Vaarbericht Inísh 2012-13, Maupiti-Amerikaans Samoa.

Woensdag 15-08-12 – maandag 20-08-12, Maupiti, Sociëty Islands – Palmerston, Cook Islands, 646 mijl. Vandaag gaan we ankerop, bound for Palmerston. Eigenlijk teveel een routinetocht om van iedere dag een volledig verslag te maken. We vertrekken om 11 uur, een uur later gevolgd door Boomerang, waarmee we de eerste dagen zicht- en marifooncontact hebben. De wind houdt zich rustig in het begin, maar er is genoeg voor goede daggemiddelden: 145, 136, 114, 130 en 121 (in 23 uur) mijl. Die 114 omdat we een tijdje bijna geen wind hebben, we hebben zelfs 10 uur gemotord. Op de eerste dag worden we langzaam maar zeker ingelopen door Boomerang (47 ft), die ons in de nacht voorbijschuift op een wat zuidelijker koers. De tweede dag, ter hoogte van het atol Mopelia, zien we ineens uit het niets een Nederlands jacht naast ons, verrek, zou die van Mopelia zijn gekomen? Ik roep op, maar het blijkt de Boomerang te zijn, John was zo druk bezig om een dorade van anderhalve meter binnen te hengelen dat het zeilen even moest wachten. En ze hadden al twee tonijntjes! En wij nog niks! Dus met nog meer fanatisme gaat de lijn eruit achter Inísh en ja hoor, zaterdag komt na een paar uur ons eerste tonijntje, mooi op maat voor én de eigengebakken-zaterdagboterham én de curry op zondag.

Zondag vangen we een pracht van een dorade (maimai heten ze hier), ook een grote, ruim een meter!

Met viel moeite lieren we hem binnen, kijken er een poosje verlekkerd naar en besluiten dan om hem toch maar te laten gaan, met een piercing in de lip. Het is veel te veel vis voor z’n tweeën (en we hebben nog tonijn) en hij is zo mooi goud. Als we later de Palmerstoners dit vertellen kijken ze ons aan of we gek zijn: zomaar een vis laten gaan, had ‘em maar meegebracht voor ons! Ja stom, niet aan gedacht op dat moment. Inmiddels is de wind aardig toegenomen. Zaterdagnacht rond de twintig knopen en vlagerig, met uitschieters tot bijna dertig. Boomerang meet zelfs 37 knopen (ze hebben een schrijver). Volgens de gribfiles (voor het eerst onder zeil gedownload via onze iridiumtelefoon) wordt het zondag rustiger, maar gedurende mijn avondwacht zie ik toch weer 20-27 knopen op de meter. De zee is ook behoorlijk rommelig af en toe, waardoor mijn rug weer gaat opspelen. Maar we komen zonder kleerscheuren en met een perfect gebleven tuig in de nacht van zondag op maandag voor Palmerston, dus remmen we een beetje, want ik wil met daglicht aanlopen. Dan nog de keuze: om de noord of om de zuid. Omdat ik voor “om de noord” moet gijpen besluit ik, na even ernstig te hebben getwijfeld, “om de zuid” te gaan en dat pakt goed uit, want net als we dat besluit nemen komt de “Eva”, een Oostenrijkse Bavaria 37 met ons op kruiskoers vanuit Raratonga (een ander Cook eiland) en die gaan om de noord, maar zijn een uur later dan wij bij het ankergebied. Die laatste mijltjes is het nog heerlijk zeilen, eerst halve wind, dan nog even uitgeboomd, “melkmeisje” zegt JB, en na de gijp nog een paar mijl eindelijk weer eens over bakboord, ons beste boord, tot tenslotte hoog aan de wind op vlak water in de luwte van het rif. Heerlijk, met vol zicht op de motu’s het rif en de branding. We strijken vlak voor het ankergebied het grootzeil binnen de genua en hoeven daarom pas op het laatste moment de genua in te rollen en de motor te starten voor het oppikken van de mooring, aangewezen door onze eilandgastheer.

