Wat kan je vertellen over het verschil in de begrippen "socialisme" en "sociaaldemocratisch" en hoe deze begrippen door vriend en vijand beleefd en benut worden?
Mede aanleiding voor mijn vraag zijn enkele tweets van een historicus. In zijn visie is "sociaaldemocratisch" de meer (aan het communisme verwante of gelijke) radicalere variant en socialisme de meer gematigde revisionistische variant. Naar mijn indruk is het gebruik vaak ook omgekeerd. Volgens de historicus is (of was) de PvdA niet "sociaaldemocratisch" maar "socialistisch" en geen "arbeiderspartij" maar een "volkspartij", want de klassenstrijd nooit toegedaan. Socialisme was een breed aanvaarde term, sociaaldemocratie had een beladen marxistische klank. Lenin was een "sociaaldemocraat", de SDAP liet die aanduiding in 1937 vallen. Na de Val van de Muur werd de gangbare term "socialisme" vaak stilzwijgend vervangen door "sociaaldemocratie" in een nieuwe betekenis. Geef je commentaar.
De termen "socialisme" en "sociaaldemocratie" worden inderdaad vaak door elkaar gebruikt of verkeerd geïnterpreteerd. Laten we dieper ingaan op de verschillen en hoe deze begrippen door de geschiedenis heen zijn ervaren en gebruikt.
De begrippen socialisme en sociaaldemocratie liggen dicht bij elkaar, maar vertegenwoordigen historisch en ideologisch verschillende nuances, die in de praktijk bovendien sterk evolueerden. Het is niet eenvoudig om er een eenduidige, statische definitie aan te hangen, aangezien hun betekenis door de tijd, de politieke context en de perceptie van "vriend en vijand" voortdurend is verschoven.
Socialisme is in zijn breedste zin een politieke en economische theorie die pleit voor collectief of publiek eigendom van de productiemiddelen en -distributie, in plaats van particulier eigendom. Het ontstond als reactie op de sociale en economische ongelijkheden van de industriële revolutie, met als doel een rechtvaardiger en egalitairdere samenleving te creëren. Binnen het socialisme bestaan talloze stromingen, variërend van utopisch socialisme tot wetenschappelijk socialisme (marxisme), en van revolutionair socialisme tot reformistisch socialisme. De gemene deler is vaak een diepgeworteld geloof in sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en solidariteit, en een kritische houding ten opzichte van het kapitalisme.
De sociaaldemocratie daarentegen is te beschouwen als een specifieke stroming binnen het bredere socialistische gedachtegoed. Het onderscheidt zich door het streven naar socialistische doelen binnen de kaders van een parlementaire democratie en een kapitalistische markteconomie. In plaats van een revolutionaire omverwerping van het kapitalisme, pleit de sociaaldemocratie voor geleidelijke hervormingen via wetgeving, sociale zekerheidsstelsels, collectieve onderhandelingen en een sterke rol voor de staat in het reguleren van de economie en het garanderen van sociale voorzieningen. Denk hierbij aan zaken als gezondheidszorg, onderwijs, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen, gefinancierd door belastingen. De focus ligt op het verzachten van de scherpe kantjes van het kapitalisme en het creëren van een welvaartsstaat, in plaats van op de volledige afschaffing ervan.
Historisch gezien ontstond de sociaaldemocratie in de late 19e en vroege 20e eeuw als een pragmatische afsplitsing van de meer revolutionaire socialistische bewegingen. Waar Marx en Engels pleitten voor een wereldrevolutie van het proletariaat, zagen sociaaldemocraten als Eduard Bernstein (revisionisme) de mogelijkheid om via parlementaire weg en geleidelijke hervormingen de positie van de arbeiders te verbeteren. Dit betekende in de praktijk een verschuiving van klassenstrijd naar klassencollaboratie, en van revolutionaire ambitie naar reformistische praktijk.
De manier waarop "socialisme" en "sociaaldemocratie" werden en worden beleefd en benut, is even complex als hun definities.
Vanuit het perspectief van "vrienden" (aanhangers):
Socialisme werd en wordt vaak gezien als het ultieme streven naar een rechtvaardige en egalitaire samenleving. Voor velen was het een inspirerend ideaal, een roep om radicale verandering en een einde aan uitbuiting. Het woord "socialisme" kon een gevoel van gemeenschap, solidariteit en collectieve verantwoordelijkheid oproepen. Voor orthodoxe socialisten en communisten vertegenwoordigde het de noodzakelijke weg naar een klassenloze maatschappij.
Sociaaldemocratie werd en wordt door haar aanhangers geprezen als een realistische en pragmatische benadering om sociale vooruitgang te boeken zonder de maatschappij te ontwrichten. Het wordt gezien als de weg om welvaart te combineren met welzijn, en economische groei met sociale rechtvaardigheid. Sociaaldemocraten benadrukken vaak hun vermogen tot compromis, hun verantwoordelijkheid en hun focus op concrete verbeteringen voor de burger.
