Waarom werd vroeger in de landbouw (veeteelt) het gemaaide gras vooral in hooibergen en op hooizolders opgeslagen en tegenwoordig vooral ingekuild? Wat is het voordeel van kuilgras boven hooi? Als inkuilen beter is, waarom gebeurde dit vroeger dan niet (of in eerste instantie veel minder)? Waren de methode en voordelen van inkuilen nog niet ontdekt of ontbrak het aan de nodige technische middelen? Inkuilen is toch geen ingewikkelde techniek die veel technische middelen vraagt? Het enige dat ik zelf (als leek) kan bedenken is het voorheen ontbreken van luchtdicht landbouwplastic.
#Gemini 2025-06-11
Vroeger was hooi de standaard voor het bewaren van gras voor vee, opgeslagen in hooibergen en op hooizolders. Tegenwoordig wordt gras echter voornamelijk ingekuild. Dit komt door de voordelen van kuilgras en de ontwikkeling van de benodigde technieken en materialen.
Vroeger was hooi de meest gangbare manier om gras te conserveren voor de wintermaanden, wanneer er geen vers gras beschikbaar was voor het vee. Het gemaaide gras werd op het land gedroogd (tot een droge stof van meer dan 80% *), waarna het werd verzameld en opgeslagen. Hooibergen waren speciaal ontworpen constructies om grote hoeveelheden hooi te kunnen bewaren, vaak met een verstelbaar dak om de hoogte aan te passen aan de hoeveelheid hooi. Hooizolders boden een opslagruimte in de schuur zelf. Het drogen van hooi op het land was echter weersafhankelijk en bracht risico's met zich mee, zoals verlies van voedingsstoffen door regen of het ontstaan van hooibroei door zelfontbranding als het hooi niet voldoende droog was.
Kuilgras, ook wel voordroog genoemd, wordt gemaakt door gras te conserveren via melkzuurgisting. Dit proces vindt plaats in een zuurstofarme omgeving. De belangrijkste voordelen van kuilgras boven hooi zijn:
Hoger voedingswaardebehoud: Bij het inkuilen wordt het gras korter gedroogd dan bij hooi (vaak 1-2 dagen, met een droge stofgehalte van zo'n 30-50% voor koeienkuil en 70-80% voor paardenkuil). Door deze kortere droogtijd blijven veel meer vitaminen, mineralen en suikers behouden, wat resulteert in een hogere voedingswaarde voor het vee. De melkzuurgisting helpt ook de vertering van de celwanden, waardoor de voedingsstoffen beter opneembaar zijn.
Minder weersafhankelijk: Omdat het gras minder lang op het land hoeft te drogen, is het inkuilproces veel minder gevoelig voor weersomstandigheden zoals regen. Dit verkleint het risico op kwaliteitsverlies van het voer.
Stofvrijer: Kuilgras is door het hogere vochtpercentage stofvrijer dan hooi. Dit is gunstig voor de luchtwegen van de dieren en de boer.
Smakelijker: Het melkzuur dat ontstaat tijdens het inkuilen, vinden veel dieren smakelijk, wat de voeropname kan verhogen.
Eenvoudiger te verwerken: Kuilgras kan machinaal efficiënter worden verzameld en opgeslagen, bijvoorbeeld in balen die makkelijk te transporteren en te voeren zijn.
Hoewel het principe van groenvoederconservering (inkuilen) al in het begin van de 19e eeuw in Duitsland bekend was en in Nederland in de jaren '30 van de 20e eeuw al bietenblad en knollen werden ingekuild, duurde het even voordat inkuilen op grote schaal de overhand kreeg op hooi. De belangrijkste redenen hiervoor waren:
Arbeidsintensiteit en kosten: De vroege methoden van inkuilen waren arbeidsintensief en de benodigde machines waren duur. Dit maakte hooien lange tijd een aantrekkelijkere optie.
Gebrek aan optimale technieken en inzichten: Hoewel het concept bestond, ontbraken de precieze inzichten en technieken om het inkuilproces optimaal te beheersen. Zo moest het gras vroeger vaak zo nat mogelijk de silo in, wat tot problemen kon leiden met perssap en minder goede conservering. Pas later werd duidelijk dat een bepaalde droge stof percentage (bijvoorbeeld 30-35% voor koeienkuil) cruciaal is voor een goede aanrijding en conservering.
Ontbreken van geschikte luchtdichte afdekmaterialen: Je eigen observatie is helemaal correct! Een cruciaal element voor succesvol inkuilen is een zuurstofarme omgeving. Vroeger ontbraken de hoogwaardige, luchtdichte landbouwplastics die we nu kennen. Hoewel er wel geprobeerd werd om kuilen af te dekken met stro en grond, was dit lang niet zo effectief als modern landbouwplastic. Landbouwplastic, met name polyethyleen, werd pas in 1933 ontwikkeld en kwam later pas breed beschikbaar voor agrarische toepassingen. De doorbraak van betaalbaar en effectief landbouwplastic (kuilfolie) speelde een sleutelrol in de opkomst van inkuilen.