Maandag 20-08-12 - donderdag 23-08-12, Palmerston, Cook Islands. Palmerston is een atol waar we niet binnen het rif kunnen komen. Er zijn wel doorgangen (die hier geen passe heten, maar passage, we zijn tenslotte op Nieuw Zeelands gebied hier, Engels is de taal), maar die zijn niet bevaarbaar voor een zeiljacht. Daarom hebben de eilanders een aantal (momenteel vijf) moorings aan de lijzijde nabij de passages gelegd, waar het water inderdaad redelijk vlak is, terwijl ze toch zonder beschutting van de westkant op de oceaan liggen. Zodra een jacht aanloopt springen een paar van de eilanders in een open aluminium boot met outboard en proberen de binnenlopers als eerste op te vangen, waarmee ze zijn aangewezen als de family (gastheer) van die zeilers gedurende het verblijf, maximaal drie dagen, maar verlengbaar. De eilanders zijn (bijna) allemaal afstammelingen van één Nieuw Zeelander, William Marsters, die in 1860 drie vrouwen van een ander eiland meebracht en hier zijn dynastie vestigde. De eilanders heten dus allemaal: . . . inderdaad . . . Marsters. Onze Marsters heet Simon (veertiger, klein met baardje, gezag en grote grijns), zijn oomzegger David (rond de achttien, rustig, evenwichtig en wijs) staat aan de outboard en na een uurtje aan de mooring komen de customs/immigration officer (Dudley Marsters, zeg maar Badly) en de health officer (Daniël, ditmaal geen Marsters, maar een verpleger, ingehuurd van Fiji, die me bekende last van heimwee te hebben) aan boord van Inísh voor de inklaringsprocedure.

Daarna worden we, samen met de bemanning van de Eva, meegenomen via de big passage, waar het stroomt als een bergbeek, daarna met een noodgang door de lagune, waarbij Simon op de voorplecht met minimale vingerbewegingen aan David wijst hoe de vele koraalknollen te ontwijken, wat David stoïcijns en zonder mankeren uitvoert.

We landen op het strand en worden eerst naar het eilandkantoor gebracht waar nog een beambte zetelt, Terry, een soort gemeentesecretaris, die later de onofficiële leider van het eiland blijkt te zijn. Daarna gaan we naar het huis van onze “familie” en worden voorgesteld aan broer Edward, de dames Shirley and Fiftyth, zoon Johnny, kleine neefje Johnny met guitige oogjes, voor een half jaar over uit Nieuw Zeeland, en nog een paar andere gastzeilers: de bemanning van het jacht Symbiosis met (oorspronkelijk Hongaarse, Zen boeddhist) schipper André, die hier (mr.) Myagi (uit Karate Kid) wordt genoemd, en opstappers Andy en Kathy. Later ontmoeten we ook nog de zoon van Tom Neale, Arthur. En Tom Neale is weer de persoon die het eiland Suwarow (onze eerder geplande bestemming) gedurende een aantal jaren als enige bewoonde en daar het boek “An island to oneself” over schreef.

David leidt ons rond over het eiland, dat ongeveer als een gemeente wordt bestuurd, met gemeenteraad, eilandbestuur en burgemeester, ongetwijfeld een Marsters. Er is een school, sportplaats, kerk, begraafplaats, zelfs een ziekenhuisje en natuurlijk het eerste huis, van William, opgetrokken uit wrakhout en golfplaten, ziet er nog steeds mooi uit. Ik heb begrepen dat hij z’n drie vrouwen destijds op verschillende motu’s, ver van elkaar, heeft gehuisvest.

We zien ook mooie palmblad-huisjes én de verbinding met de buitenwereld.

Na de excursie kunnen we een tijdje ons gang gaan en worden om vier uur terug verwacht voor de lunch, die uiteindelijk om vijf uur begint en bestaat uit overheerlijke gefrituurde parotfish met rijst, een soort glasachtige noodles, van rijst gemaakt, met groente uit blik en corned beef, lekkere eigengebakken donuts en kokosmelk, zo uit de noot met een rietje.

