Koninkrijk

Het koninkrijk Navarra valt uiteen

Even goed als de heerschappij van Sancho III er in slaagde een ongekende politieke integratie te bewerkstelligen, even erg opende zijn dood in 1035 de poorten voor de ontbinding ervan. Hij verdeelde zijn koninkrijk onder zijn 4 zonen:

    • García Sánchez III "El de Nájera", kreeg Pamplona, Álava, een groot deel van het graafschap Castilla en een paar gronden in Aragón.

    • Ramiro I Sánchez de Aragón, kreeg grote delen van Aragón en Navarra.

    • Fernando I "El Grande", kreeg het resterende deel van Castilla en León.

    • Gonzalo Sánchez, kreeg Sobrarbe en Ribagorza en een paar afgelegen gebieden in Aragón.

De koninkrijken Castilië en Aragón kregen op die manier de macht in de schoot geworpen, door de zwakte van het oude koninkrijk Navarra en door het feit dat de zonen van Sancho III niet van het hetzelfde kaliber waren als hun vader. Vanaf dat ogenblik begon de decadentie van de Baskische staat en van de politieke eenheid van de Baskischsprekende bevolking. Begin 14de eeuw werden de eerste decreten en ordonnanties uitgevaardigd die een verbod oplegden op het gebruik van de Baskische taal, het Euskara, op het grondgebied van Castilië en Aragón.

Teruggrijpend naar de beroemde historicus Tomás Urzainqui willen wij volgende quote aan te halen: “Voor de invasies door Castilië werd er niet gesproken over “historische territoria” of “Baskische staten” (let op de meervoudsvorm!), omdat al die territoria, Araba, Bizkaia, Gipuzkoa, Lapurdi (Labourd) en Zuberoa (Soule), politiek gezien onder het gezag van Navarra vielen, als één geheel”. Pas later sprak men van “historische territoria” in het meervoud omwille van een frauduleuze bruikbaarheid. Deze precisie is noodzakelijk om het proces van ontbinding te begrijpen, omdat de Spaanse historiografie ten onrechte blijft hameren op “vermeende onafhankelijkheid van elk van de provincies afzonderlijk”.

Op die manier schotelde de Spaanse geschiedschrijving ons voor dat elk van die territoria “vrijwillig” aansluiting zocht bij Spanje (Spaans revisionisme). De eerlijkheid gebiedt ons te stellen dat die territoria geannexeerd werden door middel van bloedige militaire veroveringen, als de opportuniteit zich voordeed. Het koninkrijk Castilië had zijn oog laten vallen op de havens aan de Cantabrische kust. De opportuniteit die zij konden benutten, was de politieke en economische zwakte van het opgedeelde koninkrijk Navarra, belaagd door de koninkrijken van Castilië en Aragón.

Castilië had ook een moreel doekje voor het bloeden: een morele dekking om tot de invasie over te gaan. Volgens de pauselijke bul “Pastor Illae Caelestis” zouden alle koningen van Navarra geëxcommuniceerd (in de ban van de kerk) zijn. Deze bul zou wel eens een vervalsing kunnen zijn, maar na het 3de Concilie van Lateranen in 1179 (waarin de katharen in Zuid-Frankrijk in de ban worden geslagen), zouden ook alle Basken geëxcommuniceerd zijn. Eén van de rechtvaardigingen voor de inval in het westelijke deel van het koninkrijk Navarra is deze: “Dit is de weg door de voorzienigheid uitgestippeld, aangezien de eerste koning van Navarra, Eneko Haritza, onwettig was. Hij kon de monarchie niet erven. Daarom voorziet de Voorzienigheid het feit dat het koninkrijk in handen komt van de Reyes Católicos”.

In het jaar 1200 werd Gipuzkoa onder de voet gelopen door de legers van Castilië, en Gipuzkoa moest de heerschappij van die koning aanvaarden, die Señor de Gipuzkoa werd. Enkele jaren later gebeurde iets gelijkaardigs met Bizkaia en het Graafschap Durango (Condado de Durango). Nu lag alleen nog Araba in de weg om toegang te krijgen tot de zee. De slag om de havens was weliswaar ook in 1200 begonnen, maar pas na 132 jaar bezetting, meer bepaald in 1332, moest Araba de Castilliaanse koning als Señor de Araba aanvaarden. Op die manier werd, door militaire bezetting en verovering, het westelijke deel van het koninkrijk Navarra afgescheiden en het oude koninkrijk gereduceerd tot Nafarroa Garaia (Spaans) en Nafarroa Beherea (Frans), aan beide zijden van de Muga, de grens, en Lapurdi (Labourd) en Zuberoa (Soule).

Een volgende mijlpaal in de teleurgang van de soevereiniteit van Navarra was de unie tussen Castilië en Aragón. Als de verovering door Castilië van de Baskische provincies een diepe wonde naliet, nog altijd bloedend tot op de dag van vandaag, dan is de datum van 1512 een nieuwe mijlpaal die gebruikt wordt door Spanje om het historische bestaan van Euskal Herria te negeren.

In Navarra stonden op dat ogenblik twee vijandige machtsgroepen tegenover elkaar: de “Agramonteses” en de “Beaumonteses”:

1. Agramonteses is de naam van een groep edelen die zijn oorsprong vindt in Neder-Navarra (het zuidoostelijk deel van toenmalig koninkrijk van Navarra, tegenwoordig horend bij Frans Baskenland). De Agramonteses vormden oorspronkelijk een bondgenootschap met de Aragonezen en later met de Fransen. De Agramonteses kozen in het conflict om de kroon van Navarra de kant van koning Johan II van Aragón. Deze streed tegen zijn eigen zoon, Karel van Viana, die gesteund werd door een rivaliserende groep van edelen, de Beaumonteses.

