Semana pro-Amnistia

SEMANA PRO-AMNISTÍA de MAYO de 1977

Wat voorafging

De Semana Pro-Amnistía van mei 1977 zou doorgaan van 8 tot 15 mei 1977 in de provincies Araba, Gipuzkoa, Bizkaia en Nafarroa met als doel amnestie te eisen voor politieke gevangenen. Dus volop in politieke overgang of Transición. De diverse mobilisaties werden hardhandig en brutaal uiteengeslagen door de FOP-Fuerzas de Orden Público (handhavers van de openbare orde), met als resultaat 7 doden en tientallen gewonden (vooral door kogels).

De Semana Pro-Amnistía van mei 1977

De amnestieweek kleurt rood van het bloed en zwart van de rouw

8 mei - 11 mei 1977

Op 8 mei 1977 stond er in de krant “El País” te lezen: "Euskadi inició ayer una nueva campana pro amnistía total" (Euskadi startte gisterenavond een nieuwe campagne ten voordele van een totale amnestie)

Van 8 mei tot en met 11 mei 1977 was men getuige van ontelbare bezettingen, discussiefora en manifestaties. Het merendeel van die activiteiten werd verboden en met brutale energie onderdrukt. De charges van politie en Guardia Civil, en de daar uit voortvloeiende arrestaties, verliepen in stijgende lijn. Diverse partijen, ook de Partido Socialista de Euskadi, riepen op tot een “dag van de strijd” voor 12 mei 1977.

Donderdag, 12 mei 1977

De werkonderbrekingen namen uitbreiding en de repressie ook. In plaats van zich te beperken tot plastiek kogels en traangas, schakelden de ordetroepen over naar doeltreffende middelen: ze schoten nu met scherp. In de wijk Gros te San Sebastián werd een vrouw in de borst getroffen en dat terwijl ze in haar huis was. In Errenteria schoot de Guardia Civil in het wilde weg op de manifestanten. Er waren ook ontelbare kneuzingen en kleinere letsels, maar ook zeven personen (waaronder één ernstig) die door kogels geraakt werden. Een paar uur later bezweek de 78-jarige Rafael Gómez Jáuregui (de 1ste dode) aan de gevolgen. Omstreeks 20:30u werd het lijk van Rafael Gómez Jáuregui binnengebracht in het Sanatorio Nuestra Señora de Aránzazu.

Gipuzkoa was, zoals altijd, de voortrekker van het protest en vanaf de vroege uurtjes lag de gehele industriële sector plat. Bijna de totaliteit van de handelszaken en van de dienstencentra hadden de deuren gesloten, met uitzondering van San Sebastián en Irún, die zich later aansloten. Officiële bronnen gaven aan dat 70% de staking had opgevolgd en omstreeks het middaguur was dat opgelopen tot 100%.

In Bizkaia werd de oproep minder opgevolgd, in Vitoria waren er alleen manifestaties van studenten en in Navarra werden in het industriepark symbolische werkonderbrekingen gehouden van een kwartier.

Toen de dood van Rafael Gómez Jáuregui bekend geraakte, was de spanning te snijden, en overal werd de kreet gehoord: “Vosotros. fascistas, sois los terroristas” (Jullie, fascisten, zijn de terroristen) en werd er geroepen om de ordetroepen (voornamelijk Guardia Civil) te ontbinden.

Errenteria was praktisch van de buitenwereld afgesloten. Omstreeks middernacht kwam een volksvergadering samen op de Plaza del Ayuntamiento. Een 6.000 personen was er samengetroept en toen ze via de Calle Viteri wilden indraaien naar de Carretera de Lezo zagen ze 3 jeeps van de Guardia Civil voor zich. Na de eerste verrassing werden de koplichten aangestoken en reden de jeeps met volle snelheid op de menigte in, als schietend met plastiek kogels. De manifestanten begonnen barricades op te richten en de veldslag kon beginnen. Een kwartier later had een groep van 1.000 personen zich herenigd en trokken naar de kazerne van de Guardia Civil, waar alle Guardias hen stonden op te wachten met rubberkogels. De manifestanten maakten geen aanstalten om te stoppen, en toen werd er met scherp geschoten. Josu Ascasíbar San Martín, José María Tolosa, Julio Marqués Sein, Paquita Vila en Alberto Vidaurre werden geraakt in het been, de enkel, de dij of de arm.