Een heerlijke en gezellige maaltijd, waaraan de eilandvrouwen niet deelnemen en waar Simon, na te zijn voorgegaan in gebed, stralend aan het hoofd zit, genietend van de conversatie van z’n gasten. Hij is trouwens toch erg doenerig want de hele middag heeft ‘ie zich beziggehouden met de reparatie van de gebroken voorstag van de Symbiosis, terwijl Zen-schipper André erbij staat te filosoferen en moppentappen. Als het om zes uur gaat schemeren worden we terug aan boord gebracht, na nog een minuut of tien op André te hebben gewacht die nog niet was uitgepraat.

“s Avonds komt John van Boomerang gezellig een uurtje buurten en geeft nog wat tips over onze slechte accu’s en gebruik van de SSB-radio, zodat we dinsdagmorgen voor het eerst het “driftersnet” kunnen volgens, waarop we horen dat Brio morgen hier aankomt! Terwijl John er is horen we een vreemd soort loeien, waarvan we bijna zeker weten dat het wordt voortgebracht door een moeder walvis met kalf, ze worden hier ook iedere dag gesignaleerd, maar wij hebben tot nu toe pas één glimpje uit een ooghoek opgevangen. Even later ziet Josien een schelpje, dat we van het strand hebben geraapt over de kajuitvloer lopen, daar blijkt nog een kreeftje in te zitten, die nu op zoek is naar zout water. Dat geven we dan maar, overboord ermee. En slapen dat we doen! Ondanks het rollen van Inísh, want zo stil als in een lagune lig je hier niet.

Dinsdag blijven we aan boord voor onderhoud aan de windvaan, de accu’s, schrijven van dit verslag, eindelijk een lekkere douche en in de loop van de middag worden we weer naar het eiland gebracht. We praten met andere zeilers en onze gastvrouwen, Johnny trekt weer aller aandacht met z’n grote bruine ogen en om een uur of vijf denken we maar weer eens terug aan boord te gaan voor het avondeten.

Maar Daniëlle achter ons aan. Waar we denken naar toe te gaan? Nou . . . we willen niet teveel misbruik maken van jullie gastvrijheid . . . Maar we zijn zo goed niet of me moeten mee terug. Zolang we te gast zijn op het eiland wordt er voor ons gezorgd volgens de eilandtraditie. En vanavond is ook nog speciaal want Andy en Kathy zijn 20 jaar getrouwd en André (Myagi) is jarig.

Dus als het begint te schemeren komt de eerste taart op tafel voor het bruidspaar, dat worden toegesproken en –gezongen, en een uurtje later, als het al donker is, komen Simon en André eindelijk terug van de Symbiosis waar ze de voorstag weer aan het monteren zijn, . . .

. . . hetgeen nog een hele klus blijkt. En dan komt de tweede taart en opnieuw wordt er gesproken en gezongen, André schiet helemaal vol van zoveel warmte. Ook de maaltijd is heel bijzonder: lekkere gebakken wahoe (vis), in limoensap gegaarde en in kokosmelk gemarineerde andere vis, heerlijke koolsalade in kokosmelk, nog een soort knolgroente en rijst. Eindelijk, om half negen worden we door Edward en David teruggevaren naar Inísh, en mijn respect voor deze pure zeelui neemt alleen nog maar toe als ze bij alleen het licht van de sterren en een heel klein maansikkeltje hun weg weer terugvinden door de lagunedoolhof zonder boeien en door de snelstromende passage. Een uurtje later komt John langszij en nodigt ons aan boord van Boomerang, waar we tot middernacht nog heerlijk zitten te kletsen over onze ervaringen hier (zij hebben een andere host), zeezwerven in het algemeen en ons andere leven. Woensdag zien we bij het opstaan dat Brio volgens de AIS nog vier mijl van ons verwijderd is, en als ze bijna binnen zijn attenderen ze ons op walvissen.

