Inleiding
Na 25 jaar is de Mont Blanc Marathon aan de wilgen gehangen. De laatste keer kwam ik met 8:55 h. net binnen de limiet van 9:00 h. over de finish en dat wilde ik zo houden. Overigens arriveerde ik daarmee bij lange na niet als laatste. Tientallen, soms wenende, meer jeugdige lopers vertoefden toen nog achter mij. De meer dan 2500 m omhoog en meer dan 1500 m dalen eisen namelijk iets meer dan alleen een marathon kunnen lopen. De afstand zit nog wel in de benen. Het is echter voor de wat oudere loper met een bij definitie wat mindere motoriek niet leuk meer. Met name door het opnemen van Les Aquilles des Possettes in het parcours is het meer rotsklimmen dan berglopen geworden. De afdalingen zijn daardoor rennend te halsbrekend geworden.
Als alternatief werd de Tour de Monta Rosa voor Pensionati gewandeld. In 1998 was deze tegen de klok in gerond. Dus werd het nu tijd om de Monta Rosa met de klok mee eens van een heel andere kant te gaan bekijken. De afstand en de pashoogten worden daar natuurlijk niet anders. De aanloop naar de passen als gevolg van de noord of zuid ligging wel. Het op herhaling gaan met andersom lopen brengt uiteraard mentale risico's met zich mee. Veel zou anders zijn geworden en zouden we het nog wel aankunnen. Het laatste was te proberen en het eerste is bij het grijzer worden een gegeven.
Ten opzichte van 1998 werd meer tijd uitgetrokken. Toen hadden wij als werkezels (druk, drukker, drukst) slechts 7 dagen uitgetrokken. Nu speelde de tijd geen rol meer en werden 9 dagen plus een reserve dag gepland.
De planning werd wel gemaakt op basis van alternatieven voor 1) als het tegen zat of 2) om het leven niet moeilijker te maken dan het al is. Verder werd de bepakking zoveel mogelijk gestript. Geen zwaar fototoestel, geen slaapzak, geen matje, geen brander e.d. Uiteindelijk kwamen we uit op 12 kg.
Dankzij de ingebouwde alternatieven kwam de planning volledig uit. Dat wil niet zeggen dat alles van een leien dakje liep. Dat is maar gelukkig ook want anders was er niets om te vertellen geweest,
Het verhaal
Nederland -Randa
In 1998 werd vanwege het aanrijden uit Chamonix vanuit St Jacques (It) vertrokken. Nu lag vanuit Nederland Zermatt (S) meer voor de hand. Het zonnige weer met een temperatuur boven de 30 graden bij het vertrek beloofde veel goeds. De reis bevestigde dit met een vlot verloop ondanks de gebruikelijke wegwerkzaamheden. In Zuid Duitsland werd nog even een kaarsje opgestoken in de verrassend mooie Autobahnkirche. Jarenlang vlogen we hier te onrechte haastig langs deze aanrader voor een stop.
Een ander aangenaam verpozen tijdens de autorit was de autotrein in Zwitserland tussen Kandersteg en Goppenstein. Een heerlijk boemeltochtje dat weinig tijd kostte maar vele kilometers spaarde en bovendien nog een aangename rustpauze bood.
Eenmaal in het Rhone dal ging het snel. Een klein stukje verder het dal in en daarna het Mattertal door tot aan Randa waar het Matterhorn Golf Hotel met het station voor de trein naar Zermatt voor de deur gekozen was als start en finish.. Zermatt zelf is namelijk gesloten voor auto's. Op de rit na met de eigenlijk veel te prijzige maar zeer gelikte Matterhorn Express waren wij dus startklaar voor de tour.
Het hotel bleek een schot in de roos. Gastvrije, vriendelijke en van veel humor voorziene uitbaters in combinatie met heerlijk eten en goed slapen was een goed begin.
