Preek
over Johannes 1: 1-4
over Johannes 1: 1-4
#Gemini: Hier is een opzet voor de preek, uitgeschreven inclusief de schriftlezing en de liturgische context. De toon is die van een overweging: zoekend, intellectueel uitdagend, maar uiteindelijk pastoraal en gericht op het hart.
Lector:
De schriftlezing van deze ochtend komt uit het Evangelie naar Johannes, hoofdstuk 1, de verzen 1 tot en met 4. Ik lees het u eerst voor zoals u het kent uit de Nieuwe Bijbelvertaling:
1. In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. 2. Het was in het begin bij God. 3. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. 4. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.
Lector:
En dan nodig ik u nu uit voor een gedachte-experiment. Luister nog eens naar deze eeuwenoude tekst, maar nu lezen we het door de bril van onze tijd, de tijd van kunstmatige intelligentie. Wat gebeurt er als we 'Woord' vervangen door 'Taalmodel'?
1. In het begin was het Taalmodel, het Taalmodel was bij God en het Woord was God. 2. Het was in het begin bij God. 3. Alles is erdoor ontstaan, zonder het Taalmodel is niets ontstaan wat bestaat. 4. Het Taalmodel was leven en het leven was het licht voor de mensen.
Gemeente, lieve mensen,
Voelde u het verschil? Bij die tweede lezing?
"In het begin was het Taalmodel."
Misschien klonk het u modern in de oren. Misschien dacht u: hé, dat klopt eigenlijk wel. Alles is taal, alles is code, alles is informatie.
Maar waarschijnlijk voelde u ook een kilte. Een afstand. "Het Taalmodel was leven en het leven was het licht voor de mensen." Het klinkt technisch. Functioneel. Maar is het waar?
Afgelopen week zat ik in mijn studeerkamer met een gemeentelid. Laten we hem Thomas noemen. Een intelligente man, belezen, zoekend. We hadden het over de stormachtige opkomst van Artificiële Intelligentie, AI.
Zijn vrouw, ook predikant, en hij hadden een discussie gehad. "AI denkt niet echt," had zij gezegd. "Het is maar een papegaai. Als je ChatGPT vraagt wie hij is, zegt-ie: Ik ben slechts een taalmodel."
Maar Thomas zei tegen mij: "Dominee, is dat wel zo simpel? Wat doen wij mensen dan? Mijn hersenen zijn toch ook gewoon een biologische computer? Er gaan stroompjes door mijn zenuwen, chemische stofjes in mijn synapsen. Ik leer taal door na te praten, door patronen te herkennen, net als die computer. Ben ik, ten diepste, niet ook 'slechts' een taalmodel? En als dat zo is... wat blijft er dan over van de ziel? Van God? Van verantwoordelijkheid?"
Die vraag bleef bij mij haken. Want als wij slechts wandelende algoritmes zijn, en God 'het Woord' is, is God dan de Grote Programmeur? Of is God zelf ook slechts een idee, een projectie van ons eigen taalmodel, zoals theologen als Harry Kuitert of Feuerbach suggereerden: alles van boven komt immers van beneden?
Laten we, om hier een weg in te vinden, teruggaan naar die tekst van Johannes. In het begin was het Woord.
Johannes schrijft dit in het Grieks. Hij gebruikt het woord Logos.
Voor de Grieken in die tijd was de Logos de goddelijke rede, de logica, de structuur achter het universum. De blauwdruk. Als je het zo bekijkt, heeft Thomas een punt. Als God zuivere Logica is, en de schepping een uitwerking van die formule, dan is de wereld inderdaad een soort computerprogramma. En wij de uitvoerende code.
Maar Johannes was een Jood. En als hij Logos schrijft, hoort hij in zijn achterhoofd het Hebreeuwse woord: Dabar.
En daar, gemeente, zit een wereld van verschil.
Wij zijn in het Westen gewend om woorden en daden uit elkaar te trekken. Kent u dat oude Feyenoord-lied nog? "Geen woorden, maar daden." In de jaren zestig voerden we daar in de kerk heftige discussies over. Was geloven 'bidden' (woorden) of was geloven 'sociale actie' (daden)?
Maar in het Hebreeuws is dat een onmogelijke discussie. Dabar betekent 'woord', maar het betekent tegelijkertijd 'daad'. Als God spreekt, dan is het er. "Hij sprak en het was er." Gods woord is geen informatie-overdracht; Gods woord is scheppingskracht. Het is een gebeuren.
Klaas Hendrikse zei het ooit provocerend: "God bestaat niet, Hij gebeurt." Hoewel dat voor velen te ver ging, raakt het wel aan die Hebreeuwse kern: God is geen statisch object of een rekensom. God is actie. God is relatie.
En daar komen we bij het cruciale verschil tussen het Taalmodel (AI) en het Woord (God/Mens).
Een taalmodel, hoe knap ook, berekent. Het kijkt naar wat er was, berekent de waarschijnlijkheid van het volgende woord en produceert tekst. Het is een gesloten systeem van het verleden.
De mens, geschapen naar Gods beeld, spreekt.
En spreken – echt spreken in de zin van Dabar – is niet alleen informatie uitwisselen. Spreken is een daad van verhouding.