En dan, eindelijk, na twee jaar zeezwerven, zien we ze echt, en hoe! Eerst veraf en even later op nog geen honderd meter achter onze schepen. Waarschijnlijk zijn het bultruggen, enorm groot, met prachtige spuiters (there she blows!), mooie rugvinnen, staarten boven water en eenmaal zien we er één meters hoog uit het water springen. Waauww! Jammer dat je cameraatje altijd te laat is, maar deze dag is nu al een hele bijzondere. Al onze dagen hier trouwens.

Woensdag besteden we de ochtend weer aan onderhoud, het uitzoeken van cadeautjes en printen van foto’s en bakken van rozijnenbrood voor onze “familie” en ’s middags brengen we een laatste bezoek aan het eiland. We praten bij met Louise en Ivan (Brio), ontmoeten een nieuwe bemanning waarmee we onze moerstaal kunnen spreken (ze komen uit Zuid Afrika),

maken een laatste rondje door het superromantische dorpje, waar we diverse keren worden uitgenodigd voor een bezichtiging (bijv, van een tamme jan-van-gent) en een praatje.

En tenslotte een laatste maaltijd en afscheid van onze geweldige gastvrouwen en –heren. Met recht met pijn in het hart, maar dat is het lot van een zeezwerver. Bij het afscheid nemen vraagt Andy of zijn vrouw Kathy met ons mee mag varen naar Samoa, want zij zijn hier als opstappers van de Symbiosis blijven steken en Kathy moet aan het werk, kan vanuit Samoa terugvliegen naar Oregon. We moeten er even over nadenken, maar stemmen al gauw toe. Het is vier dagen zeilen, ze lijkt een erg aardige vrouw en we kunnen er echt mee helpen. Dus vertrekken we morgen voor de tweede keer met een opstapster. Later horen we over de marifoon dat we opnieuw moeten uitklaren omdat we een extra bemanningslid hebben en dat we er morgen (donderdag) om 9:30 uur voor worden opgehaald. We zitten dus klaar om 9:30, maar ja, de voorstag van de Symbiosis is nog steeds niet gemonteerd, Simon en David zijn er al drie dagen mee bezig en nu heeft ook Edward zich bij de reparatieploeg gevoegd, zodat het gehele zeevarende deel van de “familie” voor onze Zenboeddhist in de weer is. Als Edward ons eindelijk om 11 uur komt ophalen kan hij wel trots melden dat hij in een uur heeft gefikst waar de andere mannen twee dagen mee bezig waren. Dus slikken we ons westers ongeduld maar weg en gaan blij mee naar de kant, waar Terry onze papieren opnieuw in orde maakt, ook voor Kathy, en we nogmaals, na een laatste glas sap, roerend afscheid nemen van onze nieuwe familie, nadat ze ons uitvoerig hebben bedankt voor onze “contributie” en de cadeaus: een ijzerzaag, parfum (nogmaals dank Siem!), schilder- en tekenspullen voor de school en Johnny, en Josiens onvolprezen rozijnenbrood. De halve familie en Andy scheuren mee in de aluboot naar Inísh om Kathy’s nieuwe onderkomen te zien en om ons uit te zwaaien. Kennelijk vertrouwen ze het wel, want Kathy mag mee.

Donderdag 23-08-12 – maandag 27-08-12, Palmerston – Pago Pago, Am. Samoa, 498 mijl. Om half één gaan eindelijk de trossen los van de mooring, de andere yachties zwaaien ons uit of roepen ons op, zo ook David en Simon op de Symbiosis en daar gaan we, zeilen omhoog, boom in de genua, voor het lapje met met een mooie dertien knopen wind. In de nacht neemt de wind toe tot max. 24 knopen, maar de golven houden zich goed, zodat we een redelijk comfortabele tocht hebben en het eerste etmaal 148 mijl doen. Vrijdag neemt de wind af, ’s avonds moeten we en paar uur motoren, waarna de wind zich stabiliseert tussen 8 en 10 knopen op zaterdag. We genieten van zon, zeilen en muziek: Carmina Burana, Buena Vista Social Club, Ali Farka Toure en The Foxchase on uillian pipes. En een nieuwe vislijn gaat uit:

