Na een koude nacht met wat sneeuw maar een prima nachtrust kunnen we na het gebruikelijk goede ontbijt er weer helemaal tegen aan.
De yaks zorgen zelf voor hun ontbijt eten. Zelfs waar wij niets zien grazen zij met wat grommende geluiden nog vrolijk voort. Het zijn rustige beesten maar van enige verbondenheid met mensen is geen spoor. Ze zien je niet staan en de tenten overigens ook niet.
De taken bij het opbreken zijn prima verdeeld. Wij maken onze spullen pakklaar voor de yak drijvers, onze Chinese gids rolt zijn slaapzak op en doet verder niets, Kami en Sonam breken het kamp op en de yak drijvers breken hun tent op en pakken alles op de yaks.
Het yak pakken ijkt allemaal wat rommelig en houtje touwtje te gaan maar dat is schijn. Het gaat heel zorgvuldig want het is hun levende broodwinning.
Meestal gaan wij vast vooruit. Helpen doet dit niet want al snel moeten we achter aansluiten..
De tocht naar de Kong Tso La is een aaneenschakeling van vals plat. Elke keer weer een klein bultje met soms een meertje waar weer een klein bultje achter ligt. De Shishapangma (= De berg die over de grazige vlakte uitkijkt) blijft tijdens de klim uit beeld vanwege een bergrug. Deze is pas te zien na het overgaan van de Kong Tso La (Tso = meer en La = pas).
Het pad dat nauwelijks een pad is, was wel heel makkelijk te belopen. Toch raakten wij redelijk uitgewoond door de hoogte. Het uitrusten was gelukkig geen probleem. Gewoon op de keien gaan liggen en ogen dicht.
Uiteindelijk bereikte wij toch op ruim 5200 m de bekende gebedsvlaggen. Na de gebruikelijke fotosessie ging het weer even vals plat naar beneden naar de kampplaats aan de Kong La Tso. Het meer nodigde niet echt uit om een paar baantjes te trekken. Het bleef smerig guur, bewolkt en koud weer met af en toe wat motsneeuw. Het enige positieve was het morgen weer kunnen naar wat meer behaaglijke oorden. Verder was het zonder veel trek eten en drinken en daarna met graagte gauw in het dons.