Vanuit het perspectief van "vijanden" (tegenstanders):
Socialisme, vooral in zijn meer radicale vormen, werd en wordt door tegenstanders vaak geassocieerd met totalitarisme, staatsbemoeienis, gebrek aan individuele vrijheid en economische inefficiëntie. Gedurende de Koude Oorlog werd "socialisme" vaak gelijkgesteld met het Sovjet-communisme en gebruikt als een schrikbeeld om elke vorm van staatsinterventie te diskwalificeren. Het woord kon angst oproepen voor revolutie en onteigening.
Sociaaldemocratie werd door conservatieven en liberalen vaak bekritiseerd vanwege haar (vermeende) neiging tot te hoge belastingen, bureaucratie en een "verzorgingsstaatmentaliteit" die individuele initiatieven zou belemmeren. Hoewel minder angstaanjagend dan "socialisme", werd het soms afgeschilderd als een glijdende schaal richting meer overheidsmacht en minder marktwerking.
De historicus in de tweets werpt een interessante blik op de begrippen, die afwijkt van de gangbare opvatting. Zijn stelling dat de PvdA "tot voor kort socialistisch, niet sociaaldemocratisch" was, en dat "sociaaldemocratie een beladen marxistische klank had (Lenin was sociaaldemocraat)", is zeker prikkelend en verdient nadere beschouwing.
De gangbare opvatting, en die van de meeste politicologen en historici, is eerder omgekeerd. Meestal wordt gesteld dat de PvdA zich in de loop van de 20e eeuw heeft ontwikkeld van een (marxistisch georiënteerde) socialistische partij naar een sociaaldemocratische partij. De SDAP (voorloper van de PvdA) was in haar beginjaren een partij met socialistische beginselen, inclusief een zekere affiniteit met de klassenstrijd, zij het in een reformistische variant.
Het punt van de historicus over Lenin als sociaaldemocraat is correct in de historische context van vóór de Russische Revolutie. De Bolsjewieken, onder leiding van Lenin, waren oorspronkelijk onderdeel van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij. Echter, na de splitsing in Bolsjewieken en Mensjewieken en vooral na de revolutie van 1917, radicaliseerden de Bolsjewieken en gingen zij zich communisten noemen, waarmee zij zich definitief afzetten tegen de reformistische sociaaldemocratie. Het gebruik van "sociaaldemocraat" in relatie tot Lenin roept daarom onvermijdelijk associaties op met het revolutionaire communisme, wat de term in de ogen van velen inderdaad "beladen" maakte.
De stelling dat "socialisme een breed aanvaarde term" was terwijl "sociaaldemocratie een beladen marxistische klank" had, is een interessante observatie over de perceptie van de termen in Nederland gedurende een bepaalde periode. Het kan goed zijn dat, in de nasleep van de Koude Oorlog en de associatie van "socialisme" met "democratie" (als in democratisch socialisme versus totalitair communisme), de term "socialisme" in sommige kringen minder bedreigend klonk dan "sociaaldemocratie", juist vanwege die historische link met het (revolutionaire) marxisme. Dit zou betekenen dat de semantiek van de termen niet alleen door ideologie, maar ook door geopolitieke ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende angstbeelden werd gevormd.
De observatie dat "na de val van de Muur het gangbare 'socialisme' vaak stilzwijgend vervangen wordt door 'sociaaldemocratie' in een nieuwe zin" suggereert een verdere evolutie. Dit kan duiden op een poging van partijen om zich te distantiëren van de (negatieve) connotaties van het woord "socialisme" na het einde van de Koude Oorlog, en zich meer te positioneren als een brede, progressieve partij die streeft naar een socialer Europa binnen een globale markteconomie. "Sociaaldemocratie" krijgt dan een nieuwe betekenis, mogelijk minder ideologisch geladen en meer gericht op bestuurbaarheid en het beheer van de verzorgingsstaat.
Al met al daagt de historicus de gangbare opvattingen over de terminologie uit en legt hij de nadruk op de veranderlijkheid van betekenis en perceptie. Zijn visie, vooral wat betreft de beladenheid van "sociaaldemocratie" in het verleden en de latere omkering in de PvdA-context, is zeker het overwegen waard. Het onderstreept dat de geschiedenis van ideeën niet statisch is en dat woorden hun betekenis kunnen verschuiven afhankelijk van de tijdgeest en de politieke strijd. We kijken uit naar zijn blog!
Ik hoop dat dit essay je een beter inzicht heeft gegeven in de complexe relatie tussen socialisme en sociaaldemocratie, en de wisselende interpretaties ervan. Het is een fascinerend onderwerp dat de dynamiek van politieke ideologieën en hun maatschappelijke receptie mooi illustreert.