Kathy vindt het leven aan boord van Inísh de hemel, vergeleken met de Symbiosis (waarop ze van hun logeeradres in Rarotonga naar Palmerston zijn meegevaren). Alles ging stuk daar: voorstag, genua, twee bladen van de schroef gevallen, watertank leeggelekt, kapotte stuurautomaat, dus continue aan het stuurwiel. . . . Zenboedhisme is mooi, maar niet persé de remedie om een schip in conditie te houden, blijkbaar. Dus willen Andy en Kathy onder geen beding met Symbiosis terug naar Rarotonga (waar ze zijn opgestapt) . Kathy moet aan het werk, gaat daarom met ons mee, Andy (gepensioneerd) blijft voorlopig op Palmerston om te helpen met de school (ze zijn beide onderwijsadviseur) tot er weer eens een schip Palmerston aandoet dat naar Rarotonga vaart. Het reguliere bevoorradingsschip komt 2-3maal/jaar, dus zijn cruisers een belangrijke aanvulling van bevoorrading voor de Palmerstoners. Veel anekdotes gaan er rond over Palmerston, zoals van de man die er met een jacht strandde, werd geholpen door de “familie”, en besloot dat hij na overlijden zijn as hier wilde laten uitstrooien. Zijn dochter, een onderwijzeres, nam dat op zich en was zo gecharmeerd van Palmerston, dat ze er nu nog lesgeeft aan de kinderen. De vrouw van Terry is een Hollandse die ook is blijven hangen, je kunt dat (Hollandse) duidelijk zien aan hun keurige huis.

Zaterdagavond neemt de wind af tot vrijwel 0, zodat het dieseltje er weer bij moet. In de nacht krijgen we een verschrikkelijke regenbui met windstoten tot bijna 30 knopen, gelukkig zie ik het aankomen en heb vooraf het grootzeil gereefd en de genua ingerold. Als het weer bijna droog is gebeurt er iets wat we lang niet hebben meegemaakt: de AIS gaat piepen: schip op tegenkoers, het blijkt de Haixing 736, waarschijnlijk een tonijnvisser uit Pago Pago, die niet reageert op onze marifoonoproep maar wel netjes achter ons langs vaart. De wind is ook weer bijna weg, zodat we de rest van de nacht en zondagochtend dieselen.

Maar daarna komt de wind weer en neemt dan toe tot uiteindelijk zo’n 25 knopen. De deining wordt hoog maar rolt netjes onder ons door en maandagochtend zien we land aan de horizon: Samoa, waar we rond de middag binnenlopen. Het ziet er vanaf het water leuk uit en de baai is diep en safe (denken we dan). Dat is maar goed ook, want de weersverwachting is slecht voor de komende dagen en nu al staat er een straffe zuidooster van 20+ knopen, ook in de baai. Als we de portcaptain oproepen krijgen we van hem geen antwoord, maar wel van Buena Vista (Don en Debby) die ons melden dat er wel plaats is om te ankeren maar geen vrije mooring en dat de ankergrond niet best is. Dat wisten we al en dat merken we ook want we zijn bijna de hele middag bezig om op diverse plaatsen het anker te laten vallen en weer op te halen omdat we krabben. Bij de derde poging hebben we eindelijk vaste ankergrond en dan blijft Inísh ook keurig op haar plek ondanks de windvlagen. Later gaat het ook nog regenen. Wij blijven aan boord vandaag! De klok moet weer een uur terug, het verschil met thuis is nu 13 uur. Samoa lijkt op Frans Polynesië, maar we zijn hier voor het eerst van ons leven op grondgebied van de USofA (Stars and Stripes in de mast), de taal is Engels, het ziet er wat verwaarloosd uit hier en er rijden grappige gekleurde busjes, zoals in Suriname, Trinidad en Panama. De Samoa-ezen(?) zijn zeer grote mensen, vaak bijna twee meter.

Kathy blijft nog tot donderdag bij ons, dan vliegt ze naar Oregon en wij blijven hier een weekje denk ik. In ons volgende verslag meer over Samoa.

Vroeg naar bed want we zijn moe van de overtocht.