De jaren 90

Het meest markante feit van de jaren 90 is de uppercut die aan ETA toegediend werd als gevolg van het opdoeken van de kopstukken in het Franse Bidart (Golpe de Bidart) en het uitbarsten van de etterbuil van het staatsterrorisme. Ook de ondertekening van het Pact van Estella gaat niet onopgemerkt voorbij.

Op 21 januari 1990 heeft EH-Euskal Herritarrok haar gevangen "ETA-verkozene" José Antonio Urrutikoetxea Bengoetxea "Josu Ternera" aangewezen als haar vertegenwoordiger in de Commissie Mensenrechten van het Baskisch Parlement, waarin hij in oktober van het vorige jaar verkozen werd. Josu Ternera hoorde in 1987 en 1988 tot de top van ETA en dat is hij gebleven tot op de dag van vandaag (2007). In die periode verloren 71 personen het leven als ETA-slachtoffer. In januari 1989 werd hij in Frans Baskenland gearresteerd en aan Spanje uitgeleverd. Daar zat hij, in afwachting van een Spaans proces, in de gevangenis, van waaruit hij moest overgebracht worden voor de zittingen Commissie Mensenrechten waarin gestemd moet worden. Naderhand werd hij nog een paar maal veroordeeld, maar leeft intussen in de clandestiniteit.

Foz de Lumbier

+25 juni 1990

Op 25 juni 1990 kwam het even vóór de middag, in de Canyon (La Foz) de Lumbier, 30 km ten Z.O. van Pamplona, tot een vuurgevecht tussen leden van de Guardia Civil en vermeende ETA-leden. Hierbij verloren één Guardia Civil en twee Etarras in bijzonder duistere omstandigheden het leven. Hoewel het onderzoek gemanipuleerd werd, weet niemand wat er echt gebeurde! Na afloop van de eerste schietpartij vroegen de “terroristen” aan de Nederlanders, Margareta Husken en Rob Van Der Knaap, medewerkers van Vrij Nederland, die er op wandel waren en zodoende ongewild getuigen van het voorval, of ze een auto hadden. Langzaam komt de Guardia Civil de buurt omsingelen en met een helikopter overvliegen. De Nederlanders horen later nog schoten. De volgende morgen worden de lijken van de vermeende ETA-leden Suana Arregui en Juan María Lizarralde gevonden op een plaats die voordien met politiehonden werd uitgekamd! Maar de avond voordien werd één van de “terroristen”, Germán Rubenach, gearresteerd en overgebracht naar een ziekenhuis in Pamplona. Hoewel hij een kogel via zijn mond door het hoofd had gekregen, werd hij toch dagenlang ondervraagd in de… intensive care! Daarbij ‘verklaarde’ hij dat hijzelf en zijn makkers besloten hadden elkaar een kogel door het hoofd te jagen “beter dan in handen van de Guardia Civil te vallen” ! De vraagtekens waren enorm. De Spaanse minister van Binnenlandse Zaken, de Bask José Luis Cocuera, die het van elektricien tot Regeringslid had gebracht, kon niet eens kaarten zonder rood te worden. Hij moest nu de officiële verklaring op TV komen vertellen. Nog nooit had iemand van ETA zelfmoord gepleegd om uit de handen van de Guardias te blijven. Ware het niet zo triest, dan zou een schaterlach zijn opgestegen. Zelfs toenmalig Lehendakari Ardanza geloofde de officiële versie van de zelfmoord niet. Op de begrafenis van Arregui en Lizarralde werd een “herderlijk schrijven” van de Bisschop van San Sebastián, Monseñor Sétien voorgelezen. Die was duidelijk en weigerde de verklaring van Corcuera te geloven. Arregui en Lizarralde waren geruime tijd na het vuurgevecht beiden gewoon afgemaakt! (Hoogstwaarschijnlijk door de twee schoten die de Nederlanders hoorden nadat de Guardia Civil reeds in vol ornaat aanwezig was.) Bovendien waren de Nederlanders de enige personen die het duo nog levend gezien hadden na het vuurgevecht.

De twee Nederlanders mochten, hoewel ze geen Spaans spraken, beiden toch “getuigen”. Hun gebaren werden door een politieman “vertaald”!

Zes jaar na het voorval werd Rubenach officieel vrijgesproken van de moord op zijn metgezel, Susana Arregi. “Wie schoot haar dan wél dood?” vroeg Herri Batasuna zich terecht af.

