Moeten leden van het Koninklijk Huis erfbelasting betalen?
Niet alle leden van het Koninklijk Huis betalen erfbelasting op dezelfde manier. Er zijn speciale regels en uitzonderingen, vastgelegd in de Grondwet en in specifieke wetten.
De Koning(in) en de vermoedelijke troonopvolger:
Zijn vrijgesteld van erfbelasting (en schenkbelasting) als zij iets erven van een lid van het Koninklijk Huis. Dit is geregeld in artikel 40 van de Grondwet. De achterliggende gedachte is om het familievermogen in stand te houden en de financiële onafhankelijkheid van het staatshoofd te waarborgen.
Andere leden van het Koninklijk Huis:
Betalen wel erfbelasting over erfenissen, net als andere Nederlandse burgers. Zij hebben geen algemene belastingvrijstellingen.
Er zijn echter wel mechanismen, zoals de 120%-regeling voor kunst en erfgoed, die in het verleden zijn toegepast om de belastingdruk voor de koninklijke familie te verminderen. Dit houdt in dat de waarde van overgedragen erfgoederen aan de staat, plus 20%, in mindering kan worden gebracht op de erfbelasting.
Algemeen geldt:
De fiscale vrijstellingen voor het Koninklijk Huis zijn deels gebaseerd op het feit dat het moeilijk is om een scheiding te maken tussen privé-uitgaven en uitgaven die worden gedaan ter uitoefening van het Koningschap.
De grondwettelijke uitkeringen die leden van het Koninklijk Huis ontvangen, zijn onbelast. Echter, over privévermogen en overige inkomsten zijn de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis wel vermogensrendementsheffing verschuldigd.
Kortom, de Koning en de vermoedelijke troonopvolger genieten een specifieke vrijstelling van erf- en schenkbelasting, terwijl andere leden van het Koninklijk Huis in beginsel wel erfbelasting moeten betalen.