Inleiding
Ook dit jaar werd de Cross du Mont Blanc weer verlengd met een bergwandeling. Otto had dit keer een deel van de Alta Via 1 op het oog met als startplaats Nus en met eindbestemming Saint Jacques. Natuurlijk had hij de uitdagende lusjes niet vergeten. Dus kregen wij nog een uitstapje naar Refgio Quintino Sella en een ommetje via Stafal naar Saint Jacques toe.
Realisatie
Het verhaal
In goede zin vertrokken wij na de Cross du Mont Blanc voor de korte autorit van Argentiere bij Chamonix (F) naar Nus (It). Na een goede parkeerplaats voor de auto te hebben gevonden kon het feest beginnen met het zoeken van een "lokale bijklus taxi" die ons tegen een aanvaardbare prijs omhoog zou kunnen brengen tot zover het asfalt boven Efraz strekte. Voor een hele voettocht waren onze benen nog te stram en de tijd te kort.
Intussen werd er koffie gedronken nog wat gewinkeld want ik had geen huttensloffen en die sloffen van de hutten vind ik niks
Het duurde even voordat Otto de plaatselijke bijklusser met auto gevonden had maar in de middag reden we toch naar boven. Ergens in de middle of nowhere zette onze chauffeur ons aan het begin van het bergpad naar Refugio Cuney af. Het weer zat niet echt mee. Dreigende luchten en guur. Al ver beneden de 2000 m begon het licht te sneeuwen en werd het doorharken in de elementen. De hut werd tegen het einde van de middag voorspoedig bereikt. Deze was net open en wij hadden het rijk alleen. Helaas betekent het net open ook dat alles nog steenkoud was. Het werd dus kleumen rond de kleine kachel en daarna snel onder de warme wol in de donzen slaapzak.
Wij stonden op in een witte wereld. De sneeuw lag niet dik maar onze gastheer vond het beter om ons het eerste steile stuk naar beneden te begeleiden. Voorzichtigheid is de moeder van de porselein kast en zo kwamen we zonder breuken op het beter begaanbaar stuk. In de verdere afdaling naar ca 2000 m werd het snel zomer en verdween de sneeuw snel voor de zon. De klim naar het Fenetre de Tzan was vooral op het laatste stuk even doorzetten maar verliep zonder problemen. Het uitzicht vanuit het venster was een plaatje met aan de ene kant het Lago Lusseney omringt door een aantal forse bulten en aan de andere kant ver beneden Val Barthelemy. Na het venster werd het geleidelijk dalend langs de berghelling lopen. Het trok erg lang mede door het doorlopend uitzicht op het dal zonder dat er een afslag was en de intussen redelijk vermoeide voeten. Voordat Refugio Barmasse werd bereikt moest eerst nog een klein venstertje in de vorm van Fenetre d'Esra genomen worden.
Op het laatste stuk werd het weer weer onaangenaam. Het was niet koud maar de wind trok aan tot een heuse storm. De hut werd dus met plezier begroet en wij werden gastvrij ontvangen. De avond en nacht werden zeer rumoerig. De hut was niet meer de jongste en het werd een geklapper en gekraak dat het ergste deed vrezen.
De wind was gelukkig gaan liggen en de temperatuur was aangenaam gebleven. De steile afdaling naar Cretaz in de Valtournenche werd dus een ontspannen ochtendwandeling. De klim aan de andere kant van het dal ging even steil door het bos omhoog zoals het de zijwanden van de vroegere gletsjer betaamt . De bebossing hiervan is mooi maar ik ben altijd blij als de openheid van de boomgrens nadert. Dat gebeurde hier bij Cheneil waar wij bij Chez Bich aan de koffie gingen.
Na de koffie waren wij klaar voor de Col de Nana. Deze bleek goed te belopen maar had wel een verrassing in petto. Toen we dachten dat we er waren stonden we op een bijna even hoge voor-col en mochten weer een stukje naar beneden om weer omhoog te gaan naar de echte col. Na de col ging het continue omlaag. Grotendeels geleidelijk maar op het laatste stuk benenbrekend steil door het bos. Intussen was het warm weer geworden en liepen we aardig op het tandvlees.
In Saint Jacques was het leed met een Grande Blonde in de tuin van Hotel Genzianella snel geleden en keken we tevreden terug op een lange maar mooie dag.
