De recente knieval tijdens de DSM Classic Noord Nederland fietstocht en de eveneens verrekte kniebanden tijdens de bergtocht door de Dolomieten mocht geen excuus zijn om te blijven zitten. Na twee weken moest alles weer vol aan de bak vanwege een Vader - Zoon weekje. De keuze voor de invulling viel op het deels afmaken aan de Zwitserse kant van een eerdere Tour de Mont Blanc in 1996.
Voor de oer bergbokken en geiten was dit Blokjes-plan natuurlijk pure waanzin. In het hoogseizoen een zo overlopen gebied aan doen is volgens deze deskundigen vragen naar het ondergaan van de uitwassen van het massatoerisme. Maar wat is overlopen en waarom zou het treffen van een aantal gelijkgezinden uitwassen moeten opleveren. Dus maar eerst zien en dan geloven.
Op de Hospice du Grand-Saint Bernard na kwam het plan uit. Uitgerekend deze spirituele herberg, die per definitie altijd plaats biedt aan de uitgeputte reiziger, was vol. Het geboden alternatief Cantine de Proy was en bleef onbekend op de col en bleek later uren gaans in de richting van Aosta te liggen. Gelukkig bood het pal op de grens liggende wereldlijke Albergo Italia een verrassend goedkoop alternatief, gezien de hoofse services en grandeur uit het koetstijdperk die daar geboden werd.
Het verhaal
De reis liep voorspoedig en na het inchecken in Hotel d'Octodure en voor het eten aldaar bleef zelfs nog tijd over voor wat rondwandelen. Martigny en Aosta vormen al sinds mensenheugenis de uitvalbasis om via de Col du Grand-Saint Bernard de Alpen over te steken om daar iets uit te gaan richten. Onder anderen Augustus, Hannibal en Napeleon waren in dit gebied daarom kind aan huis. Martigny is derhalve één openluchtmuseum en de namiddag van de voorspoedige aankomst werd dan ook benut om eens sfeer te snuiven in plaats van er met de auto door te stuiven.We keken waar wij morgen omhoog moesten . Daarna was de arena met haar gladiatoren aan de beurt en tot slot oriënteerden wij ons, ter voorbereiding op het avondeten, nog op de wijnbouw.
Het startpunt Martigny met de Refuge Col de la Forclaz als eerste pleisterplaats bleek een schot in de roos. Bij stralend weer was het, via wat een kleine vergissingslusjes, een mooie klim van ruim 1250 m door wijngaarden, via prachtige bergdorpjes waar de tijd had stilgestaan en naar uiteindelijk bergweiden. Dit alles zonder ook maar één andere toerist tegen te zijn gekomen. Het nadeel hiervan was het ontbreken van barretjes onderweg zodat onze morgenkoffie bergwater werd.
Het dagdoel Refuge Col de la Forclaz werd vroeg in de middag bereikt en zo konden we bij wijze van cooling down ons ontspannen rond de refuge vermaken..
De refuge heeft daags over een druk bezocht en gezellig passanten terras voor wandelaars, fietsers, motorrijders en automobilisten. In de namiddag luwde de drukte en werd de refuge weer wat meer deel van bergwereld.
Warm water, koud bier, een net dortoir en een voedzaam maal . Wat wil een mens nog meer na een geslaagd dagje bergop zwoegen bij meer dan 30 °C.
Dat de Trient gletsjer ooit de champagne in Parijs koel hield leerden wij bij de start. IJs uithakken, met lorries over 4 km naar de Col de la Forclaz kruien, met karren naar Martigny naar beneden brengen en vervolgens per trein naar Parijs vervoeren.
Nu vormde het oude lorrie tracé een geleidelijk aanloop naar Chalet du Glacier. In 1995 ging de morgenkoffie aan onze neus voorbij omdat de uitspanning in een lawine gebleven was. De historie herhaalde zich voor wat betreft de koffie. Het chalet was wel mooi herbouwd maar helaas potdicht.
De gletsjer was ten opzichte van 1995 ver van dit punt teruggetrokken en onherkenbaar klein geworden. De plek waar ik ooit voor het eerst onder leiding van Edward Beckers met stijgijzers mocht oefenen lag nu ver stroomafwaarts in de kolkende Trient.
De klim naar de Fenêtre d'Arpette bood echter nog steeds het prachtige uitzicht dat in het geheugen stond gegrift en was ook nog steeds zo weinig belopen. Slechts 4 met de r rollende Basken en 6 Vlamingen onder leiding van een "medewerker", althans dat stond op zijn roos rode T-shirt, beliepen het zelfde pad.