Etappe 1 Zermatt - Randa
Over het inlopen werd niet moeilijk gedaan. Niet te wild beginnen dus met de Matterhorn Expres naar Zermatt en daar met de Sunnegga lift naar boven en dan ontspannen wandelend via Tufteren de Europaweg op om uiteindelijk weer af te dalen naar het hotel. Bij het ontspannen waren wel wat kanttekeningen te plaatsen. Het was bloedheet en bij navraag in Zermatt bleek de weg nog officieel gesloten. Ook werd bevestigd dat de route via de Europabruecke nog steeds onbegaanbaar was vanwege land slides. De gesloten weg baarden ons geen zorgen. De weg ligt wel ruim boven de 2000 m maar gezien de ligging was van sneeuw weinig te vrezen. Ook de bloedhitte was met de goedgevulde waterzakken geen punt. De stralende hoogtezon echter wel. Mijn afkeer van smeren heb ik later moeten bekopen met een afgebladderde hoofdhuid. Het leek alsof ik met een verfbrander gestript was.
De aantrekkelijkheid van Zermatt voor toeristen is dat de liften hoog gaan en zonder inspanning de mooie omringende bergwereld met dagtripjes bereikbaar is. Zermatt was wel wat veranderd sinds 1998. Het toen al fors uitgebouwde bergdorp was intussen getransformeerd in een uiterst mondain toeristenoord. Vol met grote hotels, vol met winkels en vol met toeristen uit alle windstreken. De Japanners trokken natuurlijk de meeste aandacht. Bij rond de 30 graden liepen zij zoals gewoonlijk warm aangekleed met jas, lange broek, handschoenen, hoofddeksels en met de pickels in de aanslag welgemoed en gedisciplineerd dribbelend in groepen rond.
Het eerste stuk naar Tufteren was goed gevuld met al of niet in groepen met gidsen lopende dagjesmensen. Het gidsen hebben wij niet begrepen. Overal stonden bordjes en de gemeente Zermatt had zelfs op de uitzichtspunten voor bankjes gezorgd. Die uitzichten waren overigens zeer de moeite waard met de Matterhorn als trekpleister.
Na de koffie in Tufteren werd het op de weg naar Ottafe stil. Net voor Ottafe werd een eet annex zonnebank stop gehouden. Hierna dwong het onbegaanbare deel ons via de bordjes ver naar beneden in de richting van Randa. Wij kozen er voor om niet over de weg te gaan maar via het bergpad bij Eggenstadel de afdaling te maken. Dat bleek wel de kortste en mooiste route te zijn maar ook de meest bewerkelijke. Door de vele bordjes Europahuette raakten we bijna in de war en liepen zelfs we een milieupark in en snel weer uit.
Naarmate de middag vorderde werd de afdaling van 800 m het verhaal van "Hoe warm het was en hoe ver". In Wildi bij Randa vonden wij een aangenaam onderkomen. Het heerlijk koele bier in de namiddagzon met de fluitende Matterhornexpress als achtergrondsmuziek deed het gezwoeg snel vergeten.
Etappe 2 Randa - Graechen
Bij het opstaan in Randa was het nog steeds bloedheet met als weersverwachting in de loop van de dag onweer. Dat kondigde zich al duidelijk aan met de wolken onder in het dal. Onweer in de bergen is zeer onaangenaam. Plat op de grond onder de cape voor sneeuw, hagel of regen en de begeleidende harde knallen maar over het hoofd laten gaan is geen pretje. Gelukkig is er altijd een alternatief. Wij besloten veiligheidshalve gewoon door het dal te gaan wandelen en pas bij St Niklaus naar Graechen omhoog te klimmen.
De dalwandeling bleek van harte aan te bevelen. De Europaweg is mooi maar de dalwandeling doet er niet veel voor onder. De paden langs de rivier houden de weg de weg en de spoorlijn uit het zicht en het landschap is een plaatje. Tot St Niklaus werd zo'n 400 m afgedaald tot 1000 m. Daarna moest er even geklommen worden naar Graechen op ruim 1600 m. Intussen was het in St Niklaus echt gaan regenen. De klim werd dus een natte bedoeling over een mooi bergpad. Nat omdat de regencape behalve de regen van buiten ook de transpiratie van binnen goed tegenhoudt.
