Vrijdag 1 - donderdag 14 februari 2013, op reis in Nieuw Zeeland. Het blowhole hebben we helaas bij het verkeerde tij bezocht, het blies niet,
maar het was er wel mooi.
Veel campers, we spreken een Nederlands stel dat met een gehuurde camper onderweg is en het blijkt dat we een gezamenlijke kennis hebben uit mijn vroege jeugd in Doorn, Arend van Zetten, zoon van onze kruidenier daar. Hij zal de groeten doen. Ook spreken we de zus van een ander Nederlands koppel, een collega bij het Ministerie van V&W, tegenwoordig I&W geloof ik.
Zondag rijden we naar een ander mooi plekje, nu aan het Taupo meer, een gigantische vulkaankrater, max. doorsnede 165 km.!, waar we ons tentje aan de waterkant opzetten met schitterend zomerweer, ik duik meteen het heldere zoete water in. Maar ’s avonds begint het te waaien, ’s nachts liggen we wakker van het langs denderende zware vrachtverkeer en we worden wakker met regen. We ontbijten staand in het kleine keukentje van de camping en als we de tent kletsnat in de auto hebben geborgen bellen we meteen een BBH-hostel, want we zijn te oud om onder deze weersomstandigheden nog zo basic te kamperen, vinden we, ’t moet wel leuk blijven. Het is jammer dat het juist vandaag zulk slecht weer is, want we naderen de
grote vulkanen van het Noordeiland, waarvan de zuidelijke heeft gefigureerd als Mordor (Ban van de Ring). We komen er vlak langs en zien er helemaal niks van, behalve op de foto’s in het visitorscentre van het natuurpark. Gelukkig is de BBH daar vlakbij, zodat we kort na de middag er onze intrek nemen en de rest van de dag zoet brengen met indoor-activiteiten als lezen en dit verslag schrijven. Hopelijk is het morgen geschikter weer voor Mordor. Nou, de volgende dag ziet het er nog meer Mordor-achtig uit. De wind neemt toe en het blijft maar regenen. Wij toch maar in de auto en de (Doem-) berg op, die in het echt Mt. Ruapehu heet. We komen al gauw in mist- en motregenflarden terecht die de omgeving wel een heel sinistere sfeer geven.
En we zijn blij dat we nog een nacht in de BBH hebben geboekt, want het is nog steeds geen kampeerweer. Medebewoners van de BBH hebben het eerste deel van de Ban van de Ring gehuurd, die we ‘s avonds metsenallen bekijken, zodat we nog even in de Ban blijven en diverse sites nu uit het echt herkennen. De 6e, woensdag, is Josien jarig, een bijzondere verjaardag, haar 60e(!) en haar dag begint met een doos waarin twee gebakjes voor onze kamerdeur, van onze “hostelmother”, een schat van een vouw, waar we al snel mee bevriend raken. Daarna pluk ik gauw buiten een miniveldboeket en maak ontbijt klaar. Onze hostelmoeder drinkt een kopje koffie mee en als we buiten komen zien we de twee nabijgelegen vulkanen Raupeha en Ngauruhoe in alle glorie in het heldere zonlicht:
Ngauruhoe nog wel met een wolkenhoed op. Helaas (betrekkelijk woord in dit verband) moeten we door naar Wellington omdat we de 8e de ferry hebben geboekt en we willen een dag speling. Maar misschien brengen we de vulkanen op de terugweg nog een bezoek, want je kunt er prachtige wandelingen maken met mooi weer.
Onderweg naar Wellington bezoeken we nog een site van de BvdR, namelijk de rivier de Anduin, waar Boromir de dood vindt en de overige reisgenoten in elfenboten de queeste voort-zetten, in werkelijkheid de Rangitikei River. Deze heeft een indrukwekkend diepe kloof uitgesleten in het landschap en ziet er net zo uit als in de film . . .
We drinken een aangeklede kop koffie onderweg en hebben veel moeite om de DOC-camping in de buurt van Wellington te vinden die nog best ver weg is van de stad, weggemoffeld in een bosvallei. Wel mooi, maar erg afgelegen. Eerst zijn we er moederziel alleen maar later komt er nog een viertal campers. We zouden uit eten, maar hebben geen zin meer in het hele stuk terugrijden naar de bewoonde wereld en gelukkig heeft Josien nog een paar blikjes en macaroni in de voorraaddoos, waar ze toch weer wat lekkers van weet te toveren. Daarna nog een wandelingetje en vroeg de tent in, want je wordt hier opgevreten door de muggen.
De 7e komen we van de vrije en soms desolate natuur ineens in de bruisende, moderne stad Wellington, waar we in verband met de ferry-oversteek een BBH opzoeken. We vinden er één in een oud pand (het hokje links achter de planten is onze kamer met een lekker bed) aan the Terrace, een bekende straat in het stadscentrum en verkennen van daaruit de binnenstad en het Waterfront, waar we worden vergast op mooie combinaties . . .
