Las Guerras Carlistas

De tweede Carlistische oorlog, de "Guerra de los Matiners", greep voornamelijk plaats in Catalunya tussen september 1846 en mei 1849, met als hoofdoorzaak het aanslepende conflict van de troonopvolging. Ik besteed hier verder geen aandacht aan.

Spanje was de weg naar annexatie van Navarra aan het voorbereiden. Op 16 augustus 1841 werd de "Ley Paccionada" (modificatie van het Verdrag) goedgekeurd door de Spaanse regering. Navarra werd een doodgewone provincie in plaats van een viceroyalty. Het "Spaanse" karakter van Navarra, de droom van de Spaanse (Castilliaanse) veroveraars, was werkelijkheid geworden. Nochtans was er gedurende die periode een substantieel deel van de bevolking die bleef zweren bij het forale systeem en dit werd meer en meer een algemeen bewustzijn. Vandaar het grote succes dat José Ma de Iparraguirre oogstte met zijn op muziek gezet gedicht "Gernikako Arbola"

De hervorming van de landbouw van 1855, waarbij land van de boeren in handen kwam van elites, creëerde een landbouwproletariaat en de reacties zouden niet uitblijven. Er was een nieuwe opstand in de maak, waarvan de leiders van het Carlisme gretig gebruik zouden maken om hun oude eisen te verzilveren. Jammer genoeg was de hoofdbekommernis van de Carlisten niet meer de verdediging van de Fueros, maar wel de religieuze eenheid. De derde Carlistische oorlog brak uit op 21 april 1872. De oorlog werd in het voordeel beslecht van Madrid en de Carlisten werden verslagen. De kroonpretendent, Carlos María de los Dolores de Borbón y Austria, vluchtte op 28 februari 1876 de grens over, dezelfde dag dat koning Alfonso XII zijn intrede deed in Pamplona. Als gevolg van de nederlaag werden de Fueros van Araba, Bizkaia en Gipuzkoa afgeschaft, Baskenland verloor haar leiderschap en zowel cultuur als taal kwamen onder sterke druk te staan. De Spaans-Baskische oligarchie werd door de "Ley de 21 de julio de 1876" beloond met een speciaal fiscaal en administratief systeem: de "Conciertos Economicos". Het regime liet de oligarchie toe de provinciale raden (Diputaciones) te controleren en liet hen toe de fiscale druk op industriële productie te verlagen. Dit had uiteraard een serieuze impact op de werkende bevolking. De Baskische oligarchie werd een Spaanse nationale bourgeoisie en opteerde voor een Spaanse kapitalistische staat.

Er ontstond een Baskisch nationalisme, dat niet alleen veroorzaakt werd door een afname van privileges, maar ook door industrialisatie en de daarmee gepaard gaande immigratie. Deze industrialisatie veranderde het traditionele, rurale Baskenland in een nieuwe samenleving. De provincies Catalunya en Baskenland werden namelijk de meest moderne in geheel Spanje. Er kwamen ijzerertsmijnen, scheepswerven, banken, hoogovens, enz... De handel werd erg belangrijk en er ontstond een nieuwe bevolkingsgroep: een liberaal georiënteerde burgerij. Deze burgerij had vanwege de handel belangen in heel Spanje en was niet zo separatistisch ingesteld (wiens brood men eet...). Lijnrecht hier tegenover stond de kleine burgerij, die wel het traditionele nationalisme hoog in het vaandel had staan.

In 1893 goot Spaans minister Gamazo nog wat olie op het vuur door het laatste stukje Fuero, het fiscaal systeem van Navarra, af te schaffen. Daarop volgde een massale manifestatie, de "Gamazada" genoemd, van meer dan 80.000 protesterende mensen. Het koste Gamazo zijn job.

>>>>>>>>

Het Verdrag van Bergara voorzag enigszins garanties voor de Fueros, maar niet ten volle. Lees maar: "De Fueros van de Baskische provincies en Navarra worden opnieuw bevestigd, zolang zij geen afbreuk doen aan de grondwettelijke eenheid van de monarchie". Alhoewel ondertekend, aanvaardde Navarra die tekst niet, Araba, Bizkaia en Gipuzkoa konden ermee leven. Dit toont de tweedracht aan tussen de Baskische nationalisten van het binnenland (Navarra) en de liberalen (handelaars die de Fueros wel genegen waren) uit de steden Bilbo en Donostia.

De opstand die in 1833 uitbrak nam de vorm aan van een volksopstand ter verdediging van de Baskische vrijheden en wetten en tegen het centralistisch gezag van Spanje.

Het Liberalisme van de "Real Sociedad Bascongada de Amigos del Pais" die politieke en economische uniformiteit nastreefden, kon rekenen op de Baskische steedse bourgeoisie. Die bourgeoisie en hun liberale makkers in Madrid hadden een frontale aanval ingezet op het forale systeem (de Fueros).

Daar tegenover stonden de Carlisten, een conservatieve politieke beweging, die tot doel hadden een andere tak van de Bourbonmonarchie op de Spaanse troon te brengen. Na het koningschap van Ferdinand VII (die geen zonen had), zag Carlos (vandaar de naam Carlisten) María Isidro de Borbón de kroon aan zich voorbijgaan. De Liberalen (om niet te diep in de geschiedenis te moeten graven, noem ik ze Liberalen) verkozen een vrouw, Isabella II.

Er waren dus 3 partijen in het spel: de Liberalen, de Carlisten en de boeren, kunstenaars en kleine handelaars. De laatste twee konden het al vrij vlug met elkaar eens raken, ze hadden immers gemeenschappelijke motieven. De thuisbasis van de Carlisten was Navarra, en omdat zij de Fueros en de Baskische natie verdedigden (naast het katholieke geloof en hun koning), kregen zij massale steun van de bevolking. Hun parool was "Dios, Patria, Fueros, Rey". De oorlog eindigde vier jaar later met de dood van de Carlistengeneraal Zumalakarregi. Dit gegeven, samen met een algemene crisis van ontmoediging en vermoeidheid, was er voor de Carlisten te veel aan. Op 31 augustus 1839 werd de "Convenio de Bergara" ondertekend. Don Carlos had dan wel geen toestemming gegeven tot ondertekening, de resterende kern van de Carlisten was, wanhopig als ze waren, door de knieën gegaan.