Graechen is geen Zermatt maar wel een echte toeristenplaats en die liepen daar al in redelijke aantallen verloren in de regen rondte dwalen. Ook wij hadden het wel gehad met de nattigheid en gingen in volgorde voor warme koffie, onderdak en eten in Hotel Restaurant Walliserhof . Dat gaf zo vroeg in het seizoen geen enkel probleem.
Etappe 3 Graechen - Saas Grund
De etappe tussen Graechen en Saas is lang en zonder echte alternatieven om eerder af te dalen voor het overnachten. Wij kozen daarom zekerheidshalve voor de gebruikelijke aanpak. Dat wil zeggen tijd kopen door eerst met de lift vanuit Graechen naar de Hannigalp te gaan. Wij moesten daarvoor wel eerst naar Baergji omdat de lift vanuit Graechen dit jaar vernieuwd werd. Deze omleiding bleek keurig geregeld te zijn en zo kregen we voor het zelfde geld eerst een mooie bustocht naar de lift. Dat mooi kon er eigenlijk wel af want we zaten dik in de mist. Bij de lift hield de service nog niet op. De liftdame behoedde ons voor vochtig ongemak in de stoeltjeslift door ons eerst in plastic te hullen.
Op Hannigalp en in de klim naar Chleini Furgge klaarde het een beetje op en konden we zelfs genieten van een groep Steenbokken die welgemoed de skipistes gebruikten. Zij waren niet schuw en konden tot op een meter of dertig benaderd worden. Voor dit werk schoot de N86 8MP tekort en werd de Canon EOS met telelens op het gewicht na jammerlijk gemist. Helaas trok het later weer helemaal dicht en werd het tot Rote Biel een letterlijk en figuurlijk een uitzichtloos geheel. Op een kudde Walliser Zwartkopschapen en twee wandelaars na waren we de enige passanten.
In de mist is de Europaweg niet echt leuk. Zonder uitzicht langs steile hellingen op een smal pad lopen wordt op den duur eentonig en blijft concentratie vragen. Gevaarlijk was het pad niet. De hier en daar gespannen kabels waren meer zekerheidshalve. Later hoorden wij in Saas Grund dat de overkant van het dal vanwege de meer afwisseling leuker was om te lopen.
Na Rote Biel kwam de zon en het uitzicht terug maar ook de warmte. Bij Stafelti, net na de steenwoestijn van de Lammugrabe, besloten we af te dalen naar Saas Grund. Dat vormde een betere uitvalsbasis voor de volgende etappe en het dichte bos in de afdaling naar Saas Fee kenden we nog. De 700 m afdaling aan het einde van de middag betekende nog even doorzetten. In Saas Grund was het snel voorbij met de oververhitte voeten. Wij vonden daar alweer snel een eenvoudig en doch goed onderkomen.
Etappe 4 Saas Grund - Macugnaga
In deze etappe werd het met de Monte Moro pas (2853 m) als grensovergang tussen Zwitserland en Italië voor het eerst serieus klimmen geblazen. De etappe is eigenlijk te lang om in een keer te doen. Gelukkig zijn er meerdere inkort of/en alternatieven.
Met de bus van Saas Grund naar de Mattmark Stausee (2197 m);
Overnachten in Refugio Gaspare Oberto-Paolo Mariolo net onder de Monte Moro pas;
Met de de lift de duivelse afdaling van ca 1500 m van de Monte Moro pas naar Macugnaga maken;
Aan de dienstregeling van Zwitserse bussen valt natuurlijk niet te twijfelen. Volgens de informatie vooraf van de huttenwaard van Rifugio Gaspare Oberto-Paolo Maroli hoefde dat aan het open zijn van zijn hut en het in bedrijf zijn van de lift ook niet. De VVV in Saas Grund vertelde ons echter dat de lift niet ging. Toch stond onderweg een betrouwbaar uitziend bord met de boodschap dat deze wel ging. De keuze viel op de bus naar de Mattmark Stausee en op de Monte Moro pas dan maar zien hoe de vlag er bij stond. Dit in het licht dat we in 1998 ook al onduidelijk gedoe met de lift hadden en zelfs een helicopter vlucht overwogen..
