Gruwelen van de Spaanse Burgeroorlog

Ik zal geenszins ontkennen dat er aan de kant van de republikeinen geen gruwelen en wandaden gebeurd zijn, integendeel. Moord, wederrechtelijke executies, verkrachting, kerken en kloosters afbranden, geestelijken liquideren, noem maar al het onmenselijke op en het heeft plaatsgevonden. Grafschennis en tentoonstellen van geraamten in lijkkisten van vooral geestelijken genoot hun voorkeur.

Maar hiervoor waren vooral de anarchisten en de communisten van de CNT verantwoordelijk. Aangezien mijn webstek zich beperkt tot Baskenland moet ik vaststellen dat noch de PNV, noch de nationalisten aan die wandaden hebben deelgenomen. Ik heb er althans niets over gevonden. Wat Baskenland betreft heb ik wel wandaden gevonden gepleegd door de opstandelingen. Het ligt niet in mijn bedoeling alle feiten toe te lichten, maar ik heb toch een klein aantal (8 items) in de schijnwerper willen plaatsen. Dat dit alles gebeurde in de naam van het "kruis" (La Cruzada) maakt het alleen maar erger.

In de Sint-Pietersbasiliek van Rome werden op 28 oktober 2007, onder impuls van obscure organisaties als Opus Dei, 498 katholieke geestelijken zalig verklaard (Zaligverklaring).

Crimineel "bevel" tot vertrek in vrijheid

Op 31 maart 1937 ondertekent de toenmalige gedelegeerde voor Openbare Orde, Joaquin Pelegrín een crimineel "bevel tot vertrek in vrijheid", voor 16 Basken van de gevangenis in de Calle Paz (de Vredestraat!) in Vitoria-Gasteiz. De celdeuren gingen voor hen open. Officiële gevangenbewaarders zoals Gándara of Galo Zabalza, gekend als brutale folteraars en killers in de verschillende concentratiekampen die in Araba-Álava opgericht waren (Het Convent van de Padres Paúles in Murgia, het oude badkuuroord van Langraitz, Miranda de Ebro of de Gevangenis van Gasteiz) feliciteerden op een cynische manier de gevangenen waarna ze op vrachtwagens geladen werden en naar de berg Azazeta (De dodentocht naar Azazeta) gebracht, een zestal km voorbij de afslag naar Estibaliz, richting Estella-Pamplona. In een bos op amper 100 meter aan de rechterkant van de weg werden ze met een schot geliquideerd en in een ondiep massagraf gegooid.

Verrassend is de getuigenis van de priester Pedro Anitua Aramberri, familielid van één der slachtoffers, die zich tot de overste van de Jezuïeten van Álava (Padre Recalde) wende met de vraag naar details van de verdwijning van de vrijgelatenen van de nacht voordien. Padre Recalde erkende dat hij optrad als biechtvader en dat de genoemde personen geëxecuteerd en begraven waren op de Azazeta (berg). Pater Anuita Aramberri maakte jaren later het bestaan van de lijken bekend. Bij het onderzoek van het massagraf, na het opgraven van drie lijken die door de familie gevraagd was, verklaarden de lijkschouwers en de geneesheer van het naburige dorp Dulantzi, dokter Carlos Lazpita, dat de meeste gevangenen gewoon levend begraven waren! Gedurende de Franco-dictatuur, 40 jaar lang, bleven de overige 13 lijken gewoon in dat gat liggen!

Deze geschiedenis, de waarheid over het voorval, werd door de ouderen in de oren van de jongeren gefluisterd om niet verrast te worden door de informanten van het regime. Op 31 juli 1978, bijna drie jaar na de dood van de dictator, werden de overige lichamen opgegraven en tijdens een familieceremonie overgebracht naar het kerkhof van El Salvador.