Vrijdag, 13 mei 1977

De volgende dag, 13 mei 1977, werden de werkonderbrekingen uitgebreid tot een algemene staking. Overal werden barricaden opgetrokken en opnieuw vielen er slachtoffers door kogels. In Errenteria waren er verscheidene ernstige gewonden onder de manifestanten die de dood van Rafael Gómez Jáuregui wilden herdenken en aanklagen. Het is onbegonnen werk om alle manifestaties te beschrijven, maar een paar vreselijke gebeurtenissen verdienen toch onze aandacht.

In Pamplona raakte bekend dat 11.000 arbeiders het ordewoord van de staking hadden opgevolgd. Ook in andere lokaliteiten van Navarra was de opkomt heel hoog, zoals in Vera de Bidassoa en waar het gemeentebestuur een uitzonderlijke zitting had bijeengeroepen om totale amnestie te eisen.

13-5-77

José Luis Kano hil zuten

José Luis Kano werd vermoord

In Pamplona kwam in later in de avond tot ernstige incidenten. Terwijl een actie Pro-Amnestie verboden werden in het fronton Labrit, kwam het tot schermutselingen in de omgeving. Dicht bij het fronton, aan de samenloop van de Calle Calderería met de Bajada de Javier, in de oude stadswijk, betrapten “los grisis” van de Policía Armada (grises omwille van de grijze uniformen van de oproerpolitie) de 28-jarige José Luis Kano die een steen geworpen had. Hij werd de Bar Manuel (nu Bar Imanol) binnengesleurd, werd geslagen en gestamp dat het geen zicht was, en op hetzelfde moment hoorde men een schot afkomstig uit een pistool van de oproerpolitie. José Luis Kano (de 2de dode) werd in het hoofd getroffen en overleed ter plekke.

Alfredo García, toenmalig burgemeester van Ansoáin, was getuige van de feiten. Hij kon niet met zekerheid zeggen of het schot opzettelijke of per ongeluk was afgevuurd, maar kon wel stellig bevestigen dat na het schot de slagen en stampen voortduurden.

Later op de avond overleed nog een man van 72 jaar, Gregorio Maritxalar Ayestaran (de 3de dode), als gevolg van hartinfarct. Hij stond op zijn balkon te kijken hoe de Policía Armada een jongen in de Calle San Nicolás aan het afranselen was. Een kogel sloeg in op het balkon en hij deed een dusdanige schrik op dat hij het niet overleefde.

Nog op het balkon van zijn huis, in de Calle Estafeta werd een jongen van 15 jaar ernstig verwond door de inslag van een gummikogel.

De burgerlijke regering liet via een perscommuniqué weten dat José Luis Kano afkomstig was uit Errenteria (Gipuzkoa), en dat hierdoor aangetoond werd dat agressoren uit andere provincies speciaal naar Navarra gekomen waren om keet te schoppen.

De broer van José Luis Kano ontkende dit ten stelligste en bevestigde dat José Luis al van 4 mei in Pamplona aanwezig was op familiebezoek en omdat zijn moeder begraven ligt op het kerkhof daar.

Nog later op de avond werd een arbeider, Clemente del Cano Ibañez (de 4de dode), die door de Guardia Civil verplicht werd om barricades op te ruimen, ter hoogte van Erranteria op de autosnelweg Bilbao-Behobia aangereden en overleed ter plaatse.

Zaterdag, 14 mei 1977

In Pamplona was de algemene staking een feit. De stad leek bezet door de ordetroepen. Er waren zelfs speciale eenheden van de “Brigadas especiales” uit andere provincies opgeroepen. Het leek wel oorlog: de radiozenders “Radio Requeté en Radio Popular” zonden alleen klassieke muziek uit en regelmatig communiqués. Vooral één communiqué van het gemeentebestuur van Pamplona viel op:

1. Wij veroordelen met al onze energie en verantwoordelijkheid het optreden van de ordehandhavers die gisteren, 13 mei 1977, een gewelddadige dood veroorzaakten en verscheidene ernstige gewonden. Wij vragen, aan diegene die hiertoe de opdracht gaven, om een ernstige beperking van het gebruik van wapens aan te bevelen. Dit is absoluut noodzakelijk opdat de inwoners van Pamplona de ordehandhavers niet meer als vijanden zouden zien, maar als personen ten dienste van het volk.