In de bus van Saas Grund naar de Mattmark Stausee begon de Tour de Monta Rosa Pensionati pas echt. Deze bleek afgeladen te zijn met bejaarden van onze leeftijd met bijbehorende hulpstukken. Uiterlijk pasten we er best aardig bij maar onze uitrusting verschilde toch wat. Het werd zelfs nog even spannend of we in de bus konden want hulpbehoevende kregen voorrang bij het instappen. Uiteindelijk konden wij ons er nog met onze rugzakken tussen wringen maar van harte ging het plaatsmaken niet.
Bij de Stausee bestormden de bejaarden het restaurant en zo konden wij in alle rust verder wandelen want weinigen gingen verder. Het stuk naar het begin van de Stausee was een rustige ochtendwandeling. Vandaar ging het tot ongeveer 2500 m zeer geleidelijk omhoog door de Taelliboden. Daarna werd het een onvervalst partijtje rotsklimmen. In 1998 was dat in de afdaling kinderspel geweest. Nu werd het omhoog klunen over de natte en deels nog besneeuwde rotsen. Gelukkig was het weer uitstekend. Zonnig, niet al te koud en met een harde wind als handje in de rug. Het verdraaien van rechterknie bij het wegzakken in de sneeuw verstoorden de genoeglijke sfeer van de tocht even. Na wat rekken en strekken ging het echter weer. Achteraf bleek het blijvend letsel.
Boven op de pas waaiden we door de inmiddels stormachtige en koude wind bijna Italië binnen. De gouden Madonna hebben we daarom in een luwte van eerbiedige afstand bekeken. De afdaling tot de lift en huthoogte langs de kabels over de rotsen verliep probleemloos.
De hut en de lift lagen echter nog dik in de sneeuw. Het eerste wat wij zagen was een bewegende liftcabine. Dit was geen hallucinatie maar toch bleek de lift buiten bedrijf. Gelukkig zijn er altijd kansen. In 1998 mochten we met de monteurs naar boven en nu mochten we na wat parlare in het steenkool Italiaans met ze naar beneden. Tenminste als we einde werktijd om 16:30 klaar stonden. De keuze tussen het overnachten in de pas geopende dus nog zeer koude hut en het gerieflijk 1500 m afdalen was snel gemaakt.
De tussenliggende twee uur werden in de hut aangenaam verpoosd met eten, drinken en kletsen. Bij het binnengaan van de hut ontmoetten wij twee uitgaande Spanjaarden die ons naar de pas waren voorgegaan. Uiteindelijk bleven wij deze tot in Randa ontmoeten. In de hut bleken wij de enige gasten van de uitermate vriendelijke waard. Gelukkig brandden er twee kachels op volle kracht en konden wij onze sokken en schoenen drogen. Intussen vertelde de waard over de in en outs van de lift. De hut is prachtig gelegen. Dagjesmensen uit Macagnaga kunnen makkelijk omhoog komen en afdalen. Helaas was er altijd wat met de lift. Morgen, op zondag, even open om dan weer tot half juli dicht te zijn. Zo zag hij een belangrijk deel van de nering aan zijn neus voorbij gaan. Het vele onderhoud aan de lift verbaasde ons niet. Deze was in 1998 al oud en had daar nu 13 levensjaren bijgedaan.
De lift ging inderdaad keurig aan het einde van de dienst naar beneden. Dat ging niet zonder meer. Na wat valse starts en enig heen en weer gebel met het grondstation lukte het de monteurs om de zaak op gang te brengen. Na de overstap in het middenstation werd deze voorstelling nog eens herhaald met een op de lachspieren van ons en de monteurs werkende springprocessie van de lift. Italianen houden nu eenmaal van theater en wij ook. Wij kregen dit alles voor slechts Euro 10 p/p handje contantje in handen van de Capo-monteur.