Na de "glorierijke militaire staatsgreep" werden in de provincie Araba-Álava (met hoofdstad Vitoria-Gasteiz) 4.000 personen opgepakt, waarvan er 300 werden gefusilleerd. Duizenden jongeren werden verplicht "vrijwillig" dienst te nemen zoniet werd het hele familiebezit aangeslagen. Ook kreeg het Baskisch front een groot fascistisch offensief te verduren met de medewerking van bommenwerpers van het Nazistische Legioen Condor. Het ging niet enkel om aanvallen op militaire doelen (Albertia, Jarindo) maar ook op burgerdoelen zoals Otxandio of Durango. Op die manier wilde men in enkele weken komaf maken met de Baskische weerstand, zowel in bezet gebied als in de zone die zich nog niet onder hun controle bevond.

Spaanse strafkampen

A. Na de Burgeroorlog (1936-1939) werden in de "Verradersprovincies" (zoals Baskenland genoemd werd!) verschrikkelijk veel mensen gearresteerd en in concentratiekampen opgesloten. Velen verloren er het leven. Door ontbering of door liquidatie. "Elke avond kwamen de Falangisten een aantal gevangenen halen en die zagen we nooit meer terug." Eén van die kampen, Fort San Markus, ligt in de buurt van Oiartzun en is nu gerestaureerd. Er worden conferenties georganiseerd en er is een barrestaurant. Het panorama over de streek is enorm! Een ander fort, Fuerte de San Cristóbal, op de berg Ezkabe (*), buiten Pamplona, langs de snelweg naar het Noorden is moeilijker bereikbaar.

Concentratiekamp in het Franse Prats de Molló

"Haiza erein zenutenoi-Voor hen die het zaad uitstrooiden" is de titel van een tentoonstelling die in 2003 te Arrasate (Mondragón) liep naar aanleiding van de 110 gefusilleerde Basken (onder wie zes vrouwen) uit de stad en 8 andere gemeenten uit de omgeving: Arrasate (46), Elgeta (4), Bergara (15), (Telesforo Monzón was tijdig de Muga kunnen oversteken!) Antzuola (1), Oñati (20), Aretxebaleta (10), Eskoriatza (7), Gatzaga (6) en Aramaio (1).

De eer aan zichzelf houden

Askatasuna eta Errepublikaren bizia eman zuten

(Voor de Vrijheid en de Republiek gaven zij hun leven)

22.05.1938 - 22.05.1988

In Euskalduna Jauregia sprak historicus Professor Ricard Vinyes over de 104 à 190 Spaanse concentratiekampen die tijdens en na de Burgeroorlog door de fascisten werden ingericht, en over de 350.000 à 500.000 personen die er in het kamp van Miranda de Ebro terecht kwamen (en het kamp vaak niet meer levend verlieten), maar ook over de experimenten met vrouwelijke gevangenen in Malaga. Alle Republikeinen, Communisten, Separatisten, Marxisten en Rooien waren slecht en corrupt. En de Basken waren de ergste van al.

De vrouwen dienden hun kinderen afgenomen te worden, liefst nog vóór ze hen de borst hadden kunnen geven. De kinderen kwamen dan terecht bij personen die het Regime gunstig gezind waren en ze kregen dan "José-Antoniaanse-namen" (naar José Antonio Prima de Rivera, stichter van de fascistische Falange), hun ziel werd dan gezuiverd en hun hersenen gespoeld. De meerderheid kwam uiteindelijk in kloosters terecht. Vele kinderen van Republikeinse ouders werden zodoende kloosterzuster! In 1943 werd hun aantal op 12.623 geschat.

(*) Op 22 mei 1988, ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de vlucht uit Fuerte de San Cristóbal, werd een monoliet opgericht ter nagedachtenis aan de duizenden gevangenen die in dat strafkamp verbleven hebben tussen 1934 en 1945. Het was een van de meest gevreesde strafkampen uit het de Francoperiode.