2. Wij onderstrepen met felheid de eis dat de regering onmiddellijk alle politieke gevangenen vrijlaat. Alleen totale amnestie is een garantie voor noodzakelijke vrede in ons land op de vooravond van de verkiezingen.

3. Wij betuigen ons welgemeende medeleven met de familie van het slachtoffer, en roepen op om alle vlaggen halfstok te hangen als signaal van rouw.

4. Wij doen een beroep op alle politieke groepen en op de inwoners van Pamplona om de kalmte en de sereniteit te bewaren, emoties compatible met de smart en de verontwaardiging die wij allen samen delen.

5. Wij roepen de waarnemende burgemeester en de raadsleden don Miguel Javier Urmeneta Ajarnaute en don Juan Manuel Pérez Balda op om onmiddellijk naar Madrid te reizen en aan de president van de regering de verschrikkelijke toestand te melden en urgent adequate maatregelen te vragen

Ondanks de inname door de ordehandhavers bleven de bezettingen en de manifestaties doorgaan, zoals in de Avenida de Villava waar 3.000 manifestanten waren samengetroept. Dezelfde taferelen speelden zich af in andere steden en gemeenten van Navarra, zoals in Tudela, Vera de Bidasoa, Alzate, Alsasua, Lecumberri ...

In Ortuella (Bizkaia) viel opnieuw een dodelijk slachtoffer. Toen een groep vrienden terugkeerde van een vrijgezellenfuif en zij zich naar het centrum van de gemeente begaven, werden zij gevolgd door jeeps van de Guardia Civil, die met gedoofde lichten reden. Plots hoorden zij het geluid van de portieren die opsloegen en van de Guardias die uit de jeeps sprongen. Zij zetten het op een lopen, maar de Guardia Civil begon met scherp te schieten. Manuel Fuentes Mesa (de 5de dode), een lid van de CCOO-Comisiones Obreras, een vakbond, werd met een schot in het hoofd geraakt en overleed ter plaatse.

Ook in Gipuzkoa was de staking algemeen. Niet alleen fabrieken bleven dicht, maar ook banken en handelszaken. Ook de media hadden de drukpersen stilgelegd als antwoord op de moord van José Luis Cano Pérez. Regelmatig waren er opstootjes met veel gewonden, want ook hier waren de vreemde troepen van de “Brigadas especiales” ingeschakeld. San Sebastián leek wel een bezette stad. Vanaf de avond voordien hadden 1.630 personen zich verschanst in gemeentehuizen en kerken van 24 gemeenten in Gipuzkoa.

De gemeenteraad van San Sebastián was in spoedberaad bijeengekomen en eiste totale amnestie, strenge maatregelen tegen het geweld van de ordehandhavers en solliciteerden voor een gesprek met koning Juan Carlos.

De balans in San Sebastián was triest: Francisco Aramburu Lete werd geraakt en zijn toestand was kritiek. Hij was de 15de gewonde (10 door kogels) van de laatste dagen, en 3 onder hen bleven in kritieke toestand.

4.000 personen op de uitvaartplechtigheid te Errenteria

Ook op 14 mei 1977 werd de uitvaartplechtigheid gehouden voor Rafael Gómez Jáuregui (+12 mei 1977), afgeslacht door de Guardia Civil. De plechtigheid vond plaats in de kerk van de parochie Santa Mariá te Errenteria-Renteria. Vierduizend personen brachten een laatste groet.