Na de bekende klim door het bos was de verdere klim naar de Bettaforca niet meer dan rustig doorlopen. Even na de Bettaforca werd het echter serieus. De laatste 600 m klimmen naar de Rifugio Quintino Sella ging over en langs een smalle en deels besneeuwde graad. Gelukkig was het pad goeddeels voorzien van touwen. De sneeuwstukken moesten echter hands free met de afgrond links en rechts overgestoken wordt. Plotseling eindigde het geklauter op een enorm en vrij vlak sneeuwveld waar de Castor en Pollux als bultjes bovenuit staken. Ook de Matterhorn was te zien als een klein puntje.
Tijdens het eenvoudige maar voedzame maaltijd overlegden we over de dag van morgen. Met goed weer en de Castor en Pollux onder schijnbaar handbereik zat er nog wel een lusje in. Daarna sloeg de vermoeidheid en/of de hoogte en/of de wijn toe. Zoals gebruikelijk in de bergen gingen we dus ongeveer met de kippen op stok.
De hoogte van nagenoeg 3600 m was 's nachts goed voelbaar geweest. De ademhaling had wat moeite met de autonomie en dat betekent onrustig slapen en steeds met een hijg wakker worden. Het stralende weer deed dat snel vergeten. Een staalblauwe lucht, geen wind en een sneeuwdek zijn wintersport condities om van te dromen. De dames besloten tot een zonnebad op het dak van de opslag terwijl Otto en Huub kozen voor wandeling richting Castor en Pollux. Ton en ik voelden ons niet optimaal en hielden ons rustig met wat zwerven rond de hut.
's Middags trokken we na de terugkeer van Otto en Huub weer dalwaarts. Het liep door het mooie weer in vergelijking met gisteren makkelijk. Bij de Bettaforca lieten we uit tijdsoverwegingen de afdaling te voet schieten voor een ritje met de lift.
Na wat bijtanken in Stafal trokken we in steeds slechter worden weer naar Rifugio Alpenzu. Om tijd te winnen deden we dat tot aan de klim naar Alpenzu over de weg. Dat werd mede door het weer geen wandeling om lang bij stil te staan. Het enige boeiende was de Duitstaligheid van de streek. Gasthof, Schule en meer van de opschriften klinkt niet echt Italiaans.
Net in de klim naar Rifugio Alpenzu begon het echt door te regenen en dat is niet leuk met nog 300 m te klimmen terwijl het al tegen zessen liep. Met het water in de schoenen kwamen we net voor het eten binnen en werden letterlijk en figuurlijk als enige gasten warm welkom geheten. De hut was praktisch gloednieuw en zeer geriefelijk.
Het werd mede door de gedeelde liefde voor allerlei Weinbrand soorten een gezellige avond met de uitbater en zijn familie. Ons schrijven en tekenen in het gastenboek met ons lachen erbij bleef echter vanwege de taal een gesloten boek. Niet lang na onze terugkomst bleek dit geopend te zijn. Een met een Italiaanse vrouw getrouwde kennis bleek na ons de hut bezocht te hebben. In echtelijke eendracht hebben zij ons schrijfsel tot grote hilariteit vertaald.
Naschrift:
In 2013 deden mijn zoon en ik en route Alpenzu aan. Het huttenboek bleek tot verrassing de tand des tijds te hebben doorstaan.
Na de groepsfoto vertrokken wij voor de laatste etappe via Col di Pinter naar Saint Jacques terug. Het weer was gelukkig wat opgeknapt en dat wil zeggen het regende niet meer. Col di Pinter werd in de nevel overgestoken en daarna was het dalen en nog eens dalen tot Cuneaz. Dit bleek een authentiek plaatsje te zijn en wij voelden ons op excursie in een openlucht museum. Het laatste stuk was een mooi hoogtepad naar Saint Jacques. Onze dag eindigde met een afsluiting op het terras van Hotel Genzianella.
De busrit van Saint Jacques naar Nus was een mooi afsluitend schoolreisje door Val d'Ayas en Val d'Aosta. De wachttijd vanwege de overstap in Verres verkortten we met het plunderen van een publieke pruimenboom annex een wedstrijdje verspugen (in de border) van de pitten.
In Nus stond de auto nog keurig te staan en na een afsluitende koffie op een terras tuften we tevreden terug. Na zes dagen bergwandelen lijkt het of je een maand bent weggeweest.