Op 22 mei 1938 namen 795 opgesloten Basken (samen met een aantal Spaanse republikeinen) het besluit "de eer aan zichzelf te houden." In een hopeloze poging hun lot te "verbeteren", stortten ze zich in groep naar beneden. "De jacht" werd meteen "open" verklaard en niet minder dan 200 vluchtelingen werden als konijnen neergeknald of achteraf geëxecuteerd! In de pers werden er indertijd niet veel woorden aan vuil gemaakt en als er al over het voorval gerept werd, dan werd gezegd dat het om gevangenen van gemeen recht handelde. (Daar mocht dus op geschoten worden!)

Ook voor de bewoners uit de omgeving gold een omerta, o.a. omdat er nogal wat mensen mee hielpen aan de vangst van de vluchtelingen die het tot beneden gehaald hadden. Er werd inmiddels een monoliet opgericht ter ere van de meer dan 4.000 mannen en vrouwen die er ooit verbleven (In het jaar 2000 werd het al eens beschadigd, zonder dat de daders gevat werden; gisteren, 26 mei 2006 werd het totaal verwoest door grafschenners). De eerste herdenking vond plaats in 1988, bij de vijftigste verjaardag en sedertdien is er veel veranderd, aldus Koldo Pla, de voorzitter van de organiserende vereniging Txinparta.

Veel familieleden probeerden informatie te verzamelen, want in Spanje kan je bij officiële instanties nog steeds niet terecht voor dergelijke zaken! Nu verscheen er een boek, over het voorval, geschreven door Félix Sierra en Iñaki Alforja: "Fuerte de San Cristobal 1938".

B. Op 22 mei 1938, precies 63 jaar geleden, lieten 795 gevangenen van het Franquisme de muren van de geïmproviseerde gevangenis van Fuerte Ezkaba bij Pamplona achter zich en storten ze zich van de berg af, op zoek naar de vrijheid. De afspraak was dat niemand gedood mocht worden, maar eer ze goed en wel beneden in Pamplona waren, hadden 200 van hen wel al het leven verloren! Sommigen stierven nadat ze gevangen genomen waren. Uiteindelijk raakten slechts 3 van de vluchtelingen definitief weg!!! Angel Arbulo, "El Chaval" was pas 16 jaar wanneer hij de vlucht aanvatte. Nu is hij 80 jaar en woont in Santurtzi. Bij de monoliet op de top van de Ezkabe komen ze nu samen. Juanito Iglesias, later lid van de Baskische regering in ballingschap, overleed enkele weken (mei 2001) geleden. In Pamplona wordt de vlu

cht van Ezkaba gelinkt met Jacinto Ochoa Martikorena, een republikein die zijn hele leven vocht. "Gestoras pro Amnistia" werd geboren door de belangeloze hulp van deze ex-gevangene. Maar Jacinto stierf een paar jaar geleden en gisteren (22 mei 2001) nam zijn oomzegger, Karlos, gemeenteraadslid van EH (Herri Batasuna) het woord.

Bij de gedenksteen herhaalde Karlos de woorden die zijn oom steeds sprak: "Die vlucht was gemotiveerd door de wil om verder te strijden voor de Republiek en om de waardigheid terug te krijgen die we verloren hadden in de gevangenis."

Hij bracht ook de noodzaak naar voor "de stilte te breken" zoals de film van Montxo Armendariz ("Silencio Roto"). Zoals Jacinto steeds bleef zeggen: "Amnestie is niet dat zij me vergeven, maar wel dat ik hén vergeef." Volgens Karlos kan de vlucht nog steeds voor velen een les zijn. Historisch geheugen is noodzakelijk om het heden te begrijpen, dat nog vol fascisten zit die zich een democratisch pak aantrekken. De oude, beroemde Spaanse filmster Paco Rabal zei onlangs nog "Dit land stinkt naar Franquisme". Zo stemde in het parlement van Navarra de UPN (de spitsbroeders van de PP van Aznar) enkele dagen geleden nog tegen een verklaring die publiekelijk erkende dat de vluchtelingen het recht aan hun kant hadden staan.