Na de plechtigheid stapten de aanwezigen ordentelijk naar de Plaza del Ayuntamiento, het gemeenteplein, waar tientallen gewapende politieagenten hen stonden op te wachten. Van de Guardia Civil was na de middag niemand meer te bespeuren. De agenten nodigden de deelnemers uit om vreedzaam uit elkaar te gaan. De houding van de agenten stond lijnrecht t.o.v. wat de voorbije dagen te zien was, door o.a. de Guardia Civil. Ook de toon waarop zij door een megafoon de manifestanten toespraken, was een antithese: “A.u.b. willen jullie zich verspreiden. Wij zijn politie van het volk en voor het volk. Wij zijn gekomen om jullie te verdedigen. School niet samen en loop niet weg. Doe gewoon. Ga wandelen, ga naar een kroeg. Wij staan tot uw dienst.”

De manifestanten verdwenen langs de Calle Viteri en zijstraten langs de Alameda de Gamón. Een groep van 2.000 personen, later aangevuld met nog eens 1.000, begaven zich naar de plaats waar Rafael Gómez Jáuregui was neergeschoten.

Later op de avond begonnen jongeren terug barricades op te werpen in de voornaamste straten van het stadje. Een politieagent kreeg een steen in het gezicht, en omstreeks 19:30u zat het spel weer op de wagen. In de wijk Beraen hoorde men salvo uit machinegeweren. De Guardia Civil was terug. De 72-jarige Luis Santamaría Miquelena (6de dode) overleed aan de deur van zijn huis aan een hartinfarct, toen hij een veldslag tussen manifestanten en Guardia Civil aan het gade slaan was.

Zondag, 15 mei 1977

Gipuzkoa ontwaakte met verlaten straten. Het bericht over het dodenaantal was als een loopje verspreid. Alle activiteiten, ook sportwedstrijden werden geannuleerd. Gipuzkoa was in rouw.

Maar de spanning, die de vorige dagen te snijden was in Pamplona (Navarra), bleef voortduren. José Luis Kano zou vandaag ter aarde besteld worden. Hij had er familie en zijn moeder lag er begraven. Vierduizend personen waren omstreeks het middaguur samengestroomd om een laatste groet te brengen aan de overledene. Maar de oproerpolitie toonde geen enkel respect en chargeerde. Overal weerklonken salvo’s uit machinegeweren, de kogels ketsten af op alles wat in de weg stond: huizen, ramen, auto’s, groepen personen, waarvan een groot aantal al op het kerkhof aanwezig waren. Velen konden over de hekken springen en vluchten naar het nabij gelegen veld. Twee en een half uur later was de rust teruggekeerd, en dat duurde na de plechtigheid, de begrafenismis op Rotxapea. Het lichaam was nog maar net begraven of de oproeppolitie probeerde opnieuw met geweld de menigte uit elkaar te slaan. Een dokter raakte ernstig gewond.

In Bilbao (Bizkaia) duurden de schermutselingen de hele dag, vooral in de wijk Rekalde. Ook in Ortuella en Barakaldo waren er opstootjes met gewonden als gevolg van kogelinslag.

De zondag was met extreem geweld gestart. De lont werd aangestoken in de wijk Deusto omstreeks 11:30u. Barricaden, opgetrokken met autobussen, versperden veel toegangswegen. Rookbommen en stenen kruisten elkaar, en de Guardia Civil schoot met rubberkogels vanuit hun patrouillewagens.

Alsof de machtsontplooiing nog niet voldoende was, werd ook de aanwezigheid van “incontrolados”, ultrarechtse commando’s van ongecontroleerde groepen opgemerkt. Een van die groepen was om 03:00u in de morgen, met totale willekeur, overgegaan tot een strafexpeditie. Aan een “Restop” te Amorebieta, op de autosnelweg, werden een tiental jongeren, dat een ondernemingsfeest hadden bijgewoond, bedreigd met wapens door 6 incontrolados. Zij werden met de kolven van de pistolen geslagen en moesten op de grond gaan liggen waar ze nog eens hardhandig werden aangepakt. De incontrolados vuurden in het wilde weg en dreigden de jongeren om te brengen. Uiteindelijk kon het onfortuinlijke tiental vluchten naar hun wagens.

