Het proces Segundo Marey

De zaak GAL: het proces Segundo Marey

Gelijktijdig met het onderzoek tegen Amedo en Dominguez heeft magistraat Baltasar Garzón het onderzoek naar de hangende zaken heropend, om verjaring te vermijden. Dat was in juli 1993. Hij onderzocht "onder de mat geveegde" schandalen, zoals de eigenaardige omleiding van reservefondsen en de ontvoering van Segundo Marey. In hoofdstuk 6 zullen wij eerst die laatste zaak Marey onder de loep nemen en in hoofdstuk 7 de zaak van de reservefondsen.

De politieke partijen begonnen te steigeren. Rodrigo Rato, woordvoerder van de Partido Popular verwoordde het als volgt: "Wij staan hier niet voor een juridisch of een strafrechtelijk thema, maar voor een ernstig politiek thema dat onze instellingen zware schade kan toebrengen". De advocaat van de burgerlijke partij replikeerde: "Wij hebben altijd al een sterk vermoeden gehad dat Sancristóbal heel dicht bij de financiering, zoniet bij de organisatie van GAL stond".

Ex-minister van Binnenlandse Zaken, José Barrionuevo drukte zijn onvoorwaardelijke steun uit: "Toen ik minister was, hebben al deze personen zich excellent gedragen, loyaal en verdienstelijk ten aanzien van hun land. Ik sta achter hen, en zal dit blijven doen.

In februari 1995 verklaarde José Amedo in een interview voor "Tele 5" dat Sancristóbal zal eindigen met zichzelf te vernietigen, want hij zou op een blauwe maandag gezegd hebben: "Als ze mij komen halen, dan zal ook de president ten onder gaan".

Op 17 februari 1995 werd Rafael Vera, nummer 2 op Binnenlandse Zaken, samen met de ministers José Barrionuevo en José Luis Corcuera, opgesloten op beschuldiging van verduistering, kapitaalvlucht en misbruik van reservefondsen voor de betaling van huurlingen in de zaak Marey.

Magistraat Garzón, onderzoeker ten gronde naar GAL

El País - Madrid - 20/12/1994

De reactivering van het onderzoek over GAL, tot stand gebracht door magistraat Baltasar Garzón, begint vruchten af te werpen. Garzón kreeg voor de verkiezingen van juni 1993 de 2de plaats aangeboden op de PSOE-lijst, na Felipe González, met de belofte dat hij Minister van Justitie kon worden. Hij zetelde 9 maanden als volksvertegenwoordiger en werd enkel afgevaardigde bij het Nationaal Plan tegen Drugs. (Zijn ego was dus ernstig geschaad en Felipe González zal het geweten hebben).

Zijn eerste daad in het onderzoek was de aanhouding en het verhoor van de ex-directeur van de Staatsveiligheid, Julián Sancristóbal, samen met nog een paar politiefunctionarissen.

De aanwezigheid van Garzón als hoofd bij de onderzoekscel "Juzgado Central de Instrucción n° 5" van de Audiencia Nacional had tot doel de openstaande dossiers (ontvoering Segundo Marey en aanslag Monbar) nieuw leven in te blazen, en na te gaan of er geen staatsmisdrijven werden gepleegd. Garzón koppelde hier nog een andere aan vast: de besteding van het belastingsgeld ondergebracht bij de reservefondsen.

De zaak GAL kwam voor Garzón als uit de hemel gevallen en het zou de zaak van zijn leven worden: hij oogstte successen met de veroordelingen van de politiefunctionarissen José Amedo y Michel Domínguez en tegenslagen met het onderzoek naar de reservefondsen. Minister van Binnenlandse Zaken, José Barrionuevo, had dit onderzoek gedwarsboomd, met de goedkeuring van president Felipe González, en verklaarde: "Er zijn geen bewijzen, en er zullen er geen zijn". Daarop stapte Garzón naar de CGPJ-Consejo General del Poder Judicial, de algemene raad van de gerechterlijke macht waar hij wel groen licht kreeg.

Garzón laat Rafael Vera opsluiten in Alcalá-Meco

El País - Madrid - 17/02/1995

Rafael Vera, nummer 2 op Binnenlandse Zaken en verantwoordelijke gedurende 9 jaar voor de antiterrorismestrijd , werd na 4 uren harde verhoren door Garzón op 17 februari 1995 om 01:28u opgesloten in de gevangenis van Alcalá-Meco (Madrid), beschuldigd van financiering en maskering van GAL. Vera wordt beschuldigd van misbruik van fondsen en kapitaalvlucht, voor 200.000.000 peseta's (betaald aan de echtgenotes van Amedo en Domínguez) en voor het verbergen en financieren (1.000.000 FF) van de ontvoering van Segundo Marey in 1983. Hij was de 5de persoon uit de voormalige equipe van Binnenlandse Zaken die opgesloten werd.

Rafael Vera (50 jaar), verantwoordelijke voor de antiterrorismestrijd, samen met de ministers José Barrionuevo en José Luis Corcuera, zit nu achter tralies, één jaar nadat hij het Staatssecretariaat voor Veiligheid verliet. Tijdens zijn verhoor, die meer dan 4 uur duurde, antwoordde hij correct en coherent. Hij weigerde echter zijn verklaring te ondertekenen, omdat hij ontkende de reservefondsen van Binnenlandse Zaken misbruikt te hebben voor misdrijven toegeschreven aan GAL. Dit staat in schril contrast met de verklaring van José Amedo en Michel Domínguez die verklaard hadden van hem 200.000.000 peseta's zwijggeld te hebben ontvangen.

Sinds 17 februari 1995 deelt Vera dus de streng bewaakte gevangenis van Alcalá-Meco met vroegere collega's: Juan de Justo, zijn voormalige persoonlijk secretaris en Julián Sancristóbal, voormalig directeur-generaal voor de Veiligheid. Het werd hen wel onmogelijk gemaakt met elkaar te spreken.

De regering weigert de papieren van Cesid te bezorgen,

zich beroepend op staatsveiligheid

El País - Madrid - 03/08/1996

De regering wachtte tot net voor de parlementaire vakantie om een controversiële beslissing te nemen: zij weigerden de documenten van Cesid, die betrekking hadden op de vuile oorlog, aan de magistraten te overhandigen, zich beroepend op de veiligheid van de staat, het Staatsraison.

Het Tribunal Supremo heft de geheimhouding op

El País - Madrid - 22/03/1997

De 3de Kamer van het Tribunal Supremo heeft op 21 maart 1997 beslist om de geheimhouding over de documenten van Cesid op te heffen. De Kamer is namelijk in het bezit van 6 documenten, die zij al geanalyseerd hadden.

Het document "Pte."

Op één van die documenten, daterend van 28 september 1983 met verwijzingen naar het zuidoosten van Frankrijk (het "santuario") en met als onderwerp "RESOLUCIÓN" (oplossing), staat het volgende te lezen: ""Me lo quedo, Pte. para el viernes", tot vrijdag, Pte." Het is een met de hand geschreven document ondertekend door de toenmalige directeur van Cesid,

Een meerderheid denkt dat de afkorting "Pte." verwijst naar het woord "presidente" Felipe González, een minderheid denkt dat het woord verwijst naar "pendiente" (hangende).