Om even over 12 uur waren wij op de fenêtre. Het weer was zo goed dat wij daar niet alleen van het uitzicht maar ook van onze oploskoffie met brood konden genieten. Dit was voor even het laatste genieten van de dag want de afdaling naar Champex is diabolisch. Bijna tot het eind blijft het één grote steenwoestijn. De overgang van lopen met één stok naar lopen met twee stokken als leereffect van het verrekken in de Dolomiti loonde dan ook zeer.
Het relais bleek onveranderd geriefelijk. De uitbaatster was echter wat verouderd en haar vriendelijkheid toonde wat sleet. Ook hier was het bier koud en lang nadat wij ons verwend hadden met een tweede glas en juist voor het avondmaal joeg de "medewerker" zijn afgematte schaapjes binnen. Hij bleek in werkelijkheid de "baas" te zijn en dreef, zo merkten wij later, het wat minder loopbegaafde slavengezelschap genadeloos op tot dagtochten van tegen de 12 uur.
Het eten was niet slecht maar wel wat aan de karige kant. Het werd echter opgevrolijkt door Rob. Deze rossige Risk Management Consultant mocht stoom af blazen van zijn vrouw en deed dat voor het eerst in de bergen op een heel eigen wijze. Hij nam het risico van zeer lange etappes om de Tour du Mont Blanc in een weekje te kunnen ronden. Het managerial gesprek met zijn voeten over hun relatie wilde echter niet meer vlotten. Onze relatie met de voeten was op wat moeheid na ondanks de rotsen nog goed gebleven.
Vandaag stond Cabane d'Orny op het programma met klim van 1258 m naar bijna 2800 m. Dat klinkt indrukwekkend mits de ruim 600 m met de lift onvermeld blijft. . Het gemak dient echter de mens en bovendien hadden wij anders door tijdgebrek de verse proviand, het uitzicht op Champex-Lac en de morgenkoffie in het bovenste liftstation moeten missen.
De Cabane d'Orny is vanuit de lift een gewilde dagtocht. Toch was het aanvankelijk rustig op het pad. Pas later werden wij door een aantal wat minder bepakte en bezakte wandelaars voorbijgelopen. Afgezien van wat met kettingen beslagen rotspassages en steile klauterstukken was het een makkelijk lopend met prachtige uitzichten over de gletsjer. Overigens wordt sinds de Dolomiti enig hulpijzerwerk zeer gewaardeerd. De ervaring dat het verschil tussen een stap en misstap door het even wegglijden van een voet klein is heeft toch een grote indruk gemaakt.
De Glacier d'Orny is letterlijk de tegenhanger van de Glacier de Trient. Deze is echter veel groter en daardoor ook veel indrukwekkender. Dit was ook hoorbaar want door het warme weer kwamen steeds steenlawines los. Van een afstand lijken dit onschuldige grijze stofwolkjes totdat je beseft dat het geluid veroorzaakt wordt door de tonnen rots die omlaag donderen.
De Cabane d'Orny is via een gletsjertocht verbonden met de Cabane de Trient en zo een hoofdroute in hoogalpine toeren. De nette hut wordt vriendelijk uitgebaat. Hier bleek daar dat Kame Sherpa niet alleen op reis was in Europa want een deel van de vriendelijkheid werd geleverd door een Sherpa.
Vroeg aankomen bij mooi weer betekent heerlijk relaxen in het zonnetje met aan het eind van de middag een heerlijk biertje erbij. Tegen het eind van de middag kwam de "medewerker" weer in zicht met achter zich een uitgewoond gezelschap. Dit trok echter nog dapper een paar uur door naar de Cabane de Trient want dat stond in het dagplan. Zelden heb ik zoveel wanhoop gezien als in het gezicht van de "laatste 5 van de 6". Het avondeten hebben zij vast nog gehaald maar of zij daarvan nog hebben kunnen genieten valt te betwijfelen.
De nacht in de cabane was wat onrustig. Het duurde lang voordat de schoolklas op klimcursus sliep en daarna gingen de vroege vogels alweer op pad om bijtijds aan de klimrotsen te kunnen gaan hangen. De echte oorzaak van het mindere slapen was toch de hoogte. De autonome ademhaling liep niet echt lekker en dat licht benauwde gevoel kennen wij nog van de Himalaya.
