Dit jaar werden, mede als voorbereiding op de Mont Blanc Marathon de Alpen weer onveilig gemaakt via een hoogtestage in de Grand Paradiso. Met de vlek Valnotey bij Cogne in Noord Italië als uitvalbasis had Otto weer een pittige verzameling fraaie dagtochten uitgezet in de Gran Paradiso.
Zijn tochten kenmerkten zich door min of meer gebaande maar sporadisch betreden paden, doelen die zonder uitzonderingen op grote hoogte liggen, afstanden die met facultatieve lusjes uit te breiden zijn en looptijden die altijd langer zijn dan de boekjes en bewegwijzering aangeven. Hij brengt ons ter compensatie echter op plekken die het bezoeken meer dan waard zijn.
Het VUTTEND vier man/vrouwschap bestaande uit Leny, Ton, Otto en ik toonde naar ons gevoel nog geen sleet al zijn de dubbele dagtochten van weleer verleden tijd. Voor Ton en Otto was het inlopen voor hun zoveelste trekking naar Nepal in het komende najaar. Voor Leny en mij was het inlopen voor de Mont Blanc Marathon. Elke dag ruim boven de 1000 m op en af met de knapzak op de rug en de bergklossen aan moest van dat ommetje namelijk een makkie maken,
De Gran Paradiso bracht "bijna alles" wat van de Italiaanse Alpen verwacht mag worden. Overdag stralend warm zomerweer met tegen de avond standaard de lichtshow van een klassiek warmteonweer in de bergen, een schitterende, vol in voorjaarsbloei staande, bergwereld, 's avonds heerlijk Italiaans eten overgoten met lekkere rosso/bianco slobberwijntjes in een goed onderkomen en overdag gestaag schravelen over bergpaadjes in alle soorten en maten om het luie zweet er uit te krijgen.
"Bijna alles" want nooit blaren, dezelfde schoenen en sokken aan als altijd en toch was na een paar dagen van diverse tenen onder de ruw weggeschuurde opperhuid babyroze nieuw vel te voorschijn gekomen. Bergop ging dat nog wel maar bergaf, met de tenen in de neuzen gedrukt, liep ik als een strompelende grijsaard. In die omstandigheden beurt een langs huppelende gems ook niet op. Het rampenscenario van bij de Mont Blanc Marathon goed getraind langs de kant te moeten toekijken leek nabij.
Goed afplakken met leukoplast, in de teenslippers, in de kerk een kaarsje opsteken en toeristisch rondwandelen in Cogne bleek een heilzaam therapie.
De pret was er niet minder om. Hoewel het gevaar van wankelende onderdanen in de bergen niet onderschat mag worden. Een heel ander gevaar was ons altijd ontgaan, namelijk de liefelijk bellende koeien op de bergweiden. Dat deze dames, in tegenstelling tot hun gedegenereerde Hollandse soortgenoten, horens hebben was al wel opgevallen maar hun navenant gedrag nog niet. Vechten met de stier in Spanje en Frankrijk is bekend. De strijd in Italië tussen koeien was geheel nieuw. Vermoedelijk is deze gewoonte aan de aandacht van Europa ontsnapt en/of hebben de actiegroepen geografisch aantrekkelijker projecten.
Onder prettige omstandigheden gaat de tijd te snel en VUTTERS hebben die toch altijd al te kort. De Nepalgangers zagen voor het verkassen naar Chamonix meer in een speedmars rond het Mont Blanc massief. De marathonlopers gingen daarentegen voor de actieve rust door met de auto via de tunnel onder het massief door te rijden.
Na Ton en Otto in Courmayeur op de trail van de Tour de Mont Blanc te hebben gezet werd met de Funivie Monte Bianco aan de Italiaanse kant nog een bezoek aan de zuidelijke flanken van onze tegenstander gebracht. De terugblik op het Aostadal riep natuurlijk weemoed op maar de vooruitblik op de Plan Praz bracht ons in de stemming voor Chamonix. Vanaf 3300 m hoogte leek de beklimming een zacht eitje.