Het Tribunal Supremo beslist Barrionuevo, en nog 11 beklaagden,

te berechten in de zaak Marey

El País - Madrid - 30/09/1997

De 2de Kamer van het Tribunal Supremo komt op 29 september 1997 overeen om de mondelinge verhoren te openen in de zaak Segundo Marey. Staan terecht: voormalig minister van Binnenlandse Zaken, José Barrionuevo; voormalig staatssecretaris voor Veiligheid, Rafael Vera en nog 10 andere beklaagden, zoals Amedo en Dominguez en voormalig socialistisch leider Ricardo García Damborenea. Als gevolg van een strikte interpretatie van de connectie tussen de zaak Marey en andere acties, worden Juan de Justo Rodríguez, privésecretaris van Vera, en de politieagenten Félix Hernando Martín en Aníbal Machín Lamas buiten de verhoren gelaten.

Barrionuevo zegt dat hij de verantwoordelijkheid van de zaak 'GAL' op zich neemt,

om andere beklaagden vrij te pleiten

El País - Barcelona - 15/10/1997

José Barrionuevo bevestigde op 14 oktober 1997 dat hij, als de Spaanse wetgeving dat toelaat, hij het op een akkoordje willen gooien met het Tribunal Supremo om alle verantwoordelijkheid op zich te nemen om zo de andere beklaagden vrij te stellen.

Pepe Navarro overhandigt de "stempel van GAL'

El País - Madrid - 16/10/1997

Pepe Navarro, presentator van het programma "La sonrisa del pelícano", op de zender Antena 3, toonde op 15 oktober 's avonds voor de camera's een rubberen stempel met als afbeelding een slang met een door een bijl afgehakte kop (het symbool van ETA is: de gewapende strijd, gesymboliseerd door de bijl, met er om heen een slang gedraaid, symbool voor sluwheid. Hun motto is: "Bietan jarrai" (we gaan door met beide). Die stempel is, zoals algemeen werd aangenomen, van GAL, en werd gebruikt om communiqués te valideren. De presentator vertelde dat de stempel anoniem bezorgd werd en dat hij het aan de rechtbank zou overmaken (het is één van de bewijzen in de zaak). José Amedo, bevestigde de authenticiteit tijdens het programma, en ook ex-chef van de Cesid, Juan Alberto Perote, deed dit.

De stempel van de dood

Volgens de documenten nr. 13 en 14 vervaardigden een Guardia Civil en een topograaf van het leger, gedetacheerd naar de Grupo de Apoyo Técnico, groep voor technische bijstand, de stempel die bestemd was om de aanslagen van GAL op te eisen.

Documento Número 13

SELLO GAL. ASUNTO: GRUPOS ARMADOS DE LIBERACION.

Información sobre la elaboración del anagrama de los GAL: Fotolitos originales utilizados para la elaboración del sello de los GAL; sello original de los GAL elaborado por la A.O.E.; folio con estampaciones del sello de los GAL.

Informatie over de ontwikkeling van het anagram van de GAL: oorspronkelijke fotolitho's oorspronkelijk gebruikt voor de vervaardiging van het zegel van de GAL; originele stempel van GAL is opgesteld door de AOE; folio met stempel van GAL.

Documento Número 14

ASUNTO: SELLO GAL.

Aporta los nombres de Rivera, guardia civil, y Martín, técnico de topografo del Ejérccito, destinados en el Grupo de Apoyo Técnico de la A.O.M.E, como confeccionadores del sello.

Deze set bevat de namen van Rivera, Guardia Civil, en Martin, topograaf van het leger, gedetacheerd naar de Grupo de Apoyo Técnico, groep voor technische bijstand, AOME.

De documenten nr. 11 en 12 bewijzen dat Cesid "zuivere wapens" zocht voor GAL en dat zij een geweer kaliber 22 in voorraad hadden (o.a. gebruikt voor de moord op "Tigre" op 28.02.1984.

Documento Número 11

RELACION DE ARMAMENTOS SIN LEGALIZAR Y ACCESORIOS QUE SE ENCUENTRAN EN LA AGRUPACION OPERATIVA DE MISIONES ESPECIALES. REFERENCIA 20-04-83.

RELATIE WAPENS ZONDER LEGALISERING EN ACCESSOIRES DIE ZICH AL BIJ DE OPERATIEVE GROEP 'MISIONES ESPECIALES' BEVINDEN

Rifle con mira telescópica calibre 22 largo (Telescopische geweer kaliber 22)

Tres carabinas 9 mm (Drie karabijnen kaliber 9)

Siete pistolas «Astra» 7.65 m. (Zeven pistolen "Astra", 7.65m)

Cuatro pistolas «Star» 7.65 m (Vier pistolen "Star", 7.65m)

Una pistola Royal 7.65 m (Eén pistool "Royal", 7.65m)

Un bolígrafo disparador calibre 22 corto (Een balpen met ontsteker, 22)

Cuatro silenciadores para pistola (Vier geluiddempers voor pistolen)

Documento Número 12

NOTA INTERNA DE J.A.O.M.E. AL DIRECTOR.

NUMERO/ REFERENCIA 81/ 23-5-84. ASUNTO: ARMAS.

«Ante la petición formulada por el director general de la Seguridad del Estado, hay posibilidad de conseguir armas limpias en estos momentos por dos caminos:

"Gezien het verzoek van de directeur-generaal van de Staatsveiligheid, zijn er 2 mogelijkheden om "zuivere wapens" te verkrijgen:

Adquisición directa a vendedores. Inmediato.

Adquisición directa en Africa del Sur. Compra legalizada sin dejar rastro.

Material nuevo y de gran calidad».

    1. Aankoop direct van verkopers. Onmiddellijk.

    2. Direct kopen in Zuid-Afrika. Gelegaliseerde aankopen zonder spoor. Nieuw materiaal en van hoge kwaliteit.

Uit de documenten nr. 6, 7, 8 en 9 moet blijken dat Manglano met "Pte" wel degelijk Felipe González bedoelde, aangezien in alle andere documenten altijd het woord "pendiente" voluit geschreven werd.

Documento Número 6

NOTA DE DESPACHO. 28-09-83. ASUNTO: SUR DE FRANCIA.

«De fuente totalmente segura se sabe que están previstas realizar acciones violentas en el Sur de Francia en fechas inmediatas. Estas acciones se llevarían a cabo por miembros de la Guardia Civil, que actuarían respaldados por la Comandancia de San Sebastián. Estas acciones se harían en paralelo con otras llevadas a cabo por individuos contratados en Francia. La selección de objetivos es inmediata. Se considera que acciones incoordinadas sin una finalidad ulterior no facilitan el éxito de la lucha contraterrorista. Al contrario, sensibilizan la zona y dificultan otras acciones ya planificadas y con una finalidad más decisiva».