E-brochure over Foz de Lumbier. Er is ook een PDF-document beschikbaar.

Op 5 november 1990 overlijdt in Donostia Joseba Elosegi, een opmerkelijk man, met een opmerkelijk verhaal.

Herria ez du batkatuko

Het volk zal nooit vergeven

+17 augustus 1991

Op 17 augustus 1991 beleefde Euskadi andermaal een zwarte dag. Na een nacht van tientallen arrestaties in Donostia, werd een huis omsingeld in de wijk Morlans, waar 3 Baskische nationalisten zich schuilhielden: Patxi Itziar Agirre, Jokin Leunda Mendizabal en Iñaki Ormaetxea Antepara.

Terwijl in een rechtstaat verdachten (nog geen beschuldigingen, nog geen bewijzen) in voorlopige hechtenis worden geplaatst, oordeelde de Guardia Civil het nodig om meteen de wapens te hanteren en een salvo op het huis af te vuren. Dit duurde de hele morgen lang. Tegen de middag vielen zij het huis binnen na het eerst met traangas te hebben bewerkt.

Patxi Itziar lag dood op een kussen in de keuken met 1 schotwonde in de slaap. Jokin Leunda vertoonde 12 schotwonden in de rug (geen enkele dodelijk) en een schotwonde in het hart van op korte afstand afgevuurd. Iñaki Ormaetxea lag in het bad met 2 schotwonden in niet-vitale organen en een schotwonde in het hoofd, afgevuurd van op minder dan 25 cm. Waren de urenlange salvo’s een dekmantel, een strategie om latere “onfrisse praktijken” te verdoezelen? Ik weet het niet. Ik hoop alleen dat het gezegde “al moesten de kraaien het uitbrengen” een verhelderend licht op deze onfrisse zaak zal brengen.

Dichtbij Mutriku, op de Monte Arno de Mutriku, werd een monoliet voor de 3 slachtoffers opgericht. Op 25 maart 2010 werd de monoliet door de Ertzaintza verwijderd op last van de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional.

Op 29 maart 1992, een paar maanden voor de Expo'92 en De Olympische Spelen in Barcelona, zijn we getuige van één van de topoperaties tegen ETA. Na een minutieus onderzoek, gedragen door de Guardia Civil, kon de Franse politie overgaan tot de aanhouding van een paar kopstukken van ETA in een chalet te Bidart (Frankrijk).

De aangehouden kopstukken in Bidart zijn:

· José Luis Álvarez Santacristina, genaamd "Txelis"

· José Javier Zabaleta Elosegi, genaamd "Baldo"

· Francisco Múgica Garmendia, genaamd "Pakito, Atrapalo"

· José María Arregui Esostarbe, genaamd "Fitipaldi"

Deze politieactie veroorzaakte grote commotie en de ergste crisis ooit in de rangen van ETA. De "uppercut" van Bidart verplichtte de ETA ertoe om:

· haar richting, haar plannen opnieuw te bekijken

· haar burgerlijk netwerk opnieuw in beeld te brengen en te reorganiseren

· en haar middelen voor veiligheid tot het uiterste op te voeren

Juan José Etxabe Orobengoa

+12 juli 1996

Op de foto: persconferentie door hooggeplaatste lieden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, om de val van de koepel van ETA in Bidart aan te kondigen.

Naast de gebruikelijke aanwezigheid van de pers waren ook nog volgende personen aanwezig: Jesús Martínez Torres, Agustín Linares, Carlos Conde Duque, Rafael Vera, José Luis Corcuera y Luis Roldán, en Manuel Ballesteros.

De reorganisatie van ETA hield ook een nieuwe leiding in. De nieuwe ETA-leiding bestond uit: Mikel Albizu, alias "Mikel Antza; Ignacio Gracia Arregui, alias "Iñaki de Rentería"; Feliz Alberto López de la Calle, alias "Mobutu". De onthoofding van ETA vertaalde zich in een onstabiele periode waarbij het straatprotest (Kale Borroka) een nieuw wapen werd.