Bilbao had sinds het einde van de burgeroorlog dergelijk geweld niet meer meegemaakt, en een 7de dode kon aan de tabellen worden toegevoegd. Francisco Javier Fernández Núñez, uit Bilbao was het voorwerp geworden van een groep “incontrolados”. Hij werd brutaal geslagen door de groep, en toen Francisco Javier Fernández Núñez aanstalten maakte om een klacht in te dienen, werd hij door dezelfde groep volgegoten met cognac en ricinusolie. Hij overleed kort nadien.

Zware incidenten na de begrafenis van José Luis Kano

In juli 1976 belastte koning Juan Carlos de 43-jarige Adolfo Suárez met de vorming van een overgangsregering (1976-1977). De Cortes Franquista, waar veel hogere militairen deel van uitmaakten, werd afgebouwd. Een tweede opdracht was het “Proyecto de Reforma Política”, een project om de eerste verkiezingen in 40 jaar voor te bereiden op 15 juni 1977.

Naast deze twee zaken (vorming van een regering en verkiezingen uitschrijven) was er nog een derde kwestie: het toekennen van amnestie aan gevangenen of ballingen die veroordeeld waren op politieke gronden.

Voordien waren er al schuchtere pogingen geweest:

· Naar aanleiding van de kroning van Rey Juan Carlos werd op 25 november 1975 gedeeltelijke gratie verleend

· Als blijk van goede wil vaardigde de regering Suárez op 30 juli 1976 een beperkte amnestiewet uit (met uitsluiting van Etarras die op de 1ste rij stonden in het verzet tegen de dictatuur)

· en in maart 1977 werd die wet nog wat uitgebreid, maar terug met uitsluiting van Etarras

In januari 1976 werd in San Sebastián naar aanleiding van de uitbreiding van de “Ley de Asociaciones”, de wet op verenigingen, de eerste Pro-Amnestie formatie in het leven geroepen door een groep advocaten en door personen afkomstig uit de sociale sector. Die formatie werd de “Comisión Gestora de la Asociación pro Amnistía”, een bemiddelingskantoor ten gunste van amnestiemaatregelen. Er werden als gevolg daarvan kleinere “gestoras” (commissies) gevormd in diverse Baskische lokaliteiten en in Navarra.

Op 28 februari 1976 onderhielden zich 44 gestoras met de nieuwe burgerlijke gouverneur om hun legalisatie aan te vragen. Hij ging akkoord en liet zich zelf als lid inschrijven. Tussen 26 februari en 1 maart 1976 werd een eerste Pro-Amnestieweek georganiseerd. Ondanks de hevigheid waarmee de manifestaties werden uiteen geslagen, vielen er geen doden.

Met de algemene verkiezingen in aantocht werd op 30 april 1977 een vergadering belegd in Xiberta, nabij Anglet, met als deelnemers: PNV, ANV, EKA (Partido Carlista), ESEI, EHAS, LAIA (bai), ETAm, ETApm en een groep burgemeesters. Op het einde van de ontmoeting werd een commissie samengesteld die op 10 mei 1977 aan Adolfo Suárez de akkoorden van Txiberta moest voorleggen: totale amnestie, terugkeer van alle ballingen, uitwerking van een autonoom statuut voor Euskadi, nog voor de verkiezingen. Suárez moest toegeven dat hij in de onmogelijkheid verkeerde om nog voor 24 mei 1977 (start van de verkiezingscampagne) alle politieke gevangenen vrij te laten.druk werd nu stelselmatig opgevoerd.

De druk werd nu stelselmatig opgevoerd. Er moest een definitieve algemene amnestie komen voor al wie van de vorige maatregelen niet kon genieten (vooral ETA-leden en sympathisanten die op de 1ste rij stonden in het verzet tegen de dictatuur). De publieke opinie ijverde voor algemene amnestie omdat zij dachten op die manier de pacificatie in Euskadi en het einde van het geweld te kunnen bewerkstelligen. Onder impuls van de “gestoras” werd algemene mobilisatie geblazen door middel van een “Semana Pro-Amnistía”, een amnestieweek.

De lijkwagen, getooid met rode anjers en verscheidene Ikurriña’s, voorzien van zwarte rouwbanden, naderde de kerk van de Paters Kapucijnen, in de wijk Rotxapea. De kerk was tot in de nok gevuld en buiten stonden luidsprekers opgesteld om de 4.000 aanwezigen de mogelijkheid te bieden te mis te volgen.

