De Vader-Zoon bergwandeling speelde zich dit jaar af in en rond Ponte di Legno. Deze plaats ligt niet alleen tussen de natuurparken Stelvio en Adamello in maar ook op het breukvlak Afrika - Europa. Het behoort tot het skigebied van Passo Tonale maar bleek mede door het beperkte aantal liften nog de uitstraling van een vriendelijk bergdorp te hebben. De ski-woestijn bleek beperkt tot Passo Tonale zelf.
De voorbereiding vergde weinig meer dat de folders van de Tourist Information te lezen en een ondersteunende kaart te kopen. De mogelijkheden aan zowel de Adamello als de Stelvio bleken kant zijn namelijk legio. De beschikking over een op het vliegveld van Bergamo gehuurde auto en het in bedrijf zijn van verschillende liften maakten een ruim aanbod aan tochten mogelijk.
Het verhaal
Het enige lastige aan de reis was het huren van een auto. Ondanks de bordjes met beschikbaarheid bleken een aantal bekenden maatschappijen te worstelen met autogebrek. Het slecht weer scenario van twee uur met de bus kon na wat gezoek bij de minder bekende concurrenten gelukkig in de kast blijven. Uiteindelijk begonnen we met een uurtje vertraging aan de autorit van ruim een uur in het Italiaanse spitsuur over provinciale wegen..
Hotel Christallo werd met nog met enige speling voor het avondmaal bereikt. Het hotel, de services en zeker niet te vergeten de keuken maakte de goede beoordelingen op Internet vanaf het begin af waar.
Het eensgezinde besluit was om er een inloopdag van te maken. De eerste stap was het nemen van de lift naar Rifugio Corno D'Aola voor de koffie en vandaar een rondwandeling te maken met de optie om te voet af te dalen. De weersvoorspelling sprak van redelijk goed weer in de morgen en van onweersbuien in de middag. Kortom vrij gebruikelijk bergweer bij onstabiele lucht.
In eerste instantie volgden bij de weg naar het bovenstation van de lift Angelo maar daar liepen we vast. Iets lager vonden we het goede pad dat mooi en breed bovenlangs de vallei liep. De breedte van het pad bleek te danken te zijn aan de verdediging van de vallei in WOI. Na wat eten besloten we af te dalen in plaats van terug te lopen naar de lift. Een goed plan dat verstoord werd door een zware onweersbui. Bij Capane Valbione werd het droog maar wij moesten in het toilet onze sokken uitwringen en de schoenen enigszins drogen met papier. Daarna lieten we de lift aan ons voorbijgaan met het verder te voet afdalen naar Ponte di Legno.
Malga Caldea trok ons aan omdat de start vanaf 1584 m de eerste honderden meters stijgen door het bos bespaarde. De off road weg daarheen was geen afschrikking. Wij hadden voor hetere vuren gestaan met de off road afdaling van 1000 m in de Grand Canyon met een Cadillac . Zo heet zou het met de hybride Toyota Prius niet gegeten kunnen worden. Toch werd het vuurtje aardig opgestookt. Niet alleen door de gelukkig spaarzame tegenliggers op het rotsige karrenspoor maar ook door het nogal heftig bonken van de auto. Boven aangekomen bemerkten wij een half lege band en kregen begrip voor het rode lampje op het dashboard. Door het ontbreken van een gebruikershandleiding was dit tot dan een raadsel gebleven. Met het uitgangspunt dat we toch met de half lege band terug moesten rijden besloten we maar eerst te gaan wandelen.
Het doel was het bezoeken van de stuwmeren Lago Avio, Lago Benedetto en Lago Veneroccolo. Het weer hiervoor was niet echt wervend. Het regende niet maar lopen in wolkenflarden komt daar wel dichtbij in de buurt. Lago Avio werd vlot genomen, Juist voor Lago Benedetto (1929 m) bij Chiesetta dei Caduti Per La Costruzione Delle Centrali Elettriche stootten wij op een regiment Alpenjagers in de bejaarden leeftijd. Dit leidde tot een komisch gesprek onder soortgenoten. Na de natte en glibberige klim na Lago Benedetto werd in een sompige omgeving de picnic plaats overgeslagen en in plaats daarvan in de luwte van een bouwvallig schuurtje gegeten Hierna besloten we Rifugio Giuseppe Garibald bij Lago Veneroccolo op te geven.
Op de terugweg hoorde wij ver voor Malga Calda een onmiskenbaar feestgedruis. De bejaarde Alpenjagers bleken hier samen met familie en vrienden iets te vieren, Het wat bleef onduidelijk wat maar wel duidelijk werd dat wij daaraan deel moesten nemen. Met de afdaling in het vizier hebben wij slechts beleefdheidshalve aan de wijn genipt.
De autorit terug was bidden en werken. Hoe de band de marteling doorstaan heeft is een raadsel Bij het eerste de beste benzine station hebben wij alle banden opgepompt. Het daarna nog immer brandende lampje was het volgende raadsel maar dat werd met een reset snel opgelost.
Case di Viso was, zeker met de opgepompte banden en het beter wegdek, makkelijker aan te rijden dan Malga Caldea. Verder was het eenzelfde smalspoor waar passeren van tegenliggers enige aandacht voor de bermen aan de dalkant vroegen. Vlak voor Case de Viso eindigde de weg op een betaald parkeerterrein waarna het de benenwagen werd. Dit niet voordat wij in Bar Ristorante "Ercavallo" van de koffie hadden genoten. In en rond de bar werd de oorlog tussen Italie en Oostenrijk als onderdeel van WOI nog uitdrukkelijk herinnerd via allerlei oorlogstuig. Zoals later bleek was hier zwaar gevochten. .