Mario Onaindia, eind jaren zestig een van de eerste leiders van ETA, toen deze nog strijd leverde met het dictatoriale regime van generaal Franco (nu toegetreden tot de PSE, de Baskische afdeling van de socialistische partij PSOE), zegt in een interview het volgende: "De nieuwe generatie ETA-leiders, die aan de macht kwam nadat in 1992 vrijwel de volledige top van de ETA was gearresteerd, heeft bewust gekozen voor een koerswijziging. De vijand was voortaan niet meer alleen de Spaanse staat en haar representanten, maar ook de democratische instituten in Baskenland. Door genoegen te nemen met de status van autonome provincie binnen de Spaanse staat, hadden zij in hun ogen verraad gepleegd. Wat we de laatste jaren hebben gezien -aanslagen op rechters, op Baskische politici, op de regionale Baskische politiemacht, Ertzaintza- is hiervan het rechtstreekse gevolg. Omdat hun eisen niet meer gedeeld worden door de Baskische bevolking, probeert zij nu de Baskische samenleving te ontwrichten. De stadsoorlog van Jarrai, de jeugdorganisatie van de ETA, is onderdeel van deze strategie. Het doel van die strategie is om de spanning in de Baskische samenleving tot zulke hoogten op te voeren dat de Spaanse regering zich gedwongen voelt met de ETA te onderhandelen. Maar het enige dat zij tot nu toe heeft bereikt, is dat de Basken zich massaal tegen haar keren. Iedereen heeft schoon genoeg van het geweld en de bedreigingen".

Na de tegenslag van Bidart, en wel op 10 juli 1992, stelde de nieuwe leiding van ETA een wapenstilstand van twee maanden voor, met als voorwaarde dat het toenmalige Staatssecretariaat voor Veiligheid, bij monde van haar secretaris Rafael Vera, naar Santo Domingo zou reizen om te onderhandelen met de verbannen Eugenio Etxebesta "Antxon" in een poging de onderhandelingen van Algiers terug van de grond te krijgen.

In 1994 breekt het schandaal (naast nog een vijftal andere zaken i.v.m. illegale partijfinanciering en commissielonen) rondom GAL (*), een overduidelijk staatsterrorisme, los als gevolg van de verklaringen van de ex-politiebeambten Amedo en Dominguez. Ondanks de opeenstapeling van schandalen maakt González er zich van af met er op te wijzen dat hij niet op de hoogte was (geheugenverlies, zoals Willy Claes?). Het Tribunal Supremo (Opperste Gerechtshof, met politieke creaturen) volgt hem hierin. Na verschillende belangrijke politieke acties (die volgden op de moord van Miguel Ángel Blanco in 1997) door de politie gericht tegen de top en de infrastructuur van ETA (acties die de ETA aanzienlijk verzwakte) en nadat ETA merkte dat door middel van de ontvoering van ondernemers en de moord op democratische gemeenteraadsleden zij enkel het verlies van de weinige steun die zij genoot bereikte, kondigde ETA het "Akkoorden van Lizarra" af.

Na afloop van de Baskische verkiezingen in 1998 waar slechts 37% van de stemgerechtigden uit Euskadi (Baskenland) op nationalistische partijen heeft gestemd (674.584 van 1.821.456), tekenden deze nationalistische partijen, de PNV en EA-Eusko Alkartasuna (samen met de Communistische Partij) het "Pact van Estella of Lizarra" met Euskal Herritarrok op 12 september 1998, en vormden op deze wijze een gezamenlijk front met een partij die, zoals eerder aangegeven, het gedachtegoed van ETA het dichtst bijstaat, en de partij is die elke soort terreuraanslag van de gewapende beweging altijd heeft geweigerd te veroordelen.

(*) GAL

Amnesty International over Spanje

Uit de rapporten van Amnesty valt af te leiden dat Spanje nog een heel stuk van het democratiseringsproces moet afleggen: elk jaar staan er verslagen in van martelingen door overheidsdiensten. De folteringen zijn een middel in de strijd tegen de Baskische Euskadi Ta Askatasuna, beter bekend als de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Het brute geweld van een dergelijke terroristische beweging valt natuurlijk ten zeerste af te keuren, maar mag geen reden voor de overheid zijn om in dezelfde praktijken te vervallen. Toch is dat wat er gebeurd is: de onthullingen over de 'vuile oorlog' van de Grupos Antiterroristas de Liberación (GAL) zorgden ervoor dat de regering González begin 1996 moest aftreden. GAL heeft tussen 1983 en 1987 zevenentwintig mensen vermoord, onder wie tien personen die geen banden hadden met de ETA.