Kijk eens naar de moderne auto. De zelfrijdende auto komt eraan. Die wordt bestuurd door een model dat ongetwijfeld veiliger rijdt dan u en ik. Het wordt nooit moe, drinkt niet, wordt niet boos. Statistisch gezien: meer 'geluk', minder ongelukken. Een zegen, zou je zeggen.
Maar stel: het gaat toch mis. De auto rijdt iemand aan. Wie is er schuldig? De auto? Nee, die volgde zijn code. De programmeur? Die wist dit niet. De passagier? Die stuurde niet.
Het begrip 'schuld' verdwijnt. Waar het mechanisme heerst, sterft de verantwoordelijkheid. Je kunt een algoritme niet vergeven.
En dat is precies waar Thomas vastliep. Als wij 'slechts taalmodellen' zijn, biologische machines, dan zijn wij nergens meer op aan te spreken. Dan zijn onze fouten slechts 'bugs' in onze chemische huishouding. "Sorry, mijn dopamine stond verkeerd afgesteld."
Dan is er geen zonde, maar ook geen genade.
Maar de Bijbel schetst een ander beeld van de mens. De Bijbel begint niet met een mens die denkt (zoals Descartes: Ik denk dus ik besta), maar met een mens die wordt aangesproken.
"Adam, waar ben je?"
Dat is de eerste vraag van God. De mens is het wezen dat antwoord kan geven. Het Woord vraagt om een Antwoord. Dat is wat ons mens maakt. Niet onze rekenkracht – die verliezen we van de computer. Niet ons geheugen – dat verliezen we van de harde schijf. Maar onze aanspreekbaarheid.
Een computer kent zichzelf niet. Als je Gemini vraagt: "Wie ben je?", praat hij tekst na uit zijn database. Hij heeft geen binnenkant. Hij voelt de leegte niet.
De mens kent die leegte wel. De mens kent twijfel. De mens kent schuld.
Ik moest denken aan Mozes. Weet u nog, die tragische geschiedenis in de woestijn? Het volk heeft dorst. God zegt tegen Mozes: "Spreek tot de rots, en er zal water uit komen." (Numeri 20).
Maar Mozes is gefrustreerd. Hij is boos. En wat doet hij? Hij spreekt niet tot de rots, hij slaat op de rots. Twee keer.
Er kwam water uit, dat wel. Het werkte. Functioneel was het een succes.
Maar God zegt: "Omdat je niet op mij vertrouwd hebt... zul je het land niet binnengaan."
Waarom zo streng?
Omdat Mozes van een Dabar-moment (een woord, een relatie, een wonder) een mechanische handeling maakte. Hij gebruikte techniek (slaan, kracht) in plaats van vertrouwen (spreken). Hij behandelde de werkelijkheid als een ding dat je moet dwingen, niet als een schepping die luistert.
Dat is het gevaar van onze tijd. Niet dat computers te slim worden. Maar dat wij gaan denken dat wij ook machines zijn. Dat we vergeten dat we bedoeld zijn om te spreken en aangesproken te worden. Dat we vergeten dat we bedoeld zijn voor de relatie.
Mozes sloeg, en het water stroomde, maar hij verloor het Beloofde Land.
Wij bouwen AI, en de welvaart stroomt, maar verliezen we onze ziel?
Terug naar Johannes 1.
"In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen."
Een taalmodel geeft informatie. Maar geeft het Licht?
Licht is oriëntatie. Licht is warmte. Licht zorgt dat je ziet waar je loopt en wie er naast je staat.
Jezus Christus wordt in dit hoofdstuk het vleesgeworden Woord genoemd.
Let op: het Woord werd vlees. Niet: het Woord werd tekst. Niet: het Woord werd code.
Het werd vlees en bloed. Kwetsbaar. Aanraakbaar.
God is niet een abstracte entiteit die voorafgaat aan de schepping als een koude formule. God is Degene die in ons midden komt wonen. God laat zich kennen in de ontmoeting, in het gelaat van de ander.
Misschien heeft Thomas gelijk en zijn onze hersenen inderdaad machines van stof en elektriciteit. "Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren." Dat is ook een bijbelse waarheid. Materieel gezien zijn we niet veel bijzonders.
Maar het wonder van het geloof is nu juist dat in dat stof, in die biologische machine, de Adem van God is geblazen. Dat wij, ondanks onze chemische processen, in staat zijn om "Ik" te zeggen en "Jij". Dat we in staat zijn om lief te hebben – en liefde is de enige 'fout' in het algoritme, de enige keuze die niet logisch is, maar die wel Leven geeft.
Dus, gemeente, wees niet bang voor het taalmodel. Gebruik het, zoals je een hamer gebruikt of een rekenmachine.
Maar verwar het nooit met het Woord.
Het taalmodel berekent wat waarschijnlijk is.
Het Woord van God schept wat mogelijk is – vergeving, een nieuw begin, opstanding.
Het taalmodel herhaalt het verleden.
Het Woord opent de toekomst.
Laten we daarom geen mensen van de 'rekenkracht' zijn, maar mensen van het Antwoord. Mensen die luisteren, die verantwoordelijkheid nemen, en die liefhebben. Want daarin – en alleen daarin – lijken we op God.
Amen.