In Macugnaga vonden wij alweer snel een goed onderkomen in B&B Zurbriggen . Na wat provianderen van brood, kaas en bresaola voor de volgende dag sloten wij op het dorpsplein de dag af in een mooie ambiance van demonstrerende houtsnijders. Hun kunstwerken verkeerde nog in de motorzaagfase. De vormen waren toch al veelbelovend zichtbaar. Ondanks het overwaaiende zaagsel smaakte het eten en drinken uitstekend. Dat wil zeggen echt Italiaans.
's Avonds troffen wij de liftmonteurs onder aanvoering van hun Capo di Capi in een bar/pizzeria waar zij ons met goed gevulde glazen breed lachend begroetten. Natuurlijk hebben wij van harte terug gelachen want het liftgebeuren was een typisch Italiaanse win-win situatie met wij beneden, il signori di funivie een snabbel en allemaal gelukkig
Etappe 5 Macugnaga - Alagna (Rifugio Pastore)
Voor de lange etappe Macugnaga - Alagna is er nauwelijks een alternatief. Het ombussen en omtreinen zou zeker op zondag een dag kosten. Het weer was alweer stralend en waarom dus niet gewoon gaan wandelen. Natuurlijk wisten we waar wij aan begonnen. Eerst ruim 1400 m omhoog door de Val Quaraxxa naar de Colle del Turlo en dan ruim 1100 m afdalen naar de Rifugio. Onze enige troost was het plaveisel van de Strada Mussolini of wat daar nog van over zou zijn. Il Duce heeft namelijk voor de 2e wereld oorlog op dit traject een bergweg laten aanleggen om zijn wapentuig te kunnen verslepen.
De start verliep niet van een leien dakje. Eerst konden wij de flappentapper niet vinden die later letterlijk naast de deur bleek te hangen. Daarna konden we de instap naar het pad niet vinden die letterlijk voor onze neus lag. Heel de zondagsmarkt en half Macugnaga heeft zodoende werk gehad om ons kwijt te raken.
Het dal was nog steeds stil en mooi. Op ons pad vonden we slechts een schoolkamp en grazende koeien. De eersten verveelden zich zichtbaar; De tweede niet want wat kunnen die vreten. Buiten dat zijn het ook nog uitstekende klimmers want zij lopen op de steilste hellingen als gemzen. Van de vroegere goudwinningsactiviteiten was niets meer te zien. In Saas Grund vertelden men ons dat in het pre toeristentijdperk de bevolking uit armoe de Monte Moro pas overtrok om in die mijnen te gaan werken. Een onvoorstelbaar woonwerkverkeer.
Tot La Piana was het licht stijgend doorwandelen. Daarna moesten we flink aan de bak in de klim naar Alp Schena. Op weg naar Bivacco Lanti trok de lucht dicht en moest een laagje kleding bijgezet worden. Daar werden wij ingelopen door onze Spaanse vrienden. Zij waren wat laat vertrokken uit Macagnaga. Hun zorg was de sneeuw op de Passo del Turlo en de noodzaak voor stijgijzers.
Die zorg deelden wij op voorhand niet. De eerdere ervaring vanaf de andere kant komend was een deels ondergesneeuwde weg zonder al te moeilijke passages. Onze ervaring bleek juist. De pas is niet steil en door de contouren van de weg in de sneeuw goed overzichtelijk. Alleen door de pas heen komen was even lastig want deze was meters hoog gevuld met verijsde sneeuw.
De afdaling gaf geen problemen anders dan de steenwoestijn waarin de weg in de loop der jaren deels was veranderd. Na een paar honderd meter dalen verdwenen gelukkig ook de wolkenflarden en keerde de zomer volop terug. We wisten dat we nog meer dan twee uur moesten dalen en dat werd het ook ruim. Redelijk uitgewoond bereikten wij nog voor etenstijd de mooie refugio en troffen weer onze Spanjaarden. Zij waren blij verbaasd dat wij het gehaald hadden. Die verbazing deelden wij echter niet. Het was een lange maar probleemloze dag geweest. Het werd een met de Spanjaarden aan tafel een Spaans avondje met een prima eten en drinken. Jammer genoeg spraken zij alleen maar Spaans. Met een mix van het "al doende leert men wat Italiaans", de Spaanse cursus van 50 jaar geleden en ondersteuning van de wijn werd het toch nog een goed gesprek.