In het amnestiejaarboek van 1996 lezen we dat in Spanje de speciale wetgeving met betrekking tot gewapende groeperingen van kracht bleef. Mensen die verdacht worden samen te werken met een gewapende groepering "kunnen op gerechtelijk bevel vijf dagen in 'incommununicado-detentie' (eenzame opsluiting, nvdr) gehouden worden, achtenveertig uur langer dan de wettelijke limiet voor andere verdachten, en hebben geen recht op een advocaat naar eigen keuze". Berucht is ook de zogenaamde 'apologie van ETA': als je een communiqué van de ETA opneemt in een krant, ben je strafbaar.

In het jaarboek staat dat GAL naar verluidt bestond uit veiligheidsfunctionarissen en huurmoordenaars en vermoedelijk banden had met de hoogste ministeriële niveaus in Spanje. Dan volgt een opsomming van concrete gevallen. In maart van '96 werden twee lichamen van ETA-leden geïdentificeerd. Ze zijn vermoedelijk in 1983 door GAL in Frankrijk ontvoerd. Vast staat dat op "beide lichamen sporen te zien van van veelvuldige slagen en marteling, waaronder het ontbreken van vinger- en teennagels. Men had hen gedood door klappen op de schedel, gevolgd door schoten in het achterhoofd".

De Partido Popular van José-María Aznar heeft, toen ze in de oppositie zat, jarenlang de GAL-kwestie beklemtoond; maar nu ze zelf in de regering zit, weigert ze informatie van de staatsveiligheid te publiceren omdat oud-ministers van Franco, nu leden van de Partido Popular, in opspraak dreigen te raken. De IU, een linkse oppositiepartij, beweert dat ook koning Juan Carlos op de hoogte was van de GAL-affaire.

Het blijft niet alleen bij folteringen. De krant El Mundo schreef in september 1996 over nog andere praktijken van de Spaanse Staatsveiligheid: drie clochards zouden door hen ontvoerd zijn om het gebruik van verdovende middelen te testen die dan later konden gebruikt worden in de strijd tegen het terrorisme. Eén van de slachtoffers overleefde het experiment niet. De hele zaak droeg de codenaam 'Operatie Mengele' (De Spaanse Mengele).

Rapport

Baskische gevangenen worden opgesloten in gevangenissen aan de andere kant van het land, zelfs op de Canarische Eilanden, met als bedoeling het contact met het thuisfront te bemoeilijken. Sommige Basken worden zelfs in quarantaine gehouden in landen in Zuid-Amerika, zonder veroordeling.

Met het nieuwe uitleveringsverdrag maakt de Europese Unie het Spanje gemakkelijk. De facto komt het bijna neer op een goedkeuring van het gevoerde repressieve beleid. De Europese Unie werkt blijkbaar niet alleen met twee snelheden, maar ook met twee maten en gewichten: zij houdt onder meer wegens schendingen tegen de mensenrechten terecht de Turkse boot af als Ankara vraagt lid te worden van de EU, en veroordeelt wereldwijd regimes die zich aan dergelijke praktijken bezondigen. Het debat over schendingen van de mensenrechten binnen de Europese Unie moet echter nog beginnen; het eerste rapport hierover binnen de Unie kwam er pas in 1993.

Willy Laes, gewezen voorzitter van Amnesty International België schrijft in december '93 in De Morgen: "Het is dus bijzonder zorgelijk dat de Belgische regering uit politieke overwegingen zou meestappen in het chantagescenario van Spanje. Onze regering moet de kracht en de durf hebben feiten onder ogen te zien. Ook als deze feiten marteling en mishandeling zijn. Ook wanneer misdrijven zouden worden gepleegd op het grondgebied van een bevriende natie."

Benny Debruyne

Bronnen: Jaarboek Amnesty '96, pp. 351-352; Anai Artea; Vrije Tribunes van Willy Laes in De Morgen (17/12/93), Geert Bourgeois in De Standaard (02/10/96).

José María Aldaya

8 mei 1995

342 dagen gegijzeld

In de loop van haar geschiedenis heeft ETA heel wat personen ontvoerd. Dit was een veelgebruikte methode om geld los te krijgen, en het was ook een middel om druk en chantage uit te oefenen op de regering. Sommige gijzelaars werden bevrijd na betaling van het gevorderde losgeld, of via de interventie van de veiligheidstroepen. Anderen hadden minder geluk en werden vermoord. De ontvoeringen zijn gestart op 1 december 1970 met de gijzeling van de Duitse consul Eugen Beihl, een paar dagen voor de start van het “Proces van Burgos”.