Het dorp van de weduwen

In het uiterste zuiden van Navarra ligt Sartaguda, "het dorp van de weduwen". Ze hebben er een klein monument opgericht voor de geliefden die na de burgeroorlog gefusilleerd werden. Het heeft slechts de grootte van een smalle paraplubak. Dat stelt inderdaad niet veel voor! De tekst is tweetalig. Eerst Spaans, de taal van de streek, dan Baskisch de tweede taal van Navarra:

“Ter nagedachtenis aan onze geliefden

vermoord door het fascisme

Sartaguda, 14 april 1996"

Het dorp wil in de plaats van het minieme ding iets groter, iets in een soort ereparkje. Daarvoor is geld nodig. Voor zulke dingen moet je dan niet bij de Regering van Navarra zijn. Die wordt gevormd door de PP en die partij stamt af van de moordenaars die indertijd aan de trekker van de dodende wapens stonden!

Kort na de staatsgreep van Franco van 18 juli 1936 die tot de verschrikkelijke Spaanse Burgeroorlog zou leiden werden er 80 mannelijke inwoners gefusilleerd! De Vereniging van Gefusilleerde en Verdwenen Familieleden (!?) van Navarra wil er nu een obelisk laten optrekken ter ere van allen (wiens naam tot op heden niet voorkwam op de officiële monumenten.) De burgemeester van Sartaguda (van de UPN) verklaarde nu dat hij de obelisk wil inpassen in een park ter "Herinnering aan de Eendracht". De vereniging verklaarde dit idee buiten alle proporties op een ogenblik dat hun vermoorde familieleden nog niet in ere waren hersteld en zelfs niet eens de plaats bekend was waar hun lijken werden achtergelaten! De burgemeester zegt nu dat hij enkel een tegenvoorstel had gelanceerd, maar de oppositie verwijt hem dat hij het project op de lange baan wil schuiven. De Vereniging, die van de Regering van Navarra 150.000 euro kreeg toegestopt, heeft tot op dit ogenblik van de gemeente nog geen grond gekregen om hun monumentje neer te zetten. Volgens hen gaat het hier om een humane zaak, niet om een politieke.

Drie vertegenwoordigers van de “Asociación de Familiares de Fusilados en la guerra Civil” woonden de plenaire vergadering bij waarop de motie “Constructie Memoriaal Sartaguda” zou worden besproken. In de motie stond onder meer de subsidie van 30.000 euro’s, het plaatsen van drie beeldhouwwerken, vijf teksten over het thema van de burgeroorlog en de bouw van een muur van zeven meter met daarop de namen van alle gefusilleerden. (In de regeringsverklaring van het parlement van Navarra was de oprichting van het Memoriaal ingeschreven). Na 6 uur wachten werd het punt van de agenda afgevoerd door de UNP en de CDN, wegens niet hoogdringendheid.

Doorbraak op 22.12.2005: de begrotingsronde voor Navarra, betreffende het jaar 2006, is gisteren, 22.12.2005, van start gegaan. Eindelijk werd een gedeeltelijke dotatie van 150.000 euro’s aangenomen om het “Parque de la Memoria de Sartaguda” te financieren. Stemden voor: PSN, Aralar, IU, EA, CDN en PNV. UPN onthield zich.

Het zijn allemaal broers van mij

Het Wetenschappelijk Genootschap Aranzadi, dat zich de verdwenen slachtoffers van de Burgeroorlog aantrekt, ontdekte op 15 juni 2004, drie nieuwe gemeenschappelijke graven uit 1936, ditmaal in Elgeta (*) (bij Bergara in Gipuzkoa). Het zou om de stoffelijke resten gaan van 8 personen, verdeeld over drie graven. Alles wijst er op dat het om "gudaris" (soldaten) republikeinse "milicianos" en inwoners van Elgeta gaat.

Volgens één van de inwoners van Elgeta verloor de 23 jarige Luis María Bautista het leven door een obus, gelanceerd door het Legioen Cóndor. Zijn broer kon hem niet identificeren maar hij verklaarde geëmotioneerd dat het "allemaal broers van hem waren." Er zouden honderden mensen geliquideerd zijn bij Elgeta want de Franquistische troepen hadden "de handen vrij om te doen wat ze wilden".

