een solozeiler uit Opua op thuisreis. Eerst moet ik hem oproepen omdat hij een paar honderd meter achter ons zeilt en ons dreigt te overvaren (hij ligt te slapen). Als dank voor de waarschuwing krijgen we later gedetailleerde weersgegevens van hem, met windgegevens van uur tot uur, die later “tot op de minuut” blijken te kloppen, bij wijze van.., waaruit blijkt dat we nu snel het ergste hebben gehad en met een afnemende zuidoostenwind Opua net-aan kunnen bezeilen. In de middag wordt het prachtig zonnig weer met een mooie “knik in de schoot”-wind en de zee vlakt zienderogen af, van kookpot naar lange deining. Het bonken houdt op en we kunnen weer genieten in plaats van afzien en zeilen met een mooie snelheid van 6 knopen en een rustig zee-gedrag.
Zo langzamerhand gaan we uitrekenen hoe lang nog: honderd mijl te gaan, met deze wind kunnen we morgenochtend . . . morgenochtend!! in Opua aankomen. Vrijdag al, dat is snel, na alle hindernissen. In de nacht neemt de wind af tot te weinig om te zeilen en gaat tegenstaan. We proberen nog een tijdje, maar tegen de ochtend gaat toch het dieseltje erbij. De snelheid loopt terug tot 4 knopen en het wordt middag voor we binnenlopen. Dat meld ik ook aan “Russel Radio” via de marifoon, ze zullen de douane waarschuwen voor ons. Twee megajachten, Blue Rodeo en Superted lopen ons op en voorbij . . .
. . . en de prachtige kustlijn van het Noordeiland tekent zich steeds duidelijker af in de ochtendzon. Glashelder is het. Vijf mijl van het aanlandingswaypoint, net als ik dit zit in te kloppen, krijgen we een schip met douane langszij, die (de douane) wat vragen stelt en ons hartelijk welkom heet in Nieuw Zeeland.
En dan lopen we zomaar de “Bay of Islands” binnen. Vlak water, lokale jachten en visbootjes, links en rechts glooiende heuvels met schapen en bomen, geen kokospalm te bekennen (raar hoor). Genieten geblazen! Dan moeten we nog tien mijl door de baai en de rivier op, toch wel weer lang dan, zo op de motor.
En eindelijk, om 13:30 uur, meren we met hulp van eerder gearriveerden af aan het Quarantine Dock van Opua Marina, waar onmiddellijk met westerse efficiëntie de customs- en biosecurityofficer aan boord komen en de formaliteiten afhandelen. We hadden van anderen gehoord, dat je hele boot binnenstebuiten wordt gekeerd en dat je van alles moet inleveren, zoals voedsel, schelpen, souvenirs etc., maar dat blijkt allemaal weer vreselijk overdreven. Ze zijn vriendelijk, gastvrij en efficiënt. Na een uurtje krijgen we de vereiste papieren en kunnen gaan afmeren in een normale box in de marina.
En als we dan aan de wal komen is het een feest van begroeting met de andere cruisers. Iedereen feliciteert elkaar met de aankomst en verhaalt van de eigen oversteek. Josien bakt een vers broodje, dat eten we ’s avonds, ik stuur nog gauw een internetberichtje naar de familie en doe een melding op de site. En morgen gaan we achterover leunen, de boot schoonmaken, en feesten met de andere cruisers. Nu nog even een heerlijke warme douche, hete bak koffie, lekkere borrel om het te vieren en dan heeeerlijk lang slapen, onder een dekbed.