Uit volledig beveiligde bron is bekend dat gewelddadige acties zijn gepland in het zuiden van Frankrijk in de nabije toekomst. Deze acties zouden worden uitgevoerd door de leden van de Guardia Civil, gesteund door de waarnemend commandant van San Sebastian. Deze acties zullen worden uitgevoerd parallel met anderen, namelijk personen aangeworven in Frankrijk. De selectie van de streefdoelen is voor onmiddellijk. Men gaat ervan uit dat ongecoördineerde acties zonder een bovenliggend doel, het verdere succes in de strijd tegen het terrorisme niet vergemakkelijken. Integendeel, zij sensibiliseren het gebied en een vormen een belemmering voor andere projecten die reeds gepland waren, en die een beslissende finaliteit hebben. "

Documento Número 8

HOJA DE DESPACHO. 24-10-1984.

Sobre la creación de un Grupo Operativo de los Servicios Especiales de la Guardia Civil aparece una "Resolución" que dice: "Pendiente. No hacer nada sin mi autorización definitiva".

Over de oprichting van een Task Force van de speciale diensten van de Guardia Civil is er een 'Resolutie' die zegt: "In onderzoek. Doe niets zonder mijn definitieve toestemming."

Documento Número 9

NOTA INTERNA. NUMERO/

REFERENCIA. 170/24-10-84.

Creación de un Grupo Especial contraterrorista que dependería teóricamente del Ministerio del Interior.

Het creëren van een contraterroristische Task Force die in theorie afhangt van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Documento Número 7

HOJA DE DESPACHO. 28-09-83.

ASUNTO: COMANDO SUR DE FRANCIA.

En la «Resolución» sobre "Comando Sur de Francia" hay una nota escrita a mano: "Me lo quedo".

En la "Resolución" sobre la nota "Sur de Francia" aparece la nota manuscrita: "Me lo quedo, Pte. para el viernes".

In de 'Resolutie' over het 'Commando Zuid-Frankrijk is er een handgeschreven notitie:" Ik houd het".

In de "Resolutie" betreffende de nota "Zuid-Frankrijk" is de handgeschreven notitie: "Ik houd het, Pte., op vrijdag. "

Deze documenten bevestigen de theorie dat Emilio Alonso Manglano, voormalig directeur van de inlichtingendienst, samen met Felipe González vergaderde over de 'vuile oorlog' tegen ETA. Drie van de geheimedocumenten die de regering weigert te overhandigen aan de rechters Garzón en Gomez Liaño, geven aan dat wanneer Manglano in de nota van 28 september 1983 schreef: "Ik hou het, Pte. op vrijdag ", de afkorting "Pte." overeenstemt met "president" en niet met "hangende", zoals de voormalige directeur van de Secid voor rechter Eduardo Moner, in het Hooggerechtshof en voor Garzón, in de Audiencia Nacional verklaarde.

De Openbare Aanklager eist 23 jaar tegen Barrionuevo en Vera

El País - Madrid - 17/10/1997

Jose Maria Luzon, aanklager in de zaak van de ontvoering van Segundo Marey, maakte op 16 oktober 1997 zijn voorlopige bevindingen bekend. Hij vraagt een gevangenisstraf van totaal 23 jaar voor voormalig minister Jose Barrionuevo en voormalige staatssecretaris voor Veiligheid Rafael Vera. Hij beschuldigt beiden van zowel het lidmaatschap van een gewapende organisatie, illegale detentie en verduistering van publieke middelen. Naast de straffen voor Barrionuevo en Vera, eiste de openbare aanklager ook strenge straffen voor de groep van verantwoordelijke politiefunctionarissen, betrokken bij GAL, die de rol van berouwvolle zondaars wilden plegen door de verantwoordelijkheid volledig bij hun superieuren te willen leggen en zelfs bij de hoogste gezagdrager, Felipe González. Tegen de voormalige directeur-generaal van de Veiligheid, Julian Sancristóbal, de ex-chef in de strijd tegen het terrorisme, Francisco Alvarez, en voormalig hoofd van de politie in Bilbao, Miguel Planchuelo, werd voor elk 21 jaar gevorderd. De aanklager vorderde ook in totaal 16 jaar gevangenis voor de voormalige secretaris-generaal van de socialisten in Bizkaia, Ricardo Garcia Damborenea, 12 jaar voor de voormalige politieagent Jose Amedo en 8 jaar voor Michel Dominguez en vier andere politiemensen die aan de bewaking van een Marey tijdens zijn ontvoering deelnamen.

Barrionuevo bekritiseert de buitensporige eis

en Vera zegt dat de strafmaat gedicteerd werd

El País - Madrid - 17/10/1997

Voormalig minister van Binnenlandse Zaken Jose Barrionuevo verklaarde na het horen van de strafmaat op 16 oktober 1997, dat de wanverhouding tussen misdrijf en straf veel te groot was en dat de aanklager, Jose Maria Luzon , zich niet had laten leiden door de criteria van eerlijkheid. Barrionuevo herhaalde dat de aantijgingen tegen hem "valse" en "onrechtvaardig " waren en hij voegde er aan toe dat dat gerechtigheid zal geschieden, liever vroeger dan later. Maar ik ben niet naïef en maak me geen illusies. Er zijn teveel pogingen tot intimidatie geweest, er was teveel teveel agressie van een krant (El Mundo) en er was de wraakneming van Garzón.

Vera, aan de andere kant heeft gezegd dat hij niet verbaasd was: "Ik weet dat dit een politiek proces is en dat de strafmaat navenant is. De strafmaat werd gedicteerd. De aanklager werd beïnvloed door de polítieke en mediatieke toestand sinds 1995".

Segundo Marey, verklaarde dat hij tevreden was dat er een proces zal gevoerd worden, hopende op een normaal, maar streng proces, want men begint stilaan de gebeurtenissen te vergeten: "Dat maakt het voor mij bijzonder hard. Vergeet niet dat ik al 14 jaar een levende dode ben".

De stempel van GAL is bij Garzón, na inbeslagname door Liaño

El País - Madrid - 17/10/1997

De zegel van GAL, één van de bewijsstukken in het proces, werd na de uitzending van het programma "La sonrisa del pelícano" op de zender Antena 3, overgemaakt aan Garzón door zijn collega Javier Gómez de Liaño, die de stempel na de uitzending in beslag had genomen. Iedereen was natuurlijk verrast, want hoe wist de magistraat dat deze stempel zou getoond worden?

Het startschot werd op woensdagmiddag gegeven, toen de voormalige directeur van de Agrupación Operativa (operatieve groep) van Cesid, Juan Alberto Perote, verscheen voor magistraat Gómez de Liaño. Perote waarschuwde de magistraat dat hij was uitgenodigd om deel te nemen aan het programma van Pepe Navarro, waar de vermoedelijke stempel van GAL zou getoond worden. De magistraat liet de uitzending doorgaan, maar stuurde 2 agenten naar de zender om er achteraf beslag op te leggen. Er was wat onenigheid, want Liaño was niet bevoegd, dat was Garzón. Hij was het die in een exposé aan de regering gevraagd had, op 16 mei 1995, om hem de stempel en de papieren van Cesid te bezorgen. De regering weigerde en verklaarde dat er bij Cesid geen stempel te vinden was.

Gedurende de uitzending had Amedo de authenticiteit geratificeerd en Perote verifieerde dit, met enige reserve, via de telefoon.