Hoewel inkuilen op het eerste gezicht eenvoudig lijkt (gras in een hoop gooien en afdekken), is het voor een optimale conservering en het behoud van voedingsstoffen een proces dat kennis en de juiste middelen vraagt. Het draait om het creëren van de juiste omstandigheden voor melkzuurbacteriën en het uitsluiten van zuurstof. Dit vereist:
Juist drogestofgehalte van het gras: Te nat of te droog gras kan leiden tot een mislukte kuil (bijvoorbeeld door boterzuurgisting of broei).
Goede verdichting (aanrijden): Het gras moet strak worden aangereden om zoveel mogelijk zuurstof te verdrijven. Dit vraagt zware machines.
Luchtdichte afsluiting: Dit is waar landbouwplastic van essentieel belang is. Zonder een goede, luchtdichte afsluiting krijgen ongewenste bacteriën (zoals schimmels en gisten) de kans, wat leidt tot broei en kwaliteitsverlies. Materialen zoals onderfolie, landbouwfolie (kuilplastic), kuilkleden en zandslurven/spanbanden zijn tegenwoordig standaard om een perfecte afdichting te garanderen.
Korte veldperiode: Het gras moet snel na het maaien worden ingekuild om voedingswaarde te behouden.
Kortom, de transitie van hooi naar kuilgras is het resultaat van zowel een beter begrip van conserveringsprocessen als de beschikbaarheid van geavanceerde (plastic) materialen en machines die het proces efficiënter en betrouwbaarder maken.
(*) Wat betekent het percentage droge stof?
Het concept van "droge stof" is cruciaal in de veehouderij en kan voor een leek wat abstract zijn.
Droge stof (DS) is simpelweg het gewicht van een voedermiddel nadat al het water eruit is verwijderd.
Stel je voor dat je een kilo vers gemaaid gras hebt. Dat gras is nat en bevat veel water. Als je dat gras zou drogen in een oven totdat al het vocht verdampt is en er alleen nog de vaste, niet-waterige bestanddelen overblijven, dan is het gewicht van die overgebleven bestanddelen de "droge stof".
Het drogestofgehalte wordt uitgedrukt in een percentage. Dit percentage geeft aan hoeveel procent van het totale gewicht van het voedermiddel bestaat uit droge stof, en hoeveel procent dus uit water.
Laten we de voorbeelden erbij pakken:
Hooi met een droge stof van meer dan 80%:
Dit betekent dat van 100 kg hooi, meer dan 80 kg bestaat uit de "echte" voederbestanddelen (vezels, eiwitten, suikers, mineralen, etc.) en minder dan 20 kg uit water.
Hoe hoger het drogestofpercentage, hoe droger het product en hoe minder water het bevat.
Kuilgras (koeienkuil) met een droge stofgehalte van zo'n 30-50%:
Dit betekent dat van 100 kg kuilgras, 30 tot 50 kg bestaat uit droge stof en de rest (50 tot 70 kg) uit water.
Kuilgras is dus veel natter dan hooi.
Kuilgras (paardenkuil) met een droge stofgehalte van 70-80%:
Deze variant zit qua droogte tussen "normale" koeienkuil en hooi in. Dit is natter dan hooi, maar droger dan de koeienkuil. Dit wordt vaak speciaal voor paarden gemaakt omdat paarden minder goed tegen te natte, zure kuil kunnen.
Waarom is dit belangrijk in de veeteelt?
Voedingswaarde en rantsoenberekening: Dieren hebben een bepaalde hoeveelheid "droge stof" nodig om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen. Omdat de hoeveelheid water in verschillende voedermiddelen zo sterk varieert, is het drogestofgehalte essentieel om nauwkeurig te kunnen berekenen hoeveel een dier van een bepaald voer moet eten om aan zijn dagelijkse voedingsbehoeften te voldoen. 1 kg nat kuilgras levert bijvoorbeeld veel minder voedingsstoffen dan 1 kg droog hooi.
Conservering: Zoals besproken, is het drogestofgehalte cruciaal voor een succesvolle conservering van gras.
Bij hooi is een heel hoog drogestofgehalte nodig om bederf door schimmels en bacteriën te voorkomen (door watergebrek).
Bij inkuilen is een optimaal drogestofgehalte nodig voor de juiste melkzuurgisting. Te nat gras leidt tot ongewenste gisting en perssapverliezen; te droog gras is moeilijk te verdichten en kan leiden tot broei.
Transport en opslag: Hoe meer water een product bevat, hoe zwaarder het is. Een hoger drogestofpercentage betekent dus efficiënter transport en opslag, omdat je per kilo product meer "voedingsstof" en minder "water" vervoert of opslaat.
Dus, als een veehouder zegt dat hij 10 kg droge stof aan gras aan zijn koeien voert, dan weet hij precies hoeveel "echt voer" dat is, ongeacht of het om vers gras, hooi of kuilgras gaat. De absolute hoeveelheid (in kg) van het totale product (inclusief water) zal dan variëren afhankelijk van het drogestofpercentage.