In Oktober 1936 was ongeveer de hele provincie Gipuzkoa door Francotroepen onder de voet gelopen. Aan de lopende band werden mensen geliquideerd en meisjes verkracht. Enkele dagen nadat Elgeta gevallen was werd Guernica gebombardeerd.

In verschillende plaatsen in Baskenland wordt gewerkt aan het "recupereren" van de door het Francoregime gefusilleerde mensen. De bedoeling is de stoffelijke resten een identiteit te geven en een eervol graf. De autoriteiten werken er "niet erg hard" aan mee.

De Baskische Regering wil met een handje vol geld het probleem uit de wereld helpen. Het congres in Madrid besloot onlangs de slachtoffers van de Franco-repressie uit de periode 1968-1977 (het jaar van de amnestie) te vergoeden. Maar een aantal politieke kopstukken die tijdens dat crimineel regime een "job" hadden in de hoogste structuren zitten nu nóg aan de top! Nooit moesten ze vergiffenis vragen, nooit werden ze veroordeeld. Het wordt de hoogste tijd de strijders tegen de dictatuur schadeloos te stellen en ze te eren. De wonden moeten definitief geheeld worden.

(*) Elgeta

Op 14 april 2007 werd het monument “Itxortako Atea” (de poort van Itxorta) ingehuldigd als nagedachtenis aan de gudaris (Baskische soldaten) die sneuvelden tijdens de Spaanse Burgeroorlog, toen zij de wettige republiek verdedigden. Het gaat om “de slag van Elgeta”.

Op 12 april 2008 wordt de monoliet door “españolistas” met verf beklad en gedeeltelijk beschadigd.

De slag van Elgeta of Intxortas had plaats van 20 tot 24 april 1937 en is in Baskenland bijzonder goed gekend, omdat de gudaris er gedurende 7 maanden in slaagden de troepen van generaal Mola tot staan te brengen. Het bombarderen van de loopgraven door de troepen van Franco kostte het leven aan minstens 400 gudaris. Het overwicht was te groot te geworden en wat er met de overlevenden gebeurde, kan u zich heel goed inbeelden.

Euzko Gudarostea

"Euzko Gudarostea" is de Baskische benaming die gegeven werd aan het leger van de Baskische regering tijdens de Spaanse burgeroorlog. De Euzko Gudarostea kwam uiteindelijk onder het bevel te staan van intendancekapitein Cándido Saseta. Het leger werd gecontroleerd door de Députés van de PNV, Manuel de Irujo, José María Lasarte en Telesforo Monzón.

Het Euzko Gudarostea was samengesteld uit 28 bataljons, waaronder 12 van de PNV en 2 van de ANV. Het beschikte ook over een kleine marinevloot, de “Euzko itsas Gudarostea” genoemd, en die vloot bestond uit 4 omgevormde vissersschepen (treilers) die deels bewapend werden en deels dienst deden als mijnenvegers. De piepkleine vloot werd beroemd in de slag bij Matxitxako tegen de kruiser “Canarias”. Het leger beschikte ook over een kleine luchtmacht, genoemd naar het beroemde circus uit die tijd “Circo Price”, omwille van de vele kleuren van de vliegtuigen.