Etappe 6 Alagna - Stafal
Bij het opstaan bleek het weer alweer goed te zijn. Het uitzicht van de refugio op de Monta Rosa lag er als een plaatje bij en dat werd dan ook gemaakt. De lange dag van gisteren had geen sporen achter gelaten. Alleen de route was een punt van overweging. De route langs de Corno Olen was ons bekend evenals de kanttekening dat de aanloop vanuit Alagna mooier zou zijn was.
Wij besloten al snel met de bustaxi af te dalen naar Alagna en daar verder te zien. Het was nog even zoeken naar de 100 m lager gelegen parkeerplaats waar de busdienst vertrok. Als loon hiervoor kregen we een blik op de waterval onder de refugio.
De busdienst stopte in Alagna in het zicht van de lift naar Pianalunga. Zonder inkorting zou het een lange dagtocht worden en dus leek het ons beter om deze te nemen en boven in de zon koffie te drinken. De mooie klim hebben wij dus alleen van boven gezien.
Boven scheen de zon en stonden de koffie en de ligstoelen klaar. De waard onderhield ons daarbij aangenaam over onze tocht en suggereerde om volgend jaar eens de Walenzerroute te gaan lopen. Intussen waren in de richting van Col Olen de wolken dreigend samengepakt. Het goede bericht was dat de lift naar Passo dei Salati in tegenstelling tot eerdere berichten wel in bedrijf was en de kans bood om boven de wolken te komen. Omdat op onze tocht niets moest en alles mocht zijn we zonder gewetenswroeging ingestapt. Boven scheen de zon inderdaad uitbundig en aan de andere kant van de pas was het onbewolkt.
De enige tegenvaller van de afdaling was de weg. Het pad was vervangen door skihellingen en dus moesten we door een steenwoestijn gaan lopen. Echt rustig was dat niet want de aan deze zijde stilstaande lift werd vervangen door landrovers die de dagjesmensen aansleepten. Dit hield een kudde steenbokken niet van de weg. Kennelijk likten zij zout in de opgedroogde plasjes.
Bij Lago Gabiet begon de afdaling weer op een berglandschap te lijken. Op het terras van de gesloten Rifugio del Lys werd dus aangenaam in de zon de inwendige mens versterkt. Hier begonnen wij een liefde-haat verhouding met de eenzaam achtergebleven waakhond. Hij vond de bresaola net zo lekker als wij en probeerde deze vanuit allerlei richtingen slinks te benaderen. Gelukkig zachtmoedig want het was een knots van een Duitse herder.
De afdaling naar Stafal (1800 m) was mooi en gaf geen problemen. Stafal bleek ook wat uitgegroeid te zijn. Ook daar profiteerden wij van de leegstand in het voorseizoen.
Etappe 7 Stafal - St Jacques
De Bettaforca (2672 m) is een verleidelijke pas. Met de lift vanuit Stafal ben je er zo. Tijdens een eerdere tocht naar de Refugio Quintina Sella (3585 m) hadden wij daar dankbaar gebruik van gemaakt. Dit keer boden wij weerstand en gingen de ruim 800 m klim welgemoed aan. Tot het 1e station hadden wij het rijk vrijwel alleen. Onbegrijpelijk want het is een mooie klim met een prachtig uitzicht. Tijdens de koffie bij het 1e station zagen wij de drukte met de lift naar boven komen. Zeker 5 middelbare schoolklassen kwamen uit de lift om naar het station bij de pas te klimmen.