De advocaten van de verdediging vragen de verjaring van de feiten

El País - Madrid - 07/03/1998

De acht advocaten voor de verdediging van verdachten in de zaak Marey hebben op 3 maart 1998 een beroep gedaan op de statuten van de verjaring. De aanslag bedraagt meer dan 10 jaar, te rekenen vanaf de datum van de ontvoering van Marey, 4 december 1983, tot het moment van de procedure in december 1994. De procureur van het Hooggerechtshof Jose Maria Luzon, wees dit beroep van de hand, en roept op tot de berechting van de verdachten, en vraagt het verdere verloop van het proces af te wachten (zwaarte van de feiten) om een definitief oordeel te vellen over de verjaring.

Jose Maria Luzon, meent dat de misdaden niet verjaard zijn, want volgens hem wijst de ernst van de zaak eerder in de richting van een verjaringstermijn van 15 jaar en niet 10 zoals alle verdedigers beweren. Na het proces is het, volgens de aanklager, aan de rechter om te beslissen over dit onderwerp.

De openbare aanklager gaat in het geval Marey uit van drie overtredingen:

  1. Het behoren tot een gewapende organisatie, waar de verjaring van meer dan 10 jaar van toepassing is

  2. Het verduisteren van publieke middelen, waar de verjaring van 10 jaar wel van toepassing is

  3. De illegale detentie, waar de verjaring van meer dan 10 jaar van toepassing is

Op 8 maart 1998 verwerpt het Hooggerechtshof het beroep op basis van verjaring voor de drie overtredingen.

Het proces Segundo Marey begint vandaag

El País - Madrid - 25/05/1998

Op 25 mei 1998 startte om 10:30u het proces Segundo Marey. Het Hof was samengesteld uit 11 magistraten. De president van het Hof, José Jimenez Villarejo, opende "de openbare hoorzitting", en de aanklager, Jose Maria Luzón kon onmiddellijk starten met de verhoren. Hij wilde met Michel Domínguez starten, maar het Hof gaf de voorkeur aan José Amedo, die in 1986 al eens veroordeeld werd tot 108 jaar voor de aanslagen op de bar Consolation in 1984 en de bar Batxoki in 1986 (Dominguez en Amedo kregen na 5 jaar cel de derde graad toegewezen, of alleen 's avonds in de gevangenis komen slapen, en gedurende het onderzoek werd zelfs dat afgeschaft, omdat Garzón hen tegemoet kwam voor hun medewerking). Amedo kreeg dus de opportuniteit om zijn definitieve versie te verduidelijken over wie betrokken was bij de ontvoering van Marey en zijn rol in het netwerk GAL. Na hem kwam dan Dominguez aan de beurt.

Amedo kijkt op tegen een straf van 12 jaar en Dominguez tegen een straf van 8 jaar. Hoewel het lopende proces hen zal veroordelen voor hun aandeel in de ontvoering van Marey, zal het verband met de vorige aanslagen op de bars hen ten goede komen. In de praktijk kunnen ze dus geen tweede veroordeling oplopen voor dezelfde feiten.

Nadien moesten Julián Sancristóbal, Miguel Planchuelo, Julio Hierro, Francisco Sáiz Oceja, Juan Ramón Corujo en Luis Hens voor het Hof verschijnen. Na hen komen Ricardo García Damborenea en Francisco Álvarez Sánchez aan bod, en de laatsten om verhoord te worden zijn Barrionuevo en Vera, maar dat zal pas volgende week zijn.

Amedo verzekert dat de ontvoering geconsulteerd werd bij Binnenlandse Zaken

El País - Madrid - 26/05/1998

Tot gisteren (25 oktober 1998) had Amedo, minister Jose Barrionuevoslechts eenmaal expliciet beschuldigd, toen hij vertelde (13.12.1983) over de vrijlating van Marey. Julian Sancristóbal zou dan gebeld hebben met iemand die hij minister noemde en die minister geïnformeerd hebben over de vrijlating die de volgende dag zou gebeuren. De verdediger van Barrionuevo verweet hem alle beschuldigen gebaseerd te hebben op het horen van derden. Maar Amedo beet van zich af. Hij verduidelijkte dat het slachtoffer eigenlijk de Etarra Mikel Lujua had moeten zijn en dat, om de operatie te bekostigen, Sancristóbal naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken verrok en terugkeerde met 1.000.000 FF in biljetten van 500. Amedo had de taak op zich genomen om 10.000 FF te betalen aan Mohamed Talbi en Jean Pierre Echalier, en 50.000 FF aan Pedro Sánchez, de verantwoordelijke voor de ontvoering. Na het vaststellen van de vergissing, belde hij zijn superieuren op, die verzamelen geblazen hadden in Bilbao. Na een paar seconden kreeg hij de opdracht een nieuwe ontvoering op te zetten. Volgens Amedo kwam die beslissing van de koepel van Binnenlandse Zaken. Op vraag hoe dat in een paar seconden kon gebeuren, antwoordde hij dat hij niet gespecificeerd had hoeveel die paar seconden in werkelijkheid waren. Hij wees zijn ex-kompanen Julio Hierro en Sáiz Oceja aan als de "transporteurs" van Marey en José Ramón Corujo en Luis Hens als de bewakers bij de hut in Colindres.

De bewakers van Marey verklaren dat hun opdracht als een dienst aan de regering werd voorgesteld

El País - Madrid - 27/05/1998

De politiemensen van de Brigade van Informatie van Bilbao, het bewakingspersoneel van Marey tijdens de tien dagen van zijn ontvoering, verklaarden op 26 mei 1998 voor de Tweede kamer van het Tribunal Supremo dat zij ervan overtuigd waren betrokken te zijn bij de bewaking van een belangrijk leider van ETA, in "speciale dienst, top secret en in opdracht van de overheid". Zij gaven wel toe dat het niet normaal was om een gevangene in een hut, in een naburige provincie, voor meerdere dagen op te sluiten, maar de strijd tegen het terrorisme zou dit hebben gerechtvaardigd. Ook inspecteur José Ramón Corujo gaf toe dat het niet normaal was, maar hij kon moeilijk vergelijken, want bij zijn weten had hij nog nooit dergelijke opdracht uitgevoerd. Hij herinnerde zich ook dat zijn superieuren hem gezegd hadden dat het een operatie betrof, gecoördineerd door de koepel van Binnenlandse Zaken.

De sessie van het proces tegen de voormalige leiding van Binnenlandse Zaken in de ontvoering van Marey werd verder voornamelijk gekenmerkt door de weigering van de ambtenaren om te reageren op de vragen van de verdediging van de slachtoffers, waarvan er één is vertegenwoordigd door de advocaat Kepa Landa van Herri Batasuna. Julio Hierro en Francisco Saiz Oceja Hierro, weigerden zelfs te antwoorden op de vragen van de burgerlijke partij. Luis Hens, die inspecteur was en deel uitmaakte van de bewakingsopdracht, verklaarde zelfs dat hij niet op de hoogte was van de ontvoering, omdat hij de kranten niet gelezen had: "Het is misschien moeilijk om te geloven, maar in die jaren las ik geen kranten. Ik was dusdanig opgeslorpt door mijn werk, dat mij de tijd ontbrak".