Bij de op één na langste gijzeling (342 dagen) was een ondernemer uit Gipuzkoa, José María Aldaya, betrokken. (De langste gijzeling staat op naam van José A. Ortega Lara, 532 dagen). Voor ontvoeringen en gijzeling.

De ondernemer uit Gipuzkoa, José María Aldaya, werd op 8 mei 1995 door ETA ontvoerd toen hij met zijn wagen op weg was naar huis te Fuenterrabía (Gipuzkoa). Zijn wagen, met de sleutels nog in het contactslot, werd dichtbij een schroothandelaar te Jaizkibel teruggevonden, op een paar kilometers van zijn woonst. Aldaya was mede-eigenaar van de ondernemingen Alditrans, Ugaldetxu en Transportes Regueira. Hij was ook de oprichter van de Asociación de Empresarios del Transporte de Guipúzcoa (GUITRANS), werkgeversorganisatie van de transportsector.

Volgens de processen-verbaal had ETA beslist om Aldaya te ontvoeren om op die manier de organisatie te kunnen financieren. Er werd een lokaal gekocht in Gipuzkoa waar een “zulo”, een schuilkelder” werd ingericht. Die “zulo” moest dienst doen als 'cárcel de pueblo', een volksgevangenis. Op 13 april 1996, na het losgeld (waarschijnlijk 901.518 euro’s) te hebben ontvangen, kwam de opdracht om de ondernemer vrij te laten. Hij werd op de Alto de Azkarate achtergelaten. De gijzelnemers, Francisco José Ramada enSagrario Yoldi, namen de benen naar Iparralde en later naar Mexico, waar ze in 2001 aan Spanje werden uitgeleverd.

La Audiencia Nacional veroordeelde Ramada (dader) en Yoldi (medeplichtig) respectievelijk tot 17 en 8 jaar cel, en legde hen een boete op van 1.200.000 euro’s als schadevergoeding, te verdelen 90% voor Ramada en 10 % voor Yoldi.

De verkiezingen van 1996 betekenden het einde van de regering González, die de schandalen cash moest betalen. Rechts kwam aan de macht met José María Aznar.

Tijdens zijn eerste legislatuur (1996-2000) hield José María Aznar zich hoofdzakelijk bezig met een economische agenda: begroting, invoeren euro, werkloosheid, inflatie. Deze plannen werden doorkruist door de aanslag op het gemeenteraadslid Gregorio Ordóñez (PP), de ontvoering en moord op gemeenteraadslid Miguel Ángel Blanco (eveneens PP) en nog een paar aanslagen op PSOE-mandatarissen. Na verschillende belangrijke politieke acties (die volgden op de moord van Miguel Ángel Blanco) door de politie gericht tegen de top en de infrastructuur van ETA (acties die ETA aanzienlijk verzwakte) en nadat ETA merkte dat door middel van de ontvoering van ondernemers en de moord op democratische gemeenteraadsleden zij enkel het verlies van de weinige steun die zij genoot bereikte, kondigde ETA (na het "Pact van Lizarra" op 16 september 1998) een tweede, eenzijdig wapenstilstand af, en tegelijkertijd veranderde de politieke partij Herri Batasuna haar naam om te kunnen deelnemen aan de regionale verkiezingen op 25 oktober van datzelfde jaar.

De algemene mening is dat genoemde politieke partij (nu EH-Euskal Herritarrok) haar naam vlak voor de verkiezingen heeft veranderd om een vernieuwingsproject op te zetten en de potentiële stemmers er van te overtuigen dat ze eindelijk de ellenlange zeeën van bloed die ontstaan waren door de honderden moorden op onschuldigen, moorden die zij nooit hadden veroordeeld, achter zich hebben gelaten.

Juan José Etxabe werd in Arrasate geboren op 11 november 1937, als 2de van 8 broers. In 1955 trad Juan José toe tot de jongerenorganisatie “EGI” van de PNV. Na de afscheuring van die partij militeerde hij in ETA, waarvan hij van de minder bekende medeoprichters was. In 1960 werd hij een eerste maal gearresteerd door de Guardia Civil toen hij leuzen tegen Franco schilderde op muren.