Na de koffie zijn wij er achteraan gegaan. Eerst figuurlijk maar dat werd al snel letterlijk. De Pensionati bleken een aanzienlijk betere conditie te hebben dan de adolescenten. In de klim passeerden wij ook nog een jeugdig stel met hond. De jongen was ons aanvankelijk voorbij gestoven met het meisje achter hem aan bungelend. Nu had zij de kop want hij zat stuk. Onze grijsheid straalde kennelijk veel wijsheid uit want er werd gevraagd of de refugio Quintina Sella wel bereikbaar was voor de hond. Een lastige vraag want op ons netvlies stond de klauterpartij langs touwen en de passage over de smalle sneeuwrichel met aan beide zijde een redelijk peilloze diepte. Op basis van de vier poten van de hond hebben we de mogelijkheid opengelaten maar wel verhaald van het soort traject.
Daarna doken we naar beneden in de richting van St Jacques in Val d'Ayas. De Combe de Fourcare was onherkenbaar veranderd ten opzichte van wat in ons geheugen stond. Het was gewoon een maanlandschap geworden. De bergpaden waren grotendeels verdwenen en ingeruild door ski pistes. Pas bij Fourcare (2300 m) konden we het pad naar Resy weer oppikken.Bij het koffiedrinken in de refugio troffen wij onze Spanjaarden weer. Het werd nu een gesprek over het al of niet noodzakelijk zijn van stijgijzers op de Teodulo pas. Een bezigheid die aangewakkerd wordt door de risico verhalen in allerlei reisgidsen. Onze ervaring was dat er bij zachte sneeuw geen vuiltje aan de lucht was. Toch hadden ook wij de ijzers ingepakt. Je weet het tenslotte nooit met het weer.
De afdaling van Resi naar St Jacques was sinds vorig jaar gesneden koek. Wij kenden de afstekers van de almweg nog op ons duimpje en dat scheelt een stief kwartiertje.
In St Jacques vonden we zoals gewoonlijk snel een goed onderkomen.in Hotel Genzianella In het zonnetje werd op de goede afloop biertje gedronken. Dat was ook de laatste zon van de dag want na het eten begon het te gieten zoals het alleen in de bergen kan gieten. Gelukkig was de weersverwachting voor de volgende dag prima. Met blind vertrouwen in de Italiaanse weermannen/vrouwen werd de slaap gevat.
Etappe 8 St Jacques - Breuil
De voorspelling van het zonnige weer kwam gelukkig uit en dat konden we bij het oversteken van de Col des Cimes Blanches wel gebruiken. Deze ligt op nagenoeg 3000 m en daar is het bij slecht weer slecht toeven. Het plan lag van te voren vast. Over de col niet hoog blijven om naar de Refugio Teodullo te lopen maar afdalen naar Lago Cime Bianche om daar voor 16:00 h de lift naar Plan Maison of Breuil te nemen. De volgende dag zouden we dan in omgekeerde volgorde het pad weer oppakken. Ik kende namelijk de hut en toefde daar niet van harte.
De aanloop naar de pas is vrij lang maar alleen op het eerste en laatste deel steil. Het is verder een onbedorven stuk omdat de ski liften daar nog niet toegeslagen hebben. Het is ook een stil stuk. Slechts acht tegendraads lopende wandelaars waren ons deel. Het werd een mooie en ontspannen dag met vanzelf lopende benen. De klim van 1300 m zat er op voor wij het wisten.
Na de pas wachtte een maanlandschap. De hellingen boven Breuil zijn vol geplempt met skiliften. De witte pracht geeft dat 's winters nog aanzien. 's Zomers is het echter niet aan te zien. Slechts een paar stukjes zijn nog onbedorven. De lift was snel bereik en zo konden we op Plan Maison langdurige aan de koffie met hoogtezon. Het overnachten op Plan Maison was niet meer mogelijk en dus daalden we met de laatste lift af. In nog maar deels gevulde Breuil was het vinden van een goed onderkomen alweer niet moeilijk.