Wij blijven in oorlog

Massagraven

Tijdens de dictatuur verdwenen 5.100 Basken in de massagraven (Otsoportillo) van Franco. Ze zijn met naam en voornaam bekend. Van méér dan 3.000 van hen weet men nog steeds niet waar ze zijn. Na meer dan 60 jaar! In Gipuzkoa (vooral in Hernani en Oiartzun) werden een duizendtal tegenstanders standrechtelijk geëxecuteerd, sommigen na een "proces" dat niet langer dan 10 minuten duurde. Maar een heleboel werden er gewoon afgemaakt. Toch duurde de Burgeroorlog er slechts twee maanden! In Bizkaia waren er dat 1.000 en in Araba 350. In Zaldibia werd enkele dagen geleden eer gebracht aan de resten van twee personen die herbegraven werden. In Navarra ontstond het collectief AFAN (Asociación de Familiares de Asesinos de Navarra). Zij zorgden voor de identificatie van 2.789 personen. Er stierven bovendien nog vele gevangenen wegens "ziekte", o.a. in het fort Ezkaba boven Pamplona, het grootste concentratiekamp van Baskenland. Velen vielen onder de bombardementen of sneuvelden aan het front en konden niet geïdentificeerd worden. Iñaki Egaña stelde een encyclopedie van zes delen samen onder de titel "1936, Guerra Civil en Euskal Herria".

Ook "El Valle de los Caídos" (De vallei van de gevallenen) zou ik een massagraf willen noemen, en niet omdat Franco en José Antonio Primo de Rivera (stichter Falange) er naast elkaar begraven liggen. Wel omdat tienduizenden republikeinse krijgsgevangenen (waaronder veel Basken) van 1941 tot 1959 dwangarbeid moesten uitvoeren, in erbarmelijke omstandigheden (hitte, honger, dorst...). Zij moesten een grootse basiliek uithouwen in de rotsen. Hoeveel slachtoffers er daar gevallen (toepasselijk niet?) zijn, is bij benadering niet geweten. Wel is geweten over de beginjaren, is dat wie van uitputting stierf, gewoon tussen de brokstukken gegooid werd en mee als fundering diende..

Franco wordt naar de rotsenbasiliek gebracht om bijgezet te worden naast zijn spitsbroeder José Antonio Primo de Rivera (Fanlange)

Zeven wezen werden wij

Dit stukje poëzie werd geschreven door Juan Alzueta uit Aibar (Navarra) die 16 jaar was toen zijn vader, Juan Alzueta Alzueta, een republikeins socialist van 42 jaar, gefusilleerd werd. "Toen ik de botten ging weghalen zag ik hoe in zijn schedel het genadeschot was binnengedrongen." Dezelfde dag werden nog zeven andere inwoners van Aibar gefusilleerd, onder wie de burgemeester. Voor mijn moeder bleef niet veel meer over dan de zeven kinderen en grootvader. Ze namen ons een koe af en we moesten 5 duros (100 peseta's) boete betalen. Onvoorstelbaar dat er pas sedert enkele jaren hardop durft gesproken worden over de onzalige tijd van de Spaanse Burgeroorlog (en erna) in "de provincies van de verraders" zoals Baskenland genoemd werd. De verhalen die opduiken zijn bloedstollend. Navarra was duidelijk in twee kampen verdeeld en de repressie navenant. Nu hebben nabestaanden zich verenigd met de bedoeling sterker te staan bij het opsporen van de plaatsen waar hun nabestaanden begraven (in de grond gestopt) werden.

