Proces Ibarretxe

Toen de afgevaardigden van de PSE (de Baskische socialisten) op 26 augustus 2002 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers pro stemden om het proces van de nietigverklaring van Batasuna op te starten, en de beslissing van Baltasar Garzón om alle activiteiten van die partij op te schorten, toejuichten, had niemand kunnen vermoeden dat 6 jaar later hun voornaamste leiders Patxi López (secretaris-generaal en kandidaat Lehendakari) en Rodolfo Ares (secretaris en lid van het federale bureau van de PSOE) op het beklaagdenbankje van de TSJPV-Tribunal Superior de Justicia del País Vasco zouden terechtkomen. Waarschijnlijk hadden ze er nog minder aan gedacht en zeker nooit vermoed dat ze door het Foro de Ermua zouden aangeklaagd worden voor een misdrijf van ongehoorzaamheid (delito de desobediencia), omdat ze een vergadering belegd hadden met de partij die ze liever electoraal kwijt dan rijk waren. Het zelfde Foro de Ermua dat uitgenodigd werd op hun congres, waar de PSE hen lauwerde. Het zelfde Foro de Ermua dat altijd kon rekenen op de onvoorwaardelijke bijdrage en steun van de PSE bij hun manifestaties.

Nu moeten ze wellicht een paar weken op het beklaagdenbankje doorbrengen, samen met de leiders van Batasuna Arnaldo Otegi, Rufi Etxeberria, Juan Joxe Petrikorena, Olatz Dañobeitia en Pernado Barrena, waarmee zij over vrede wilden onderhandelen

Diezelfde 26 augustus 2002 sprak de woordvoerder van de PNV in het Congres, Iñaki Anasagasti, toen hij op de hoogte gesteld werd van de stappen die Garzón ondernam tegen Batasuna, de volgende gevleugelde woorden: “Wij bekritiseren de Justitie niet omdat ze optreedt”, en op vraag van Arnaldo Otegi (Batasuna) aan de regering van Lakua niet te collaboreren met de strategie van de vernietiging van Izquierda Abertzale, strategie uitgetekend door het Pact tussen PP en PSOE, antwoordde de Lehendakari Juan José Ibarretxe, ronduit: “De Baskische instellingen zullen altijd de wet naleven, zoals voorzien”. En 6 jaar later wordt de Lehendakari, de Minister-president van de Autonome Gemeenschap Baskenland, voor de rechtbank gedaagd precies omdat hij de wet niet naleefde (volgens sommigen althans) door samen te werken met de leiders van Batasuna in een vredesproces.

Processen tegen dirigenten van Izquierda Abertzale zijn er in overvloed geweest, maar wat dit proces, dat op 8 januari 2009 van start ging zo uniek maakt, is het feit dat er naast de 5 leiders van de verboden politieke partij Batasuna nu ook de actieve Minister-president, Juan José Ibarretxe (PNV), een kandidaat Minister-president, Patxi López (PSE) en de leider van PSE-PSOE, Rodolfo Ares, moeten terechtstaan.

Wat dit proces ook zo uniek maakt, is het feit dat de aanklagers ook politici zijn: “Foro de Ermua” en “Dignidad y Justicia”, associaties gekenmerkt door een antinationalistisch Baskisch karakter, die zich de laatste jaren hebben gepositioneerd bij de meest ultrarechtse krachten van de politieke partij Partido Popular. Deze haatzaaiers zijn er in geslaagd 4 bijeenkomsten op het spoor te komen. Zij stellen het althans zo voor, hoewel de bijeenkomsten vooraf publiekelijk werden aangekondigd: 3 bijeenkomsten tussen de Lehendakari en Batasuna, de eerste op 19 april 2006, de tweede tussen 30 december 2006 en 22 januari 2007, en een derde op 22 januari 2007. De vierde bijeenkomst werd op 6 juli 2006 gehouden tussen Batasuna en PSE.

Er is meer. Deze bijeenkomsten kregen “groen licht” van Baltasar Garzón, die op dat ogenblik in deze vredesonderhandelingen geen misdrijf zag. In geen enkel land in de wereld worden trouwens vredesonderhandelingen met het oog op een duurzame oplossing als misdrijf behandeld, zelfs al zou de gewapende organisatie ETA er aan hebben deelgenomen. In Spanje denkt men er anders over. Maar paradoxaal genoeg onderhandelde de actieve president van de Spaanse regering, José Luis Rodríguez Zapatero (PSOE), wel met ETA en ook met Batasuna, en dan nog met de steun van de meerderheid. Hij moet niet terechtstaan. Hij wordt wel, samen met zijn voorganger José María Aznar (PP) opgeroepen als getuige. Ook de huidige minister van Binnenlandse Zaken, Alfredo Pérez Rubalcaba (PSOE), en zijn voorganger Jaime Mayor Oreja (PP) moeten komen getuigen. Deze “hoogwaardigheidsbekleders” hebben zich beroepen op het recht van schriftelijke getuigenis.

Ook experts in conflictbeheersing en internationale tussenpersonen zullen worden opgeroepen: Alec Reid, Federico Mayor Zaragoza, Mateo Zuppi, Alfredo Pérez Esquivel en Viçens Fisas.

Chronologisch overzicht

De meest relevante data die het proces voorafgingen, zijn de volgende:

Discriminatie

Is er hier sprake van discriminatie?

Aan de ene kant was er de aanklacht tegen de president van de Spaanse regering omwille van de gesprekken met ETA. De hoogste magistratuur van het land, vertegenwoordigd in het Hooggerechtshof, had een oplossing uit de mouw geschud die in het voordeel pleitte van de regeringsleider. De hoogste magistratuur van het land beschouwde die aanklacht als een onduldbare inmenging van justitie op het terrein van de politiek, en deinsde er niet voor terug dit een constitutionele fraude te noemen.

Aan de andere kant was er de aanklacht tegen de president van de Autonome Baskische regering omwille van de dialoog met vertegenwoordigers van Izquierda Abertzale, en dus niet met ETA. Deze gebeurtenis, gevoelig minder zwaarwichtig aangezien ETA er niet bij betrokken was, werd wel beschouwd als een misdrijf waarvoor vervolging kon worden ingesteld. Ik laat de lezer zelf oordelen over dit Spaanse fenomeen.