Sáiz Oceja verwees naar zijn toenmalige chef, Francisco Álvarez, die gezegd had dat het een staatszaak was, bevolen door de regering en dat de grootste discretie moest in acht genomen worden. Ook Oceja was betrokken bij de bewakingsopdracht en hij beweerde dat hij op dat moment geen parameters had om te oordelen of de opsluiting legaal was of niet.

Commissaris Hierro bevestigt dat de opsluiting van Marey

iets "heel speciaals" was

El País - Madrid - 28/05/1998

Julio Hierro, chef inspecteur van de Brigade Informatie Bilbao, herinnerde zich dat hij en zijn partner Francisco Saiz Oceja werden ontboden in het kantoor van Miguel Planchuelo: "Hij vertelde ons te wachten terwijl hij zich naar chef Alvarez begaf. Terwijl we stonden te wachten zagen we Ricardo García Damborenea, secretaris-generaal van de PSOE, voorbijkomen.

Hierro en Oceja werd opgedragen te wachten op José Amedo in de tunnel van Basauri, die met een een heel belangrijk ETA-leider zou opdagen. Beide waren er van overtuigd dat er iets "heel speciaals" aan de hand was.

Planchuelo bevestigt dat Barrionuevo beloofd had

de verantwoordelijkheid op zich te nemen

El País - Madrid - 28/05/1998

Op 27 mei 1998 was het de beurt aan Miguel Planchuelo. Hij verklaarde dat Barrionuevo hem zou gezegd hebben: "A ver si se pica Felipe González y nos echa un capote." (Eens zien of Felipe González zal toehappen en ons ter hulp zal snellen). Hij verklaarde verder dat hun toenmalige chef, Francisco Álvarez, hem en José Amedo vroeg of ze er zin in hadden deel te nemen in zaken bevolen door Binnenlandse Zaken. Het waren speciale opdrachten tegen ETA, en droegen de goedkeuring weg van de minister, anders zouden die opdrachten nooit kunnen uitgevierd worden. Later was Planchuelo aanwezig op een vergadering te San Sebastián met Franse huurlingen. Eén van hen, Pedro Sánchez toonde een foto van een belangrijk lid van ETA, later geïdentificeerd als Mikel Lujua.

Planchuelo wist nog heel goed dat op 4 december 1983, na de ontvoering van de vermoedelijke Mikel Lujua, hij ontboden werd bij zijn chef Álvarez. Terwijl hij stond te wachten kwam Ricardo García Damborenea voorbij, die binnenstapte bij de toenmalige burgerlijke gouverneur, Julián Sancristóbal. Direct daarop belde de telefoon en Planchuelo hoorde dat het Rafael Vera was. Vera werd op de hoogte gebracht van de vergissing.

González en Cascos worden opgeroepen

El País - Madrid - 28/05/1998

De 2de Kamer van het Tribunal Supremo heeft op 28 mei 1998 president Felipe González en vicepresident Francisco Álvarez Cascos gedagvaard als getuige. Omwille van agendaperikelen werd hen gevraagd een datum te kiezen tussen 8 en 24 juni 1998. Ook de president van de Autonome Gemeenschap Extremadura, Juan Carlos Rodríguez Ibarra en de socialistische leiders, Narcis Serra en Txiki Benegas werden gedagvaard als getuige.

Barrionuevo biedt zelfbeschuldiging aan om erger te voorkomen

El País - Madrid - 29/05/1998

Minister José Barrionuevo verklaarde op 28 mei 1998 bereid te zijn zichzelf te beschuldigen om erger te voorkomen: "Om verdere schade te vermijden, aangericht door deze buitensporige 'montage', ben ik bereid een blanco cheque te tekenen en zelfs valse verklaringen te erkennen, om verder onheil te vermijden."

Álvarez, Damborenea en Sancristóbal

El País - Madrid - 01/06/1998

Op 1 juni 1998 verscheen de ex-chef van de Policía te Bilbao, Francisco Álvarez Sánchez, voor het Hof, beschuldigd van de operatieve verantwoordelijkheid voor de ontvoering. Na hem verscheen Ricardo García Damborenea, voormalig secretaris-generaal van de socialisten in Bizkaia. De sleutelfiguur van de week wordt de voormalige burgerlijke gouverneur, Julián Sancristóbal, de theoretische schakel tussen het Ministerie van Binnenlandse zaken en de nummer 2 ervan, Rafael Vera.

Julián Sancristóbal was volgens de aanklager diegene die, de avond van de ontvoering, een telefonisch onderhoud had met minister José Barrionuevo en directeur-generaal van de Veiligheid, Rafael Vera, wat beide heren ontkennen. Sancristóbal werd verhoord over de aktetas met 1.000.000 FF, bestemd om de operatie te financieren en over de opeising van de verantwoordelijkheid. Dat communiqué, samen opgesteld met García Damborenea, bevatte naast de opeising van de ontvoering ook de eis om 4 gedetineerden in Frankrijk vrij te laten in ruil voor het leven van Marey.

Damborenea herhaalt nogmaals dat González beslist had

om tegen ETA te ageren in Frankrijk

El País - Madrid - 02/06/1998

Damborenea verzekert dat Felipe González ruggensteun gaf bij de acties die gericht waren tegen ETA in Frankrijk. Volgens Damborenea, die nu dicht bij de Partido Popular staat, heeft hij veel met González overlegd, maar nooit werd het onderwerp van de ontvoering van Marey aangeboord.

Damborenea reageerde op de vraagstelling met meer aplomb dan zijn voorgangers, maar wel in algemene zin, zonder ooit af te dalen naar details. Damborenea schoot niet alleen Felipe González voor de boeg, ook de koepel van Binnenlandse Zaken, en zijn vroegere kameraden van de PSOE kregen ervan langs, met inbegrip van Ramon Jauregui, de vermoorde senator Enrique Casas en vooral Jose Maria Benegas. Te dien einde, stemde hij in met te antwoorden op alle van de advocaten, met inbegrip van de advocaat van Herri Batasuna, Kepa Landa. Hij gaf echter geen enkele datum of plaats vrij van samenkomsten met die vroegere vrienden. De stelling die de PSOE in 1983 hanteerde gaf hij wel prijs: "De terroristen staan de ene kant van de lijn (grens), de slachtoffers aan de andere kant. De idee om die grens te overschrijden en de daders te vatten in Frankrijk, was briljant. Op die manier zou een einde gesteld worden aan onschuldige slachtoffers".

Op vraag van de burgerlijke partij of Felipe González hiermee akkoord kon gaan, antwoordde Damborenea: "Ik denk dat hij altijd voorstander geweest is. Stel u zich in onze plaats. Als er over iets gepraat werd, was het daarover. En wij spraken erover telkens wij de president zagen, in zijn ambtswoning, in de Cortes en in de vergaderingen van het federale comité. Hij had bepaalde bezwaren kunnen inbrengen, maar aangezien die er nooit gekomen zijn..."

Damborenea gaf ook geen uitleg hoe hij aan de nota van Cesid gekomen was, nota over te realiseren acties in Frankrijk (Documento Número 6: NOTA DE DESPACHO. 28-09-83. ASUNTO: SUR DE FRANCIA). Op het einde van de zitting verklaarde hij het document te hebben ontvangen van Jesús Somontes, ex-directeur op Cesid, en intussen overleden.