In 1512 viel Ferdinand II van Aragón het koninkrijk Navarra aan met steun van de Beaumonteses. Een Castilliaans leger onder aanvoering van Fadrique Álvarez de Toledo, de 2de hertog van Alva, viel Navarra binnen, geholpen door Beaumonteses gidsen. Dankzij de steun van de Beaumonteses wordt Navarra binnen korte tijd door Castilië veroverd. Frankrijk probeerde in de jaren daarna Navarra te heroveren en gebruikt daarvoor de steun van de Agramonteses en Hendrik II van Albret (1503-1555), de zoon van de afgezette koningen van Navarra (Cathalina van Foix en Johan III van Albret). In 1516 vonden een inval plaats en in 1521 volgt een invasie door een leger bestaande uit Fransen en huurlingen, maar dat leger wordt in hetzelfde jaar in de slag van Noáin verslagen. Tijdens de laatste poging sloot echter ook een deel van de Beaumonteses zich bij de Agramonteses aan.

2. Beaumonteses is de naam van een groep edelen aangevoerd door het Huis van Beaumont. De Beaumonteses speelden een belangrijke rol in de geschiedenis van het koninkrijk van Navarra in de 15de en de 16de eeuw. In de strijd tussen Johan II van Aragón en zijn zoon Karel van Viana om de troon van het koninkrijk van Navarra, kozen de Beaumonteses in 1450 de zijde Karel van Viana. De belangrijkste rivaliserende groep van edelen binnen Navarra, de Agramonteses, koos partij voor Johan II en diens vrouw Johanna Enriquez. In 1451 worden de Beaumonteses bij Aibar verslagen. Zowel de Beaumonteses als de Agramonteses onderhielden banden met groeperingen in het Westelijk Baskenland. De Beaumonteses onderhielden ook een goede relatie met het koninkrijk van Castilië, terwijl de Agramonteses steun zochten bij het Franse koningshuis en bij het Huis van Albret.

Als de koningen van Navarra een op 18 juli 1512 een verbond sluiten met Lodewijk XII van Frankrijk (het Traktaat van Blois), besluit Ferdinand II van Aragón op 19 juli 1512 met zijn troepen Navarra aan te vallen. Dit gebeurt vanuit Alava, op 21 juli 1512. Dankzij de steun van de Beaumonteses wordt Navarra binnen de kortste keren door Castilië veroverd.

Door het Spaanse staatsnationalisme wordt tot op de dag van vandaag de annexatie van Navarra omschreven als een “vrijwillige bijdrage van Navarra aan de constructie van een verenigde Spaanse natie”. Om die moedwillige valse voorstelling van de feiten te ontkrachten, volstaat een tekst uit 1513 opgesteld door een nauwe medewerker van de 2de hertog van Alva. In zijn geschriften laat hij er geen twijfel over bestaan dat het een bijzonder bloedige en brutale militaire verovering betrof, tot stand gekomen door argumenten van politieke en strategische aard. Met andere woorden: een verovering, een annexatie met een imperialistisch karakter. Op het einde van de tekst staat te lezen: “Dit is het einde van de oorlog in Navarra. Tot meerdere eer en glorie van onze Verlosser, Jezus Christus, en zijn gezegende moeder, stopt hier de “conquista” (de verovering, het in bezit nemen) van Navarra”.

Bij de dood van Fernando el Católico, de katholieke koning van Castilië, in januari 1516, wordt een tegenaanval gelanceerd in Navarra. Bij het binnentreden in Navarra van de opstandige troepen tegen de Castilliaanse bezetter, breken in verscheidene steden opstanden uit, zoals in Sangüesa, Olite en Marcilla, maar deze worden in de kiem gesmoord en de overgave wordt ondertekend.

Buiten nog één wapenfeit, de inname van het Amaiurkasteel in 1518, bleef het bij vechten tegen de bierkaai. Maar in mei 1521 breekt een algemene opstand los, die van binnenin georganiseerd werd, in heel Navarra, ook in de steden waar de Beaumonteses aan de macht zijn. De recuperatie om het koninkrijk Navarra was nog ooit zo bloedig geweest. Het merendeel van het grondgebied kon heroverd worden, maar dan kwam de veldslag te Noáin (*) waarbij het verzet "uitgeschakeld" werd.

(*) De veldslag te Noáin was het oorlogstreffen tussen Navarrese en Castilliaanse troepen, dat plaatsgreep in de velden van Noain, Barbatain en Ezkirotz, gelegen aan de uitlopers van de Sierra de Erreniega.

Het pleit werd beslecht op 30 juni 1521 in de “Batalla de Noáin”, de veldslag te Noáin, waar meer dan 5.000 strijders uit het Navarra-kamp sneuvelden. Vijf dagen later werd in Iruñea-Pamplona de overgave ondertekend. Volgens een zekere Alesón, “werd Nafarroa uit de cataloog van de naties weggewist”.

In de context van het toenmalige Europese feodale systeem, was de Baskische staat, zoals veel auteurs beschreven, “een oase van verdraagzaamheid”. De Baskische traditionele wetten en gewoonten waren een voorbeeld van respect en vrijheid, met eerbied voor wat nu de mensenrechten worden genoemd. De Baskische staat was ook geen militaire staat, en toen de invallen begonnen, vluchtten velen over de Muga naar het noorden van de Pyreneeën, Iparralde. Hier werden, onder auspiciën van de koningen van Navarra, de eerste boeken in het Euskara gepubliceerd.

>>>>>>>>