In 1963, na de 2de Assemblee van ETA, werd hij verantwoordelijk voor het militaire front. In die functie bleef hij verantwoordelijk tot 1970. Hij werd beschouwd als een harde radicaal, maar dat ontkende hijzelf. Wel gaf hij toe in gedachten zeer radicaal te zijn. In ieder geval, wat de gewapende acties betrof, was hij dat helemaal niet. In 1971 verliet hij de organisatie wegens meningsverschillen, en hij trok zich terug in zijn restaurant in Saint Jean de Luz. In dat restaurant kreeg hij 2 aanslagen te verduren van huurlingen, in dienst van de Spaanse regering. De meest vernietigende was de aanslag op 2 juni 1978, waarbij zijn vrouw Agurtzane om het leven kwam en hijzelf heel ernstig gewond raakte. Drie jaar voordien had de Guardia Civil al zijn broer Iñaki vermoord wegens het simpele gegeven dat hij de naam Etxabe droeg. Alsof dat nog niet genoeg was, zijn restaurant was volledig vernield, werd de handelsvergunning die zijn vrouw had om een kledingzaak open te houden, ingetrokken. Hij bleef met zijn drie kinderen verweesd achter.

Meermaals werd hij gearresteerd en 8 maal ging hij in hongerstaking. Zijn laatste arrestatie (meer dan één maand hechtenis) dateerde van 21 mei 1996. Nadien kon hij niet meer gearresteerd worden, want hij overleed aan een hartinfarct in zijn woning te Urruña (Urrugne) op 12 juli 1996.

Op 29 maart 1997 wordt het lijk van Basajaun, militant van ETA, gevonden te Itziar. Hij was al sinds 23 maart 1997 als vermist opgegeven. Het kadaver vertoonde een impact van een schotwonde in de hartstreek. Naast hem lag een geoxideerd pistool en een huls.

Op 14 juli 1997 verzamelt een massa volk (ongeveer één miljoen demonstranten) in Madrid om uiting te geven aan hun unanieme afkeer voor de moord op Miguel Ángel Blanco. Hiermee was ETA een brug te ver gegaan, en de weinige steun waarop ze nog konden rekenen, verdween helemaal in het niet. Ook in Baskenland zelf zijn er grote manifestaties. Opdat de moord op Miguel Ángel Blanco niet tevergeefs zou zijn geweest, werd het "Foro de Ermua" opgericht. Een groep professoren wilde naar aanleiding van de moord een manifest van afwijzing opstellen. De tekst verzette zich tegen onderhandelingen met ETA en voor de herwaardering van een vernieuwde politieke, sociale en culturele ethiek, er naar strevend de universele waarden en de basisprincipes van de samenleving in eer te herstellen. Of ze die principes ook op het staatterrorisme en de behandeling van politieke gevangenen wilden toepassen, heb ik nergens kunnen lezen. Feit is dat het Forum van Ermua, eerder vroeg dan laat, op de gevaarlijk deinende golfslag van extreemrechts meedreef.

Censuur in Baskenland

15 juli 1998

In Baskenland kan je maar beter niet de familienaam ETXABE dragen. Een paar voorbeelden: priester Jon Etxabe werd aangeklaagd in het proces van Burgos, er waren bomaanslagen en brandstichtingen op verscheidene restaurants en bars uitgebaat door een Etxabe, er waren de aanslagen op Iñaki Etxabe in hotel Kanpazar en op Juan José Etxabe in Saint Jean de Luz…

Op 15 juli 1998 deed de Spaanse justitie een inval bij het dagblad EGIN en de radiozender Egin Irratia. Hierbij werden negen mensen gearresteerd en werden drukpersen en zendapparatuur onklaar gemaakt. Op last van onderzoeksrechter Garzón werden beide media voor onbepaalde tijd verboden.

Het Baskische dagblad was als zodanig wel gewend aan repressie door justitie en politie. Het blad kent een lange geschiedenis van invallen en rechtszaken tegen journalisten. De aanklacht luidde in dat soort gevallen vrijwel altijd samenwerking met een gewapende organisatie en de flinterdunne bewijsvoering werd vrijwel altijd onderuit gehaald. Het is echter nog nooit voorgekomen dat Egin een verschijningsverbod opgelegd kreeg en het is de eerste maal sinds de dood van dictator Franco dat een krant verboden werd. De officiële redenen voor de sluiting lieten een week op zich wachten, maar waren naar goed Spaans gebruik al de volgende dag in de krant te lezen. Doordat minister van Binnenlandse Zaken Mayor Oreja de Spaanse media en buitenlandse correspondenten al voor de inval had geïnformeerd, hadden de kranten in binnen- en buitenland een eensluidend verhaal: Egin is ETA.