Álvarez steunt op referenties van Sancristóbal om Barrionuevo te beschuldigen

El País - Madrid - 02/06/1998

Francisco Álvarez verklaarde op 1 juni 1998 dat Julián Sancristóbal, via telefoon met Madrid, de suggestie had gedaan om Mikel Lujua in Frankrijk te ontvoeren. Op basis van dat telefoongesprek beschuldigde Álvarez minister Barrionuevo ervan de operatie te hebben bevolen. Maar Álvarez beperkte zich in zijn beschuldigingen niet alleen tot de ontvoering van Marey, maar bracht ook de poging, door 4 Spaanse politieagenten, tot ontvoering in Hendaye van ETA-leider José Mari Larretxea Goñi te berde (18.10.1983). Deze (mislukte) ontvoering diende als wisselgeld voor de ontvoerde kapitein Barrios door ETA.

Het bevel tot ontvoering van Larretxea kwam niet van Sancristóbal, vertelde hij, maar van het Ministerie van Binnelandse Zaken. Op vraag van de advocaat Cobo del Rosal, verdediger van Rafael Vera, waarom hij er nu pas mee op de proppen kwam, antwoordde Álvarez dat er hem nooit naar gevraagd werd.

Sancristóbal zegt dat hij de ontvoering bedacht, en dat Barrionuevo en Vera

de toestemming gaven

El País - Madrid - 03/06/1998

Julián Sancristóbal verzekert het Hof dat hij minister Barrionuevo en Rafael Vera op de hoogte bracht van zijn suggestie om Marey te ontvoeren, en hij kreeg de steun en de autorisatie om er mee door te gaan. Hij reisde daarop naar Madrid om het geld, om de operatie te bekostigen, af te halen, wat hij ook kreeg uit handen van Rafael Vera. Hij ondersteunt hiermee de verklaringen van Amedo, maar vervangt de woorden "órdenes" (bevel) door "la aquiescencia" (toestemming) en "la autorización" (autorisatie).Tussen de bewijzen door van respect en affectie door voor zijn oversten ("grote moeite, krachtinspanning en opoffering om de veiligheid van Spanje te garanderen"), laat hij het toch niet na hen te beschuldigen.

Vera ontkent de opdrachtgever en de geldschieter van de ontvoering te zijn

El País - Madrid - 4/06/1998

Rafael Vera, ontkende eerst alle beschuldigingen, zowel de toestemming als de financiering, alvorens verder te gaan met zijn verklaring: "Mijn voorganger liet een dossier van 45 pagina's na, allemaal top secret, die exclusief betrekking hadden op het probleem van het terrorisme (van ETA). Er was geen efficiënte organisatie bij de burgerlijke besturen in Euskadi en Navarra, en er was een grote behoefte aan inlichtingendiensten, aan middelen, aan materiaal, aan voorbereiding van functionarissen. Hij verduidelijkte een paar aspecten uit het plan Zona Especial del Norte en wees er op dat de wachthokjes van Guardia Civiles geblindeerd werden en voorzien van zandzakjes en dat het wagenarsenaal vervangen werd door geblindeerde wagens.

Hij bekende groen licht te hebben gegeven voor de "arrestatie" van José María Larretxea. Maar eerst had hij wat bedenktijd gevraagd om te overleggen met de juridische diensten van het ministerie. De pro's en de contra's werden op een rij te gezet, maar de toestand was op dat moment zo kritiek, dat de pro's de bovenhand haalden. Volgens hem zou het groene licht dat hij gaf, vergezeld zijn van de waarschuwing dat in de mate van het mogelijke de limieten van de legaliteit moesten gerespecteerd worden.

Barrionuevo sluit de verhoren af

El País - Madrid - 08/06/1998

José Barrionuevo sloot op 8 juni 1998 de verhoren af, en nu was het de beurt aan de getuigen. Met 42 waren ze, en Segundo Marey zou als eerste verschijnen, maar hij had verdaging gevraagd tot 16 juni 1998 wegens een behandeling met chemotherapie. Na Barrionuevo zou Perote komen, als er voldoende tijd overbleef. Er bleef tijd over, maar onvoldoende zodat Perote ook op 9 juni 1998 moest verschijnen.

Barrionuevo ontkende alles, en verzekerde dat het proces een "smerige politieke afrekening was, een puur verzinsel." Hij verklaarde tijdens zijn mandaat nooit een opdracht, nooit een autorisatie gegeven had om in Frankrijk tussen te komen. Over de nota van Cesid wist hij te vertellen, dat het speciaal gefabriceerd was voor dit proces. Wat later sprak hij over een mislukte kopie uit de jaren 70. Hij erkende wel dat Rafael Vera hem informeerde over een soort wanhoopspoging, hoewel hij de details ervan niet kende, en de mogelijkheid van een diplomatiek incident, verwijzend naar Frankrijk, was op dat moment het minste van zijn zorgen. Over het consult bij Felipe González antwoordde hij dat dit wel kan hebben plaatsgehad.

Juan Alberto Perote, chef van de operatieve groep van Cesid, die na zijn vroegere veroordeling van een open regime geniet, kwam nu aan de beurt. Hij moest de relatie komen uitleggen tussen de ontvoering van Marey en de nota van Cesid, "Asunto: Acciones en Francia" (acties in Frankrijk).

Perote ondersteunt de betrokkenheid van de Staat bij GAL

El País - Madrid - 09/06/1998

Juan Alberto Perote, verklaarde op 9 juni 1998 dat hij er borg voor stond dat de "verdedigingsstrategie" uitgetekend werd op binnenlandse Zaken door Rafael Vera en José Barrionuevo. Dus ook de ontvoering van Segundo Marey. Hij heeft al die tijd volgehouden dat Cesid op de hoogte was van de beginactiviteiten van GAL en dat er hulp geboden werd, hoewel er geen sprake was van directe deelname. Het was trouwens een staatszaak, en niet een zaak van privépersonen. Tijdens zijn verklaring droeg hij er wel zorg voor nooit zichzelf in verlegenheid te brengen. Omzichzelf in te dekken, was hij trouwens op de proppen gekomen, direct of via derden, met de zogenoemde documenten van Cesid, in het bijzonder met het document "Acta fundacional de los GAL" (stichtingsakte van GAL) van september 1983.

De stichtingsakte

In juli 1983 werkten verscheidene directeurs van Cesid, waaronder Juan Alberto Perote, een document uit getiteld, "Acciones en Francia" (acties in Frankrijk), waarin ze na afwegen van voor- en nadelen van de vuile oorlog tot volgende conclusie kwamen: "Onder om het even welke omstandigheid beschouwen wij het laten verdwijnen door ontvoering de meest aangewezen actie". Dit document, door de voormalige socialistische leider, Ricardo García Damborenea, overhandigd aan Garzón was de voorafspiegeling van wat een paar later zou gebeuren met de ontvoeringen van Lasa en Zabala en met Segundo Marey. Het document wordt aanzien als de stichtingsakte van GAJ.