Stralend weer met een uitdagende afdaling van 1600 naar Praz de Fort lijkt een makkie maar het blijft toch doorharken. De afdaling lag prachtig, liep goed en was doodstil. Alweer een dag zonder een medetrekker te bekennen. Beneden de boomgrens werd het een bosbessen, frambozen en aardbeiendag. Het was letterlijk een snoepreisje. Rond twaalf uur leek een plekje in de rivierbedding een goede picknick plek en dat was het ook. In de hete zon zonnen aan het koele water met koffie en brood heeft wel wat. Toen wij verder trokken kwamen wij pas de bordjes tegen. Stroomafwaarts van een aftappunt van een waterkrachtcentrale in de rivierbedding zitten is niet handig. Ingeval deze bijgeregeld wordt voor minder stroom komt meer water in de rivier. Het geluk was met de dommen en wij zijn dus wijzer geworden en niet weggespoeld.
Praz de Fort ligt in Val de Ferret op de route van de Tour de Mont Blanc. Het deel tussen Champex-Lac en Ferret wordt door veel trekkers per bus gedaan. Volgens sommige geschriften is dat geheel ten onrechte want het zou een prachtig dal zijn om doorheen te lopen. Wij geven deze geschriften nu uit ervaring volledig gelijk, ondanks dat wij vanwege de afdaalblaren van mijn zoon toch een deel per bus hebben gedaan. Het is werkelijk een schitterend gelegen open dal waar je ongestoord door verkeer doorheen kunt wandelen.
Een voor mij nieuwe variant rugzaktoerisme waren de paardengezelschappen. Rugzakken op het paard en dan met 10 man/vrouw achter het paard aanlopen. Het kan natuurlijk maar dan zou ik om het paard te sparen de rugzakken toch maar met een busje vooruit sturen.
In Hotel/Dortoir Col de Fenetre was het aangenaam toeven. Het is een mooi gelegen en net onderkomen met uitstekend eten. De namiddag tocht van Ferret naar La Fouly voor het fourageren met aansluitend een terrasje pikken was juist voldoende om de stijfheid uit de daalbenen te lopen. Het duurde juist lang genoeg om voor het onweer binnen te zijn. Om het weer voor de volgende dag positief te beïnvloeden bracht mijn zoon nog een bezoek aan het mini-mini kerkje van Ferret.
Het vertrek uit Ferret reet na 100 m wandelen al gelijk oude wonden open. In 1995 maakten wij een dubbele dagtocht omdat de Col de Ferret niet hetzelfde is als het Fenêtre de Ferret. De enige overeenkomst is dat zij beiden op de grens van Zwitserland met Italië liggen. Het grote verschil is dat er een heel dal van 900 m diep tussen ligt. Het nader bestuderen van de wegwijzer bracht begrip en vergeving voor deze vergissing van de ervaren bergbok Otto.
De Lacs de Fenêtre werden langs een makkelijk pad vlot bereikt en weer troffen wij behalve koeien niemand op ons pad. De lunch aan één van de drie meren bracht ons de laatste zonnestralen van de ochtend. Het kerkbezoek had geen baat gehad. In een knetterend onweer, zonder gelukkig veel regen, trokken wij de pas over naar La bella Italia. Dankzij de fotomanipulatie konden we dit moment vastleggen. De afdaling naar de weg die omhoog naar de Col du Saint-Bernard leidt was eveneens een makkie. In stijl bereikte wij vroeg in de middag over de oude Romeinse weg deze Alpenovergang.
Ons plan was om in trekkerstijl in Hospice du Saint-Bernard te overnachten liep op een teleurstelling uit. Het verhaal dat de hospice vermoeide en uitgeputte reiziger altijd onderdak bood bleek een fabel. Zij adviseerden ons aan de Italiaanse kant af te dalen want daar zou nog onderdak te vinden zijn. Het waar en wat maakte geen deel uit van het advies. Gelukkig hadden de Blokjes aan de Italiaanse kant van de col het stijlvolle Albergo Italia gezien. Het besluit om de trekkerstijl in te wisselen voor een mondaine stijl was snel snel genomen. Het hotel dat stamde uit het koetstijdperk was ingericht met de grandeur van die tijd maar had alle moderne voorzieningen. Dit alles tegen een met het hospice concurrerende prijs. Later begrepen wij dat het hotel een speeltje/geldbelegging was van een Milanese familie in goede doen.
De verdere middag werd besteed aan het omzwerven rond de pas. In de kinderjaren van de kinderen werd op weg naar de Italiaanse kust deze pas diverse keren ter lering en ter vermaak met de auto gepasseerd. De auto uit, onder Saint-Bernard staan, even de sneeuw in, foto's maken en weer snel door karren. Als eerste stond dus een flash back op het programma.