De ex-rector van het seminarie van Pamplona, Jesús Lezaun, was voorganger en refereerde naar de momenten van extreem geweld in Eiskadi: “Als diegenen die nu aan de macht zijn amnestie hadden verleend, waren veel doden gespaard gebleven. De regering is de enige verantwoordelijke voor dit drama”.

Nadat José Luis Kano ter aarde was besteld, klonk uit alle monden een indrukwekkend “Eusko Gudariak”, en een “Agur jaunak” (tot ziens, heer). Gedurende een paar minuten werden slagzinnen geroepen voor totale amnestie en voor vrijheid voor Euskadi.

Bij het verlaten van het kerkhof stond de oproerpolitie de menigte op te wachten en chargeerde onmiddellijk, rookbommen en rubberkogels afschietend. De menigte werd erg zenuwachtig want veel dan die projectielen kwamen op het kerkhof terecht waar nog een massa volk aanwezig was. Een duizendtal personen, vooral vrouwen en kinderen, verkozen de toegangspoort te sluiten en op het kerkhof te blijven. Van daaruit belden zij om ambulances om een groot aantal onder hen te evacueren die ernstige zenuwaanvallen hadden gekregen.

Voor het kerkhof hadden veel manifestanten postgevat die de aanvallen van de oproerpolitie trotseerden en zich verweerden door met stenen en constructiemateriaal te gooien.

Na een uur kwamen de waarnemende burgemeester Velasco en het raadslid Muez ter plaatse. Zij riepen de Guardia Civil en de Policía Armada (los grises, met grijze uniformen) op om zich terug te trekken. Een 20-tal autobussen kwam ter plaatse om de vrouwen en kinderen te ontzetten. Het “slagveld” werd door de ordehandhavers (of zijn het ordeverstoorders) omstreeks 22:00u verlaten. Zij lieten 15 zwaar gewonden achter, onder wie de 25-jarige dokter Isidro Esteban, die er erg aan toe was.

Vanuit het aartsbisschoppelijke paleis van Pamplona werd een communiqué verspreid: “Wij klagen het gebruik aan van wapens als hulpmiddel voor de ordetroepen, vooral in Euskadi, omdat dit ethisch onverantwoord is en bovendien provocerend. De enige oorzaak van de onlusten is het gebrek aan de meest fundamentele rechten van personen: recht op vergaderen, recht op meningsuitdrukking, recht op verenigen… Het is onverklaarbaar en onmogelijk te vatten dat tijdens het huidige proces van democratisering, dit niet erkend wordt en al helemaal niet verdedigd wordt door de autoriteiten, die toch garanties moeten bieden voor de overgang naar de democratie”.

Maandag, 16 mei 1977

Op 16 mei 1977 werd dan over de drie provincies van Euskadi en over Navarra als protest tegen het brutale geweld een algemene staking uitgeroepen. De oproep werd in alle provincies massaal opgevolgd. Hoewel er ’s morgens nog een paar schermutselingen waren, bleven de confrontaties voor de rest van de dag beperkt. In Pamplona werden hospitalen bezet door dokters en verplegend personeel.

Er werd voorgesteld om de algemene staking over het hele grondgebied van Spanje uit te breiden, maar dit werd niet ondersteund door de communistische vakbond CCOO- Comisiones Obreras, in akkoord met de recent gelegaliseerde PCE-Partido Comunista de España (gelegaliseerd op 9 april 1977). Marcelino Camacho, toemalig verantwoordelijke voor de CCOO, argumenteerde: “Op dit ogenblik, wanneer de vrijheden nog heel fragiel verlopen, zijn wij de mening toegedaan dat de eerste zorg van de arbeidende klasse de consolidatie en de verdere ontwikkeling van die vrijheden is. Alle acties die dit kunnen destabiliseren zijn in de contramine met de arbeidende klasse”. (Marcelino Camacho. Citaat uit “Memoria de la Transición”).

Toch waren er steunbetuigingen en bezettingen in Madrid, Barcelona, Valladolid, Salamanca, Zaragoza en Santiago de Compostela.