De ex-directeur van Cesid, Emilio Alonso Manglano, die in de komende ook moet komen getuigen, heeft nooit het bestaan van dit document ontkend, maar voegde er wel aan toe dat het pure theoretische benadering was, zoals zovele andere documenten. Volgens Manglano was Cesid altijd gekant tegen de vuile oorlog en raadde andere, meer gewillige sectoren deze drastische oplossing af. Deze stichtingsakte van 6 juli 1983 werd, zo verzekert Perote, aan Manglano overhandigd. Maar hij wist niet of hij het aan andere personen doorspeelde. Maar voormalig burgerlijk gouverneur Julián Sancristóbal bevestigde later dat ij het document gezien had in het kantoor van de toenmalige minister van Defensie, Narcis Serra. Perote gaf toe dat volledige paragrafen letterlijk werden overgenomen uit een vroeger boek(je) getiteld, "Estudio confidencial de la Lucha Antiterrorista" (vertrouwelijke studie over de antiterrorismestrijd), dat uitgegeven werd dood Cesid in 1979.

Manglano bevestigt dat hij "nooit, nooit, nooit" over terrorisme praatte

met president González

El País - Madrid - 11/06/1998

"Ik heb nooit, nooit, nooit, thema's over terrorisme besproken met de president van de regering", verzekerde Manglano op het proces Marey. "Ik ontken ook maar éénmaal de stempel van GAL te hebben gezien. Ik ontken gesprekken te hebben gevoerd met kolonel Perote over komende acties tegen ETA in Frankrijk. Ik herhaal dat Cesid tot het definitieve besluit gekomen was dat die acties onaanvaardbaar waren".

Generaal Manglano verzekerde dat hij weet had van de stichtingsakte tot dat hij er over werd ondervraagd in september 1995 door magistraat Eduardo Móner. "Dergelijk document verbaasde me. Ten eerste omdat het geen verantwoording geeft over het domein van het terrorisme (van ETA), ten tweede omdat het een transcriptie is van een document uit 1979 en ten derde omdat het niet de uitgiftezegel van Cesid bevat. Dat laatste is heel logisch, want als het "Cenrtum" (Cesid) beslist had die acties af te keuren, is het begrijpelijk dat er niet voor verspreiding gezorgd werd. Het was gewoon een studie van de Agrupación Operativa (de operatieve groep) en dat is de enige waarde die men er aan moet hechten". Hij voegde er nog aan toe dat hij er geen weet had of de acties die in Frankrijk uitgevoerd werden in verband kunnen gebracht worden met dit document.

Marey legt vandaag een verklaring af

El País - Madrid - 16/06/1998

Vandaag, 16 juni 1998, komt Segundo Marey zelf aan het woord. Hij zal in de mogelijkheid gesteld worden om zijn versie van de feiten te geven, over de behandeling in de hut te Colindres, gedurende de 10 dagen vrijheidsberoving. Er zal ook een oplossing moeten gezocht worden voor de schadevergoeding: Marey eist 125.000.000 peseta's, de aanklager biedt 36.000.000 peseta's.

Marey verzekerde eerst dat hij alles nog goed wist, maar moest even later bekennen dat "alles" eigenlijk moest vertaald worden in "veel". Hij verklaarde te twijfelen aan de waarheidsgetrouwheid van de verklaringen van de beklaagden, maar zelf haalde hij geen punten aan die in tegenspraak waren. In zijn voorlopige besluiten verwees de aanklager naar de erbarmelijke situatie waarin Marey moest leven, naar de reacties van terreur, naar de neurose, de chronische bronchitis, enz...

Cascos beschuldigt González van "oprichting, organisatie en financiering"

van GAL

El País - Madrid - 22/06/1998

De eerste vicepresident van de regering Aznar, Francisco Álvarez Cascos, werd op 22 juni 1998 op vraag van José Barrionuevo opgeroepen om te getuigen. Hij verklaarde voor het Hof dat er voldoende en overtuigende elementen aanwezig waren om aan Felipe González de volledige verantwoordelijkheid voor GAL toe te schrijven, zowel wat betreft de totstandkoming, de oprichting, de organisatie, de financiering en de finalisering van de acties van GAL.

Álvarez Cascos onderstreepte meermaals de politieke verantwoordelijkheid van Felipe González. Hij nam ook José Barrionuevo op de korrel omdat Barrionuevo hem gevraagd had tussen te komen bij de Gerechterlijke Macht over zijn toestand. Daarop verweet Barrionuevo de vicepresident dat hij de waarheid vervalste. De vicepresident vertelde over de gesprekken van januari 1995 dat José Barrionuevo hem vroeg tussen te komen. Op dat moment was Barrionuevo nog niet veroordeeld en zelfs nog niet gedagvaard.

González: “Nooit heb ik acties bevolen in Frankrijk”

El País - Madrid - 24/06/1998

Felipe González, de voormalige president van de PSOE-regering, verklaarde op 23 juni 1998 dat hij nooit acties bevolen heeft in Frankrijk, want dat zou de strijd tegen ETA schaden. Hij verwees naar een document van november 1983 waarin hij, samen met Mitterrand, een compromis bereikt had voor een hervorming in de antiterrorismepolitiek: uitleveringen en deportaties. De ommezwaai in de Franse regering, hoewel een paar jaar later, schreef hij niet toe aan de acties van GAL, maar aan zijn tussenkomsten om samen te werken.

Felipe González ontkende ook dat José Barrionuevo enig voorstel in die richting zou gedaan hebben: "Nooit heeft hij mij een dergelijk voorstel voorgelegd. Hij niet, en niemand anders".

Over de heibel met magistraat Garzón (geen minister geworden) wilde hij nog het volgende kwijt. Het was Barrionuevo die zich verzet had tegen de 2de plaats van Garzón op de lijst. Ze konden elkaar niet uitstaan. Ook voor een ministerpost verzette hij zich. Toen de advocaat van Barrionuevo, Pablo Jiménez de Parga, vroeg of González zich herinnerde of hij ooit met Garzón (toen staatssecretaris) gepraat had over de toestand van Amedo en Domínguez, antwoordde hij: "Ja, occasioneel. Zoals ik dat deed met alle verantwoordelijken van Binnenlandse Zaken".

Ibarra: "Als Felipe González mij geen minister maakt,

zal hij zich mij heel zijn leven herinneren"

El País - Madrid - 25/06/1998

Op 24 juni 1998 stond de magistraat van de Audiencia Nacional, Baltasar Garzón, dus in het brandpunt van de belangstelling. De verdediger van Rafael Vera had ook de president van de Junta de Extremadura (regering van Extremadura), de socialist Juan Carlos Rodríguez Ibarra, opgeroepen als getuige. Hij verklaarde dat Garzón hem in 1993 het volgende gezegd had: "Als Felipe González mij geen minister maakt, zal hij zich mij heel zijn leven herinneren. Hij weet heel goed dat ik voor minister ga". Dat gesprek had plaats op de sluitingsdag van de verkiezingscampagne te Mérida. "Toen al dacht ik dat Garzón iets in de mouwen zitten had (verborgen agenda), waarmee hij González onder druk kon zetten. Toen ik het later aan González vermeldde, had hij geen commentaar".