In "Gara" haalt Bautista Uribe, militant in het ANV-EAE, Acción Nacionalista Vasca, herinneringen op aan de slag van Albertia, kort vóór het einde van de Spaanse Burgeroorlog, 68 jaar geleden. Uribe werd op 14 juli 2004 geëerd op de berg Albertia, op 84ste verjaardag. "Ik was geen 17 toen ik me aansloot bij het ANV. Sedertdien is mijn leuze niet veranderd: "Aberria ala hil" (Het Vaderland of de dood). "Nunca cambiaré de chaqueta" (Ik heb mijn jas nooit gekeerd"), zegt Uribe, niet zonder enige fierheid. Op 19 juli 1936 werd Otxandio gebombardeerd. "s Anderendaags kwamen we in Durango samen om te bespreken wat we konden doen. Enkele dagen later bestormden we met dynamiet de kazerne van Loiola (San Sebastián) en bemachtigden zo geweren en munitie. Vanaf toen vormden we compagnies van het Eerste Bataljon van het ANV. We konden de bergen Maroto en Jarindo bezetten. Het volgende doel was de berg Albertia, waar de fascisten zaten. Op 11 november begon de harde, bloedige strijd. Aan beide zijden vielen er ontelbare slachtoffers. We dienden ons soms terug te trekken, om daarna weer aan te vallen. 17 Soldaten van het ANV en CNT werden gevangen genomen en gefusilleerd. Sommige soldaten die wij gevangen namen, konden we overtuigen onze kant te kiezen. Het waren vaak eenvoudige jongens die in militaire dienst door de oorlog overvallen waren. Maar we konden de ongelijke strijd niet winnen. Hun bewapening was superieur aan de onze. De strijd ging verder op andere fronten: Otxandio Mañaria , Elorrio en later in Durango. Ik moest dynamiet in het vijandelijke kamp schieten met een katapult. Maar het werd onhoudbaar tegen hun tanks. In Etxano verloor ik mijn broer. We dienden ons terug te trekken tot in Castro Urdiales en later zelfs tot Santander. In Laredo werd ik gevangen genomen en ik zat zes maanden in El Dueso. Elke nacht kwamen de falangisten met een vrachtwagen een aantal gevangenen ophalen. Op een nacht was ik aan de beurt, maar een Baskisch sergeant die tijdens zijn dienstplicht in het andere kamp terecht was gekomen, kon me redden via zijn overste. We kwamen in Burgos terecht, later in Miranda de Ebro, in een concentratiekamp met wel 4.000 gevangenen. Tot slot in Carabanchel waar we mijnen moesten leggen rond Madrid. Toen de oorlog ten einde was, kwam ik in een ploeg terecht die wegen moest herstellen tussen Madrid en Toledo. Later kwam ik in de vallei van Baztan, meer bepaald in Elizondo. In 1945 kwam ik vrij, een vrijheid die wij nog steeds eisen voor ons land, Euskal Herria. "Aberria ala hil", dat moet klaar blijven, ook voor de politieke partijen. Eerst het Vaderland, dan de partij. Ook die van de PNV moeten hun naam nooit vergeten, Partido Nacionalista Vasco, "nacionalista", "nación"… Ik blijf in de loopgrachten ter verdediging van Euskal Herria. Ik ben een onafhankelijkheidsstrijder, zoon van een Carlist. In 1936 werd een embargo gelegd op de bezittingen van de ANV, méér dan honderd lokalen, de archieven, maar de ANV leeft. Nu zien we weer hetzelfde gebeuren. Franco wilde op een snelle manier van de Basken af. Aznar doet het nu iets rustiger. De PP doodt langzaam: gevangenis, verspreiding, repressie, foltering. Het is duidelijk dat de oorlog van 36 nog niet voorbij is. We blijven in oorlog met Spanje!

Ze namen mijn vader mee. Om vier uur 's morgens, haalden ze hem uit bed, uit de armen van mijn moeder, uit de armen van zijn geliefde. Vastberaden zei hij: "Wat gaan jullie doen? Zien jullie niet dat ik zeven kinderen heb, de grootvader en mijn vrouw?" Maar een dertigtal bruten wachtten hem op aan de deur, met de gekleurde alpino's, de bajonet op het geweer, klaar om te schieten.

"Waar brengen jullie me heen?", vroeg hij. "Vraag niet, zwijg en loop!" Naar Loiti brachten ze hem, de vinger van de moordenaarshand klaar om de trekker over te halen, hem de volle laag te geven en de hoerenzoon gaf hem het genadeschot. Vervloekte genade voor de aanvoerders, verdoemde genade voor de priesters die de wapens zegenden en de klokken lieten luiden over het vergoten bloed.

Zeventig wezen werden we die ellendige nacht, zonder dat we de hand vasthielden van de vader die van ons hield. De straten liggen bezaaid met lijken, de greppels vol gekleurd bloed van nobele en eerbare mensen.

Zo schrijft men de geschiedenis, van bergen en paden en wegen van Navarra.

Zo eindigt de historie van die klote "kruistocht",

door de priesters de "HEILIGE KRUISTOCHT" genoemd.