Dinsdag, 17 mei 1977

Normalisatie in Gipuzkoa

Het dagelijkse leven in Gipuzkoa keerde op 17 mei 1977 geleidelijk aan terug naar een normaal verloop. De afwezigheid van de Guardia Civil en de Policía Armada droegen er in grote mate toe bij. In de straten van steden en gemeenten waren de sporen van geweld (resten van barricades, uitgebrande auto’s, losgerukte zitbanken, massa’s stenen) nog goed zichtbaar, vooral te Errenteria die de gewelddadigste periode uit de geschiedenis achter zich liet. Maar de balans was disproportioneel geweest: naast doden en zwaar gewonden was er ook de brand geweest, als gevolg van een rookbom van de Guardia Civil, in het gebouw waar een Oxfordcollectie bewaard werd (waarde 4.000.000 peseta’s). Opvallend was ook de aanpak geweest van de ordetroepen. Terwijl een manifestatie van meer dan 12.000 personen in San Sebastián op zondag, relatief rustig verliep, chargeerde de oproerpolitie met een nooit geziene brutaliteit op een manifestatie van 5.000 personen.

20 mei 1977: Antwoord van de regering

Op 20 mei 1977, exact samenvallend met een actie van de “Bereziak” (speciale commando’s) van ETA-pm (de ontvoering van de ondernemer en ex-burgemeester van Bilbao, Javier de Ybarra Berge), aanvaardde de ministerraad tot ieders verbazing een formule van clementie. De zes ter dood veroordeelden van Burgos, samen met nog andere ETA-gevangenen, werden het land uitgewezen. België, Zwitserland, Denemarken, Nederland en Noorwegen waren bereid de ballingen op te nemen. Zweden weigerde zonder een officiële verklaring te geven. Maar officieus lekte uit dat de regering van Olaf Palme voorstander was van totale amnestie en dus niet wilde meewerken aan halfslachtige oplossingen. Na de zomer van 1977 volgde dan de laatste amnestiemaatregel.

De laatste amnestiemaatregel

Na de zomer van 1977 onderhandelde de regering en de oppositie een gemeenschappelijk project: “Ley de Amnistia”. De wet “Ley 46/1977” goedgekeurd in het Congres op 6 oktober 1977 en van kracht op 15 oktober 1977, was een koehandel. Er werd een soort ruil opgezet: de gevangenen die geageerd hadden tegen de dictatuur werden in vrijheid gesteld, maar het dictatoriale regime van Franco kreeg algemene absolutie en werd nergens voor verantwoordelijk gesteld. Op die manier bleven de willekeur van het staatsterrorisme (het ergste moest nog komen), de folteringen, de arrestaties ongemoeid. De wet liet wonden open en nam hierdoor meer en meer afstand van de mogelijkheid op de onontbeerlijke voorwaarden om een duurzame vrede te garanderen.

De weken volgend op het van kracht worden van de wet werden de laatste 30 politieke gevangenen (allemaal gerelationeerd met ETA) vrijgelaten. De wet voorzag ook in het ofwel seponeren van alle gerechtelijke onderzoeken (als er al waren) ofwel het niet onderzoeken van de verantwoordelijken voor de doodseskaders van het staatsnationalisme (b.v. de gebeurtenissen op Montejurra van mei 1976).

Fran Aldasoro was de laatste politieke gevangene die als gevolg van de “Ley de Amnistía” in vrijheid gesteld werd. Maar de celdeuren bleven niet lang open. Het jaar daarop in 1978 noteerde men alvast terug een bevolking van 102 politieke gevangenen, en al vlug begonnen de cellen weer vol te lopen. Daarom is de strijd voor amnestie zowel methode als doel. Het bereiken van een vredesakkoord heeft veel te maken met het toekennen van amnestie.

“Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen”, maar in Spanje begrijpen ze geen Nederlands. Toen men de Grondwet 1978 goedgekeurde, werd het artikel 62(i) opgenomen dat voorzag in een verbod op algemene kwijtschelding van straf. Vanaf die datum is alleen clementie mogelijk per individueel geval.

Evolutie politieke gevangenen vanaf 1978