Ook ex-minister van Binnenlandse Zaken, José Luis Corcuera, kwam getuigen: "Ik zag Garzón op 15 juli 1993 in de Zomeruniversiteit in El Escorial. Hij riep mij apart en begon over de toestand van Amedo en Dominguez (in verband met veroordeling tot 108 jaar). Hij zei mij dat ook ik voorstander was van kwijtschelding van straf. Het viel mij op dat Garzón bijzonder ijverig was om de kwijtschelding toe te kennen. Hij onthulde dat Dominguez over documenten beschikte die "niet-geïdentificeerde personen" zouden kunnen schaden. Hij had kennis van die documenten nog voor hij de 2de plaats op de lijst van Madrid toegewezen kreeg".

De secretaris van Vera doet zijn beklag

El País - Madrid - 30/06/1998

De privé-secretaris, Juan de Justo, van staatssecretaris Rafael Vera verklaarde dat Baltasar Garzón hem 100 dagen liet opsluiten omdat hij geweigerd had zijn baas Rafael Vera in de zaak GAL te betrekken. Garzón liet hem opsluiten in Alcalá-Meco (Madrid) nadat hij De Justo het volgende toewierp: "Jij hebt niet geantwoord, zoals ik het wilde. Als jij ons niet helpt, zullen wij jou ook niet helpen".

Het proces Marey komt in de eindfase

El País - Madrid - 06/07/1998

Vandaag, 6 juli 1998, gaan we in rechte lijn naar het einde van het proces. De twee laatste experts komen nog aan bod: de grafologen, Tomás Martín Sánchez en María Ángeles Muñoz Menéndez. In deze zaak stond de koepel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken terecht

De 'zaak Marey' wordt deze week afgesloten

El País - Madrid - 13/07/1998

De zaak Marey, het eerste proces over GAL, wordt deze week, als er zich geen onvoorziene omstandigheden voordoen, afgesloten. Vandaag komen de advocaten aan de beurt met hun pleidooien: José María Stampa, advocaat van Julián Sancristóbal, Manuel Cobo del Rosal, advocaat van Rafael Vera en Pablo Jiménez de Parga, advocaat van José Barrionuevo.

José María Stampa, insisteerde op vrijspraak voor Sancristóbal, verwijzend naar een akkoord tussen regering en rechterlijke macht om begin de jaren 80 aan 106 leden van ETA-pm te vrijspraak toe te kennen.

Manuel Cobo del Rosal vraagt de nietigheid van het proces omwille van de manifeste vijandigheid van magistraat Garzón, ten tijde van zijn korte politieke loopbaan, ten aanzien van Rafael Vera. Hij vraagt het Hof ook de vrijspraak toe te kennen aan Rafael Vera omdat zijn deelname (medeplichtigheid) in de ontvoering van Segundo Marey niet bewezen werd. Hij beroept zich ook op de verjaring van de feiten en de daaruit volgende nietigheid van het proces.

De beklaagden krijgen het laatste woord.

De 2de Kamer start met delibereren

El País - Madrid - 5/07/1998

Het proces betreffende de ontvoering van Segundo Marey, de eerste actie die aan GAL werd toegeschreven, nam na 8 weken en 22 zittingsdagen op 5 juli 1998 een einde. De 11 magistraten trokken zich 10:00u in de morgen terug om te delibereren. De 11 magistraten zijn: José Jiménez Villarejo, Gregorio García Ancos, Luis Román Puerta, Enrique Bacigalupo, Joaquín Delgado García, José Antonio Martín Pallín, José Manuel Martínez-Pereda, Joaquín Martín Canivell, Cándido Conde-Pumpido, Roberto García-Calvo en José Antonio Marañón Chávarri.

Het Tribunal Supremo veroordeelt de 12 beklaagden

voor de ontvoering van Segundo Marey

El País - Madrid - 30/07/1998

JOSE BARRIONUEVO - MISDRIJF: Ontvoering en verduistering - STRAF: 10 jaar cel en 12 jaar absolute ontzetting

RAFAEL VERA - MISDRIJF: Ontvoering en verduistering - STRAF: 10 jaar cel en 12 jaar absolute ontzetting

JULIAN SANCRISTOBAL - MISDRIJF: Ontvoering en verduistering - STRAF: 10 jaar cel en 12 jaar absolute ontzetting

RICARDO GARCIA DAMBORENEA - MISDRIJF: Ontvoering - STRAF: 7 jaar cel en 7 jaar ontzetting

FRANCISCO ALVAREZ - MISDRIJF: Ontvoering en verduistering - STRAF: 9 jaar en 6 maanden cel en ontzetting

MIGUEL PLANCHUELO - MISDRIJF: Ontvoering en verduistering - STRAF: 9 jaar en 6 maanden cel

JOSE AMEDO - MISDRIJF: Ontvoering en verduistering - STRAF: 9 jaar en 6 maanden cel

MICHEL DOMINGUEZ - MISDRIJF: Medeplichtig aan ontvoering - STRAF: 2 jaar, 4 maanden en 1 dag cel en ontzetting

JULIO HIERRO - MISDRIJF: Illegale detentie - STRAF: 5 jaar en 6 maanden cal en 9 jaar ontzetting

JOSE RAMON CORCUJO - MISDRIJF: Illegale detentie - STRAF: 5 jaar cel en 8 jaar ontzetting

FRANCISCO SAIZ OCEJA - MISDRIJF: Illegale detentie - STRAF: 5 jaar en 6 maanden cel en 9 jaar ontzetting

LUIS HENS - MISDRIJF: Illegale detentie - STRAF: 5 jaar cel en 8 jaar ontzetting

Barrionuevo en Vera worden opgesloten

El País - Madrid - 10/09/1998

Op 10 september 1998 bieden ex-minister, José Barrionuevo en ex-staatssecretaris Rafael Vera zich aan bij de gevangenispoorten van Guadalajara om hun 10 jaar celstraf uit te zitten. De opsluiting had normaal de dag voordien moeten plaatshebben, maar Binnenlandse Zaken had eerste navraag gedaan op welke manier de straf zal uitgezeten worden. De kinderen van Barrionuevo en Vera kregen op die manier de tijd om socialistische militanten op te trommelen om hen massaal uitgeleide te doen aan de poorten van de gevangenis. In de thuishaven van beide veroordeelden waren veel vrienden en militanten samengestroomd om met hen de laatste uren in vrijheid door te brengen. De president van de regering, Felipe González, was één van de eersten die zich ten huize van Vera aanmeldde.

De uitgeleide aan de gevangenispoorten was veel massaler. Naast Felipe González werden ook nog Joaquín Almunia, José Borrell, José Bono, Manuel Chaves en Juan Carlos Rodríguez Ibarra opgemerkt, naast talloze militanten. (Nvdr: Is dat geen verheerlijking van het terrorisme?)

Het aantal manifestanten werd op meer dan 500 geschat en ze werden met bussen aangevoerd. En toch verzekerde de directie van de PSOE dat ze geen oproep hadden gedaan, dat dit een spontane volkstoeloop was.

Het Hooggerechtshof eist de onmiddellijke opsluiting

van de overige 10 veroordeelden in de zaak Marey

El País - Madrid - 22/09/1998

Nadat de 2de Kamer van het Tribunal Supremo, na bijna 3 uur delibereren, de vraag naar opschorting van straf voor de overige 10 beklaagden had afgewezen, werd de onmiddellijke opsluiting gevraagd.

>>>>>>>>