Na de koffie trokken wij door het leuke dorpje, met geen andere industrie dan een kaasmakerij, gestaag verder in de richting van het meer als naamgever van de bar. Het was niet druk maar helemaal alleen liepen wij deze dag niet. Het weer was niet goed maar ook niet echt slecht zodat de tocht aangenaam bleef. Na wat eten en drinken vlak bij het Lago Inferiore op ca 2600 m hielden we het, met de besneeuwde Corno Tre Signori in zicht, voor gezien en besloten langs de helling naar Rifugio Bozzi te traverseren en daar af te dalen.
Dit bleek een rustig en niet moeilijk pad te zijn. De rifugio ligt onder de Forcellina di Montozzo op de grens met met Zuid Tirol en dat bleek goed merkbaar. Naast de rifugio ligt het kleine maar illustratieve Museo Gianni de Giuli naast de resten van een kazerne.
In Op leven en dood met als Ondertitel geschiedenis van den grooten oorlog Deel 3 worden de gevechten van de aan weerszijde van de grens liggende Alpenjager aldaar plastisch beschreven. Na dit indrukwekkende en dus leerzame geschiedenis fragment daalden we af naar Case de Viso en reden terug.
Passo Tonale is niets meer dan een verzameling van direct aan de pistes liggende hotels en parkeerplaatsen. Óm te skiën een prachtig gebied maat nu een troosteloze boel. De lift van Passo Tonale benutte wij om op hoogte te komen en voor de koffie in Passo Paradiso. Het kuis bedekt zijn met plastic van de maagdelijkheid van de hoger liggende Presena gletsjer om het smelten in de zomerzon te beperken werd daar goed zichtbaar. Ook hier bleek de oorlog vele sporen te hebben achter gelaten. Niet zo gek want de Passo Paradiso lijkt sprekend op een schietgat met de Passo Tonale in het vizier.
De mogelijkheden om rond te lopen bleken beperkt door enorme bouwwerkzaamheden aan en rond het tussenstation aan de voet van de gletsjer. Het zal er 's winters in de sneeuw wel weer mooi uitzien als de verwoesting onder de sneeuw is verborgen. Nu was het een afgrijslijke bouwput. Na wat vergeefse pogingen om via via rondtrekkende alsnog de voet van de gletsjer te bereiken gaven we het op. beneden bezochten we het oorlogsmonument op Passo Tonale en bleven onder de indruk.
Je hoeft geen wielrenner te zijn om te zweten bij de beklimming of afdaling van de Passo Gavia. In de auto gaat dat namelijk even goed. De weg is eigenlijk te smal om elkaar in de auto goed te kunnen passeren en aan de dalkant gaapt doorlopend een diepe afgrond. Het is dus steeds mikken op een iets breder stuk voor het geval dat een tegenligger opduikt. Motorrijders hebben dit probleem niet en gassen dan ook, ook in de bochten heerlijk door. Het probleem smalle weg wordt daardoor nog vergroot met de zorg voor ongewenste passagiers op de motorkap. Gelukkig was het mede door het mindere weer rustig op de weg. De gedachte aan de doorkomst tijdens de Giro d'Italia werd graag verdrongen.
De pas zelf is kaal op Rifugio Bonetta en Casa d'Alta Montagne na. Voor wielrenners in het bijzonder en voor Italianen in het algemeen zijn het borstbeeld van Fausto Coppi dat bewaakt wordt door Madonna delle Vette een heilige graal. Onze activiteiten beperkten zich tot bezichtigen hiervan en koffie in de rifugio. Naar beneden gaan leek ons een betere optie dan rondlopen in ket kale en gure landschap. Toch konden we nu het "I did Passo Gavia" aan onze palmares toevoegen.
Onder aan de klim parkeerden parkeerden we de auto bij Osteria Pietro Rosso (Rode Piet). Het doel was een rondtocht via Bivacco Linge. Het bleek een prachtige en rustige wandeling te zijn die wij bij Rifugio Valmalza onderbraken voor wat eten en drinken. Bij Bivacco Linge, waar een Italiaanse familie lustig aan het koken was, werd besloten om de zelfde weg terug te lopen. Het weer en het vage pad door het gruis van de hellingen nodigde niet uit voor een rondtocht en terug langs dezelfde weg is toch ook anders.
De laatste dag was niet bedoeld als rustdag maar moest ook niet te moeilijk worden. Een tocht vanaf het park Sozzine naar de Narcanello waterval leek aan dit criterium te voldoen. Het weer was van alles wat dan weer een prikkend zonnetje en dan weer koel en betrokken. De tocht bleek niet moeilijk maar ruim 700 m klimmen blijft werken. Behalve een Italiaanse familie en een jong stel dat snel afhaakte was niemand niemand op de route. Na een eet en drink stop bereikten wij de waterval die inderdaad de moeite waard bleek te zijn. Hierbij hebben wij het gelaten en zijn met dezelfde weg terug op onze schreden tevreden teruggekeerd. Aan het criterium was voldaan.
De terugreis gaf geen gedoe meer. Het afgeven van de auto was eenvoudiger dan het huren en de busrit met Ryan Air voldeed aan de prijs- kwaliteit verhouding.