Etappe 9 Breuil - Zermatt
De etappe Breuil - Zermatt was de eindtoets. De Teodulpas (3308 m) is geen eitje. Vorig jaar was ik bijna stervend van de kou er nog bijna afgewaaid. Gelukkig was het alweer mooi zonnig weer en dat was meegenomen. Bij Lago Cime Bianche werd de draad weer opgepakt. De lift erheen deelden wij met twee stellen. Om het gebruikelijke stommetje spelen te doorbreken raadde ik hardop dat zij uit respectievelijk Zweden en Engeland kwamen. Dat bleek juist en maakte de tongen los met mooie verhalen. De Engelsen kwamen zomerskieen in Breuil. Helaas zonder na te gaan of deze zuidkant wel de mogelijkheid biedt. Zij hadden nu begrepen dat Zermatt wel de mogelijkheid bood maar wisten niet hoe ze om moesten rijden. Nu waren ze in zomerkleren en op gympen op weg voor een dagtocht naar de Teodulo pas. Het andere paar had eveneens in zomerkleren het zelfde doel maar had tenminste bergschoenen aan. Waarschuwende woorden waren eigenlijk niet nodig want eenmaal uit de lift zou het weer ze weer snel in de lift drijven of ander zou het eerste sneeuwveld dat wel doen.
Het pad werd gemakkelijk opgepakt. Bij de Capella Bontadini werd gegeten en wat warmere kleren aangetrokken. Na de kapel kozen we in plaats van sneeuwstampen het pad over de rotsen. Dat liep als een trein en binnen de kortste keren stonden we boven. De rifugio lieten we links liggen. De norse waard van vorig jaar stond nog in mijn geheugen en dat wilde ik zo laten. De afdaling in de zachte sneeuw was een makkie. Ook de eerste honderd steilere meter gingen probleemloos. Daarna loopt het geleidelijk af langs de schaars bevolkte skipiste. Dat volk kon overigens wel skiën. Zij kwamen met twee skies op de schouders en een zware rugzak om met capriolen naar beneden. De logo's met het Zwitserse kruis deed een landentraining vermoeden.
Wij kozen halverwege voor de route via de Gandegghuette voor koffie met gletsjeruitzicht. De hut bleek afgeladen te zijn met groepen die via de Trockenerstegg met de lift omhoog waren gekomen. De hut was in 13 jaar niet veranderd maar de aard wel. Het was nu echt massatoerisme op grote hoogte geworden. Onze eenvoudige koffie viel in het niet bij de volgeladen borden en grote glazen bier. Het uitzicht was uiteraard onveranderd mooi.
De lucht trok dicht en de bedoeling om met de lift bij Trockenerstegg af te dalen naar Zermatt was aan invullen toe. Wij sloegen echter steil achterover van de liftprijs. Die was geheel in verhouding met de eerder genoemde treinprijs. Niet uit geldgebrek maar uit principe zijn we dus maar gaan lopen.
In de lange afdaling werden we na verloop van tijd getrakteerd op veel wind en af en toe wat regen. Dat verdween bij het naderen van het Zermatt. De zon kwam weer te voorschijn en het werd weer aangenaam warm. Eind goed al goed wat wij hadden genoten van de afdaling en geld uitgespaard voor vele biertjes.
Daarna zochten we de Matterhorn Express weer op voor het terug naar af bij de auto. Dat deed deze in tegenstelling tot de conducteur vrolijk fluitend. Petmans bleek met het verkeerde been uit bed gestapt toen even naar de kaartjes gezocht moest worden. Zwitsers Duits kan ook heel onaangenaam klinken.
In Randa liepen wij onze Spanjaarden alweer tegen het lijf. Wij namen nu hartelijk afscheid van elkaar. Volgend jaar is de kans op een ontmoeting kleiner want dan was Noorwegen hun doel. Wij denken toch dat de Italiaanse Alpen meer aan eten en drinken te bieden hebben.
Randa - Nederland
De terugreis verliep voorspoedig zoals de hele reis. Ook mentaal kwamen we ongebroken terug. De verandering sinds 1998 hadden ons niet aangegrepen en fysiek waren we goed overeind gebleven. Kortom, het bergwandelen blijft naar meer smaken zolang de Pensionati nog Schwindelfrei gelopen kan worden.