Wat waren de hoofdpunten van het Concilie van Nicea?
Het Concilie van Nicea, dat in 325 n.Chr. plaatsvond, was het eerste oecumenische concilie van de christelijke kerk en had als doel eenheid te creëren in het steeds groter wordende christelijke rijk van keizer Constantijn. De belangrijkste hoofdpunten en besluiten waren:
Veroordeling van het Arianisme en vaststelling van de goddelijkheid van Jezus: Dit was het meest cruciale punt. De Alexandriaanse priester Arius beweerde dat Jezus, hoewel goddelijk, een schepping van God de Vader was en dus ondergeschikt aan Hem. Het Concilie verwierp deze leer en stelde vast dat Jezus "één in wezen" (homoousios) is met God de Vader, wat betekent dat Hij volledig gelijkwaardig en eeuwig God is. Dit vormt de basis van de leer van de Heilige Drie-eenheid.
Opstelling van de Geloofsbelijdenis van Nicea: Als direct gevolg van de discussie over het Arianisme werd een geloofsbelijdenis opgesteld om de orthodoxe leer vast te leggen. Dit document, dat later zou worden uitgebreid tot de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, beschrijft de essentie van het christelijke geloof, inclusief de Drie-eenheid (Vader, Zoon en Heilige Geest), de menswording van Jezus, zijn lijden, dood en opstanding.
Regeling van de datum van Pasen: Het Concilie stelde een universele methode vast voor de berekening van de paasdatum. Dit was belangrijk omdat verschillende gemeenschappen Pasen op verschillende momenten vierden (sommigen volgden de joodse kalender, de Quartodecimanen), wat voor verdeeldheid zorgde. Besloten werd dat Pasen voortaan gevierd zou worden op de zondag na de eerste volle maan van de lente.
Vaststelling van disciplinaire canons: Er werden ook een aantal kerkelijke regels en voorschriften (canons) opgesteld om de orde en discipline binnen de kerk te verbeteren.
Erkenning van de autoriteit van Rome, Alexandrië en Antiochië: Het Concilie erkende de bijzondere autoriteit van deze belangrijke bisschopszetels.
Het Concilie van Nicea had een enorme impact op de ontwikkeling van het christendom en legde de theologische fundamenten die tot op de dag van vandaag door de meeste christelijke kerken worden erkend.
Het Arianisme, ontstaan in de 4e eeuw en vernoemd naar Arius, een priester uit Alexandrië, stelde dat Jezus Christus niet gelijk was aan God de Vader. Volgens Arius was de Zoon, de Logos (het Woord van God), het eerste en meest verheven schepsel van God, maar wel geschapen uit het niets. Hij bestond dus niet van eeuwigheid en was ondergeschikt aan de Vader. Dit standpunt botste met het idee van de Drie-eenheid (Vader, Zoon en Heilige Geest als één wezen), wat leidde tot hevige theologische debatten en uiteindelijk de veroordeling van het Arianisme op het Concilie van Nicea (325 n.Chr.).