Binnen welke afstand (zone) vanaf de kust van een land mag niet vrij gevist worden door vissers uit andere landen?
Een land heeft exclusieve visserijrechten in zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). Deze zone strekt zich uit tot maximaal 200 zeemijl (ongeveer 370 kilometer) uit de kust.
Binnen deze EEZ heeft een land het recht om de visserij te reguleren en te beheren, wat betekent dat vissers uit andere landen hier niet vrij mogen vissen zonder toestemming van de kuststaat.
Daarnaast zijn er de territoriale wateren, die zich uitstrekken tot 12 zeemijl (ongeveer 22,2 kilometer) uit de kust. Binnen deze territoriale wateren heeft een land volledige soevereiniteit, inclusief het uitsluitende recht om de visserij te controleren. Voor Nederland geldt zelfs dat Nederlandse gevlagde kotters in principe niet binnen de 12-mijlszone mogen vissen, met uitzondering van bepaalde afspraken voor specifieke visserij en vissoorten.
Internationale afspraken en bilaterale verdragen kunnen echter uitzonderingen creëren, waardoor vissers uit bepaalde landen toch onder specifieke voorwaarden in de EEZ of zelfs dichter bij de kust mogen vissen (bijvoorbeeld in het kader van het Europees Gemeenschappelijk Visserijbeleid).
Wanneer, hoe en waarom is die afstand van 200 mijl vastgesteld?
De afstand van 200 zeemijl voor de Exclusieve Economische Zone (EEZ) is vastgesteld in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee (United Nations Convention on the Law of the Sea - UNCLOS), ook1 wel bekend als het Zeerechtverdrag van Montego Bay.
Hieronder de details over wanneer, hoe en waarom:
Wanneer:
Het UNCLOS-verdrag werd aangenomen op 10 december 1982 in Montego Bay, Jamaica.
Het verdrag is officieel in werking getreden op 16 november 1994, nadat voldoende landen het hadden geratificeerd.
Hoe:
De totstandkoming van UNCLOS was het resultaat van de Derde Zeerechtconferentie van de Verenigde Naties (UNCLOS III), die plaatsvond tussen 1973 en 1982. Deze conferentie was een langdurig en complex onderhandelingsproces met deelname van een groot aantal landen wereldwijd.
Tijdens deze conferentie werden diverse aspecten van het zeerecht besproken en vastgelegd, waaronder de definitie en de omvang van de verschillende maritieme zones, zoals de territoriale zee, de aansluitende zone, de EEZ en het continentaal plat.
De 200-mijlsgrens voor de EEZ werd uiteindelijk als een compromis vastgesteld, waarbij rekening werd gehouden met de eisen van kuststaten om meer controle te krijgen over hun maritieme hulpbronnen en de belangen van maritieme staten om de vrijheid van navigatie [zeevaart] te behouden.
Waarom:
De vaststelling van de 200-mijls EEZ was ingegeven door een combinatie van factoren:
Economische belangen:
Visserijrechten: Veel landen, vooral ontwikkelingslanden met lange kustlijnen, wilden meer controle krijgen over de visserijbronnen voor hun kusten. Traditioneel hadden veel vissersvloten uit verder gelegen landen toegang tot deze gebieden, wat tot overbevissing en uitputting van bestanden leidde. De EEZ gaf kuststaten de exclusieve rechten om de visserij te reguleren en te beheren binnen deze zone.
Winning van grondstoffen: Met de opkomst van technologieën om offshore olie en gas te winnen, ontstond de behoefte aan duidelijke regels voor de exploratie en exploitatie van mineralen op de zeebodem en in de ondergrond. De EEZ omvat ook de rechten over de natuurlijke hulpbronnen van het continentaal plat.
Technologische vooruitgang: Verbeteringen in visserijtechnieken en offshore exploratie maakten het mogelijk om verder uit de kust te opereren, wat de discussie over nationale jurisdictie op zee aanwakkerde.
Toenemend milieubewustzijn: Er ontstond een groeiend besef van de kwetsbaarheid van mariene ecosystemen en de noodzaak van bescherming en behoud van de mariene omgeving. De EEZ geeft kuststaten ook de verantwoordelijkheid voor milieubescherming binnen hun zone.
Voorkomen van conflicten: Door duidelijke grenzen en rechten vast te stellen, werd beoogd internationale geschillen over het gebruik van de zee te verminderen en een stabiel juridisch kader te bieden voor maritieme activiteiten.