Daarna keken we echt rond en beseften nu pas dat er zoveel meer te zien was op de pas.
De oude Romeinse weg, de resten van de tempel van Jupiter, die de Romeinen als voorloper op de Hospice du Saint-Bernard op de pas bouwden, het museum van de Hospice en zeker als laatste de in en outs van de Sint-Bernard honden hielden ons samen de bloemrijke natuur in de namiddag ruimschoots zoet.
De kroon op de middag vormden echter de meest oorspronkelijke caravan bezitter ter aarde. Hij kwam uit Frankrijk en ging naar de Italiaanse stranden. Zelf je caravan met lig-sta compartiment timmeren, een minitrekkertje er voor en zo de Alpen over trekken.Eigenlijk had hij een Sint-Bernard als trekhond moeten inzetten maar deze kleine snuffellaar was nog te jong voor het zware werk. De dag werd afgesloten in de schitterende eetzaal van het hotel waar wij in stijl een dito diner kregen voorgeschoteld. Wij misten het hospice niet.
29/07/2006
Het hotel lag bijna op de grens maar 's nacht was er nauwelijks overstekend verkeer. Pas in de loop van de morgen kwam er weer leven in de brouwerij toen de souvenierkraampjes weer opende en de eerste passanten even berglucht kwamen opsnuiven. Die was behoorlijk koud onder de nu onbewolkte lucht. Onze eerste daad na het opstaan en ontbijten was het uitzwaaien van onze tractor-caravan avonturier. Daarna konden wij ons zelf uitzwaaien.
Het dagplan was om met de bus naar Orsière af te dalen en vandaar de fameuze Saint-Bernard trein te nemen naar Martigny. De treinrail bleek echter bij een recente onweersbui door de Dranse te zijn weggespoeld en zou pas over twee maanden weer rijden.
De variant lopen naar Martigny was duidelijk te lang. Dus werd de bus via Orsière naar Martigny. gekozen. Dit gaf tevens de kans om de stad verder te bekijken. De afdaling met de bus was een belevenis. Zitten en rondkijken in plaats van achter het stuur zitten geeft een andere kijk. Het hier en daar wachten werd op de koop toegenomen.
Wij vielen in Martigny met onze neus in de boter. De slag van de Romeinen d'Octodure werd herdacht met een feestweek. Wie of wat d'Octodure was bleef lang onduidelijk maar als aanleiding voor en feest maalde daar niemand om. Het strategisch belang van Martigny werd wel duidelijk. Je kwam vroeger de Rhône vallei niet in of uit en de pas niet op of af zonder daar te moeten passeren. De Kelten zaten in hun octodure (versterking) bij wat nu Martigny is de Romeinen duchtig in de weg.
De stad is door het regelmatig wisselen van de wacht dus letterlijk een opeenstapeling van antiek geworden. Alleen al de gedachte dat Napoleon hier met een leger van meer dan 40.000 man langs trok om aan de overkant van de Alpen te gaan matten roept bijzondere tijdsbeelden op. Wij trokken langs het amfitheater, de kerk van Saint-Bernard die ooit een tempel was, de eeuwenoude houten brug over de Dranse naar het middeleeuwse octodure oftewel chateau dat zoveel wijnflessen uit de streek siert.
De foto's die ik nam van de voorbereiding van het vuurwerk op het chateau als afsluiting van de feestweek zorgde onverwacht voor een rel. De vuurwerkbovenmeester zag een bedrijfsspion in mij. Ik zou het artistieke eigendom van de uitvoering komen stelen. De vermeende deskundigheid streelde mij zeer maar, gezien het niet afgezette openbare terrein en het ontbreken van een fotoverbod, bleven de foto's toch waar zij waren, namelijk op mijn CF-card.
De laatste daad was niet de beste met de overnachting in Hotel d'Octodure. Een prima hotel maar dan moet daar geen replay worden gegeven van Paul van Vliet's act "Hotel Bieze in Borger". De doordringende bassen van de bruiloftsmuziek verkortte ons nachtrust aanzienlijk maar het tekort werd 's morgen, na een kort maar indringend gesprek bij het afrekenen, ingeruild voor een gratis verblijf. Op de terugweg hebben wij afwisselend als bijrijder uitgeslapen.
De week werd officieel afgesloten met de bezichtiging van de oude wegwijzer met hierop de bezochte plaatsen.