WANDELEN IN HET PARADIJS (Verslag Helmie Caris)
Net als vorig jaar hebben wij ‑ Netty en Leo Frenken, twee collega’s van Otto (Simon en Leny), Otto en Helmie‑ een achtdaagse wandeltocht gemaakt, nu om het Gran Paradiso massief heen.
Nadat we zondag de Mont Blanc cross gelopen hadden, reden we maandagmorgen 3 juli vanuit Chamonix door de Mont Blanc tunnel naar Valnotey in Italie.
We lieten de auto’s staan op een hoogte van 1600 meter, en als bepakte ezels begonnen we de tocht. Leo had wel de grootste rugzak ...met een toilettas met after shave, deodorant en shampoo. (Achteraf waren we er toch blij mee, want onze eigen voorraad was snel op). Tijdens de cross hadden we gemerkt dat de sneeuw dit jaar erg laag lag, al rond de 2000m en we hadden er op de eerste dag al meteen mee te maken. De route ging steeds hoger en het pad was zwaar en soms moeilijk te vinden in de sneeuw.
Na veel klimmen en klauteren arriveerden we tenslotte in de mist bij Bivacco Money op 2872 m. Nou, veel ‘money’ zat er niet in: negen smalle stapelbedjes met dekens en een tafeltje, maar we hadden het hutje die nacht wel voor ons alleen. Na ‘n warme hap (droogvoer , boerenkool van AH) zocht iedereen z’n plekje. Buiten vroor het en we wachtten op elkaar met draaien in bed, zodat het niet een constant kraakconcert was.
Toen we de volgende dag de deur openmaakten was de mist weg en hadden we een grandioos uitzicht. Alle hoge bergen van de Gran Paradiso waren vanuit de bivacco nu te zien in de strak blauwe vrieslucht. De tweede dag liepen we verder om in het dal een woeste bergbeek over te steken. Helaas, ..geitenkaas ...want geiten waren er ook, en die lieten ons maar moeilijk door op de smalle paadjes. Geen brug dus, die was in het voorjaar weggeslagen en zou pas over een week worden hersteld. Dit betekende een paar uur omlopen, wet geen probleem was omdat het prachtig weer bleef. Ook de volgende dag hebben we op advies van de huttenwaard van de Rifugio Sella (2582 m) een andere route genomen. De geplande Col de Louson op 3300m lag n.1. nog onder 1 meter sneeuw, en was te gevaarlijk.
Zo belandden we na een prachtige tocht door de sneeuw in Bivacco Leonessa op 2910 m. Deze bivacco was pas vernieuwd en was veel mooier den B. Money. Ook hier een prachtig uitzicht op de lager gelegen gletsjers. Na nog even de polonaise gedaan te hebben, gingen we al om 9 uur slapen, zo moe waren we. De volgende morgen was iedereen goed uitgerust. Toen we ontbeten en ons lekker met sneeuw hadden gewassen, trokken we weer verder. Er waren veel steenbokken met jongen (die zich makkelijk lieten fotograferen) en ook gemzen, marmotten en een keer zagen we een vosje. Ondertussen was het weer behoorlijk warm geworden tijdens de 1300m 1ange afdaling. In het dorpje in het dal kochten we nog vlug een kilo kaas, perziken en stokbrood voor de lunch en na nog eens 5 uur wandelen bereikten we in de mist (buiten adem) de steile col van de Fenetre de Champorcher op 2830 m, die nog bedekt was met een dikke laag sneeuw. Na nog een half uur sneeuwstampen kwamen we bij een onbemande hut Rifugio Miserin. Als we al dachten aan een lekker warme douche, den vergisten we ons behoorlijk, want ook hier was het wassen met sneeuw en koffie zetten met gesmolten sneeuwwater. De omgeving was heel apart.
De volgende dag namen we op de Col de Larrissaz (2584 m) afscheid van Simon en Leny die eerder terug moesten naar Nederland. We daalden af, langs oude eenzame boerderijtjes (waar alle vervoer nog met muilezels ging) naar een klein gehuchtje Piamprato, waar we behoorlijk konden bijbunkeren (bier, wijn en spaghetti).De volgende dag kwamen we na een prachtige tocht (de zoveelste dag geen mensen onderweg gezien) aan in het gehuchtje Talosio, waar we boven de “trattoria” (cafeetje) konden slapen . Tijdens het kaarten en daarna bij het uitgebreide en uitbundige 5 gangen diner, hadden Netty en Helmie veel sjans met oude bijna tandeloze Italiaantjes, die voor ons mooie liederen zongen. Tijdens de volgende etappe naar St Lorenzo liep alles gesmeerd, totdat we langs een stuwmeer twee Italiaanse beheerders tegenkwamen, die ons bevestigden dat er een kortere route naar het dal was. Enfin, na uren lang door de netels en doornen gelopen te hebben, ontdekten we geen pad maar wel de pijpleiding van het stuwmeer naar het dal; en langs de trapjes naast de pijp liepen we tenslotte 1100 hoogtemeters naar beneden, het dal in. (Les: mooie verhalen van Italianen moet je nooit’ geloven).
Ondanks de vermoeiende tocht, was het reuze gezellig, en hebben we veel mooie en nieuwe dingen gezien.
namens de berggeiten, Helmie Caris