De 200-mijls EEZ heeft sindsdien een belangrijke rol gespeeld in het internationaal zeerecht en heeft veel landen de mogelijkheid gegeven om hun maritieme hulpbronnen duurzamer te beheren en te exploiteren.
Is er een verband met een gewapend conflict dat Groot Brittannië voerde met IJsland?
Jazeker, er is een zeer direct verband tussen de zogenaamde Kabeljauwoorlogen (Cod Wars) tussen Groot-Brittannië en IJsland en de uiteindelijke vaststelling van de 200-mijls Exclusieve Economische Zone (EEZ). Sterker nog, de Kabeljauwoorlogen worden vaak gezien als een cruciale aanleiding voor en een drijvende kracht achter de totstandkoming van deze internationale regel.
Hier is hoe het verband ligt:
IJsland's Afhankelijkheid van Visserij: De IJslandse economie is van oudsher extreem afhankelijk van de visserij. De visgronden rondom IJsland zijn bijzonder rijk.
Historische Visserij door Britten: Britse vissersvloten visten al eeuwenlang in de wateren rond IJsland.
Stapsgewijze Uitbreiding door IJsland: Na de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheid van IJsland, begon IJsland stapsgewijs zijn claims op de visserijzones uit te breiden:
1958: IJsland breidde zijn visserijzone uit van 4 naar 12 zeemijl. Dit leidde tot de Eerste Kabeljauwoorlog.
1972: IJsland breidde de zone verder uit naar 50 zeemijl. Dit veroorzaakte de Tweede Kabeljauwoorlog.
1975: IJsland kondigde een verdere uitbreiding aan tot 200 zeemijl. Dit leidde tot de Derde Kabeljauwoorlog, de meest serieuze van de drie.
Conflict op Zee: Tijdens deze "oorlogen" (die voornamelijk bestonden uit ram-acties, het doorsnijden van visnetten en confrontaties tussen IJslandse kustwachtschepen en Britse marineschepen) verdedigde IJsland agressief zijn uitgebreide zones. Groot-Brittannië, dat vasthield aan de traditionele "vrije zee" (mare liberum) en de 12-mijls territoriale wateren, stuurde marineschepen om zijn vissers te beschermen.
Internationale Druk en UNCLOS: De aanhoudende conflicten tussen twee NAVO-bondgenoten (Groot-Brittannië en IJsland) zorgden voor grote politieke spanningen, vooral binnen de NAVO. IJsland dreigde zelfs uit de NAVO te stappen als Groot-Brittannië zijn claims niet zou erkennen. Dit zette de internationale gemeenschap, en met name de Verenigde Naties, onder druk om tot een breed aanvaardbaar juridisch kader voor het zeerecht te komen.
Invloed op UNCLOS III: De ervaringen van de Kabeljauwoorlogen, waarin een kleine natie met beperkte militaire middelen maar sterke economische belangen in staat bleek een grote zeemacht te weerstaan, hadden een aanzienlijke invloed op de onderhandelingen van de Derde Zeerechtconferentie van de Verenigde Naties (UNCLOS III). Landen over de hele wereld, vooral ontwikkelingslanden, zagen in dat ze vergelijkbare belangen hadden bij het beschermen van hun kustwateren en de daarin aanwezige hulpbronnen.
Internationale Erkenning van 200 mijl: De uiteindelijke doorbraak in de Kabeljauwoorlogen, waarbij Groot-Brittannië in 1976 de IJslandse 200-mijls visserijzone erkende (met enkele tijdelijke concessies voor Britse vissers), was een belangrijke stap. Dit werd kort daarna geformaliseerd in het UNCLOS-verdrag van 1982, waarin de 200-mijls Exclusieve Economische Zone (EEZ) als internationaal standaardrecht werd vastgelegd.
Dus, hoewel de Kabeljauwoorlogen niet de enige reden waren voor de 200-mijls EEZ (economische en technologische factoren speelden ook een rol), waren ze wel een cruciale katalysator die de noodzaak van een nieuw internationaal zeerecht benadrukte en de weg vrijmaakte voor de erkenning van uitgebreide nationale jurisdictie over maritieme hulpbronnen. Ze toonden de wereld aan hoe belangrijk visrechten waren voor bepaalde naties en hoe diepgaande conflicten konden ontstaan zonder duidelijke internationale regels.