’s Avonds trakteer ik Josien alsnog op een heerlijk verjaardag-dinertje in een Indiaas restaurant, waar echt heerlijke gerechten voor ons worden bereid, en waarmee het gemis van gisteren wordt goedgemaakt. Vrijdag de 8e gaan we dan eindelijk naar het Zuideiland. We staan al vroeg op, volgens onze gastvrouw veel te vroeg, want in een kwartiertje zijn we volgens haar ter plekke. We nemen toch een half uur en dat is maar goed ook, want omdat we denken dat we via de snelweg naar de ferry moeten,
rijden we er ver voorbij, er is geen ferry-afrit vanuit de stad, shit! We hadden gewoon via de stadsstraten moeten rijden. Maar omdat er vanaf de andere kant wel bewegwijzering en een afrit waren, dachten we het zo eenvoudig te doen. We hadden gewoon even de weg moeten vragen in de BBH! Op het laatste nippertje (nog net een uur voor vertrek) komen we aan bij de ferry en zijn natuurlijk nog niet eens de laatste. Einde stress maar weer.
Maar eerst worden we hartelijk ontvangen door Corri en Willem, die ons uitnodigen om tot zondag te blijven, zodat we zaterdag met Willem de stad kunnen verkennen: vooral de gezellige zaterdagmarkt en de jachthaven.
Een “stunt”man, een hoela hoep-dame, een fietsacrobate, een zwaardslikker, een achteruit-praatdame (heel knap).
Én we hebben over en weer natuurlijk veel te vertellen over hoe het ons de afgelopen 15 jaar is vergaan. Én we krijgen geweldige tips en een routeplanning voor ons bezoek aan het Zuideiland, waar we heel blij mee zijn!
Hun huis is ook geweldig, een bungalow even buiten Nelson tegen een berghelling gelegen, met een heerlijk terras en geweldig uitzicht op de Tasmanzee (ja het was die Nederlander die NZ heeft ontdekt, daarom heet het ook Nieuw ZEELAND). Ze noemen hun huis “Terra Firma”, omdat hun schip “Terra Nova” heette, een prachtige rode Joshua (zoals van Bernard Moitessier), een stalen tweemastkits, waarmee ze indrukwekkende tochten naar bestemmingen als Groenland, Spitsbergen en Kaap Hoorn maakten, en verslagen schreven in de “Zeilen” met schitterende foto’s. Maar helaas moesten ze stoppen vanwege Corri’s toenemende zeeziekte. In NZ hebben ze nieuwe (land)reisdoelen gevonden, en uitdagingen zoals blow karten (strandzeilen). Zondag gaan we dus op hun aanraden door naar Marahau, waar het Abel Tasman Park begint, een mooie start van onze rondreis. Er is een prachtige baai en van daaruit kun je verschillende mooie wandelingen, kort of heel lang (via berghutten) maken. Wij kiezen voor een korte, die ook heel mooi is en willen de volgende dag door naar de westkust. Maar dat wordt ons zeer afgeraden door de gastvrouw van de camping want het zal de hele week regenen aan de westkust. Met haar besluiten we, de route om te draaien en eerst vanuit Belheim de Molesworth Station route te volgen, een gravelweg van 200 km. over een soort hoogvlakte, zo’n +1000m., dwars door een prachtig berggebied. Molesworth Station is de grootste farm van NZ, in bezit van de overheid. Onderweg komen we nog langs de Split Apple Rock, zomaar een stukje natuur-kunst:
In overleg met de dame van de toeristinfo in Belheim besluiten we vandaag (maandag) te kamperen aan de oostkust bij Cape Campbell, en morgenochtend de Station-route te beginnen.
Dat plekje aan de oostkust is prima, direct aan zee, we wandelen langs de kust en horen ’s nachts de branding vanuit ons tentje op het kiezelstrand breken. En dinsdag zijn we al vroeg uit de slaapzak, ontbijten aan een picknick-tafel van de D.O.C. in de zon en starten vol verwachting de Honda. Nou, die verwachting wordt overtroffen. Tweehonderd kilometer over een grindweg die zich slingert door de bergen, . . .
. . . veelal over een hoogvlakte, soms langs diepe ravijnen met prachtige bruisende riviertjes in de mooiste kleuren blauw door grijze grindbeddingen. De bergen soms groen, soms uitgedroogd geel en bruin. . .
We komen langs "The Station" de gigantische boerderij, en langs twee cottages, gebouwd in de 19e eeuw ten behoeve van de langstrekkende veedrijvers, nu een toeristische (trek)pleisterplaats. Bij de tweede, the Acheron Cottage, op een weidse, verlaten en idyllische plek zetten we ons tentje op voor de nacht. De enige andere kampeerder is een Noord Ier, die zo’n honderd meter verderop staat.
. . . en wandelen nog wat langs het schilderachtige riviertje terwijl de kale berghellingen het dal omlijsten. We slapen goed, al merken we dat de nacht hier kouder is dan beneden. De tweede dag hebben we nog zo’n twintig kilometer grindweg te doen tot de eerste asfaltweg. Bij Hanmer verlaten we de “Station” en reizen verder naar de oostkust,