Bewijzen

Na een week van wilde speculaties blijkt dit in hoofdlijnen ook de theorie van de onderzoeksrechter te zijn. Volgens deze theorie is Egin het vierde of het informatieve front van ETA, en is de redactie van Egin rechtstreeks door de ETA leiding benoemd. Egin zou verscheidene functies hebben waarvan de belangrijkste het verspreiden van valse informatie en het creëren van een onjuiste realiteit is. Daarnaast wordt Egin gebruikt voor het doorgeven van gecodeerde boodschappen naar verschillende ETA commando's, Egin verzamelde informatie voor ETA en Egin was onderdeel van het "financiële ondersteuningsnetwerk" van ETA. Als zodanig zorgde ze voor witgewassen geld. Naast dit alles wordt Egin nog verdacht van belastingontduiking. De 'bewijzen' voor dit alles zijn flinterdun. De onpartijdigheid van een krant is een zaak van de lezers en niet die van een rechter. Dat de redactie benoemd is door ETA wordt afgeleid uit het feit dat de hoofdredacteur enkele weken voor zijn benoeming een ontmoeting had met een ETA lid. Dat hij die ontmoeting had voor het afnemen van een, later gepubliceerd, interview doet blijkbaar niet ter zake. De gecodeerde boodschappen stonden in de advertentie afdeling en hadden dus net zo goed in elke andere krant kunnen staan. In de media wordt hierbij telkens melding gemaakt van een codeboek dat op de redactie is gevonden. Dat betreft echter een heel ander soort code, namelijk die waarmee ETA-verklaringen op authenticiteit worden gecontroleerd. De informatie die Egin voor ETA zou verzamelen werd gewoon gepubliceerd, en dat verscheidene ETA-commando's in het bezit waren van krantenknipsels kan men de krant zelf toch moeilijk kwalijk nemen. De bewijsvoering betreffende het financiële netwerk is te ondoorzichtig om te bespreken. Zo blijft alleen de belastingontduiking nog over. Zelfs als daar sprake van zou zijn, zou dat toch moeilijk een reden tot sluiting van een krant mogen zijn.

Repressie

De sluiting van Egin valt niet los te zien van de situatie in Baskenland. De regerende Partido Popular heeft de moord op Migel Angelo Blanco van 13 juli 1997 door ETA aangegrepen voor een repressiecampagne tegen de gehele links nationalistische beweging. Naast een enorme, voortdurende arrestatiegolf en de uitsluiting van de politieke partij Herri Batasuna werd het bestuur van deze partij in december tot 7 jaar gevangenisstraf veroordeeld. De reden was de samenwerking met een gewapende organisatie op grond van het feit dat deze partij een video vertoonde waarop ETA leden hun vredesvoorstel uitlegden. Net als nu het geval is, werd het bestuur lang voor een veroordeling door de rechter, al veroordeeld door de regering en de media. In april maakte justitie voor het eerst gewag van het zogenaamde 'financiële netwerk' van ETA. Dit zou bestaan uit ongeveer 170 Baskische bedrijven die geld voor ETA zouden witwassen. In het kader van deze operatie werd de bankrekening van AEK, een organisatie die volwassenenonderwijs in de Baskische taal verzorgd, geblokkeerd en pas na een maand weer vrijgegeven. Deze operatie zou uiteindelijk tot de sluiting van Egin hebben geleid. Ook in regeringsverklaringen wordt de links nationalistische beweging voortdurend gecriminaliseerd. Zo zei premier Aznar dat ETA en Herri Batasuna (HB) allemaal in de gevangenis zullen eindigen.

Reacties

Al op de dag van de sluiting vonden er veel demonstraties plaats in heel Baskenland. De volgende dag verscheen een nieuwe krant in de Baskische kiosken: Euskadi Informacion, gemaakt door de werknemers van Egin. Drie dagen na de sluiting demonstreerden 75.000 mensen in Donostia tegen de sluiting. In de demonstratie liepen veel kopstukken van partijen die de sluiting officieel niet veroordeeld hadden zoals PNV en EA. In de daaropvolgende week vond er een algemene staking plaats in Baskenland. Volgens de Spaanse media een totale mislukking, volgens Herri Batasuna een groot succes dat grote delen van het land platlegde. Ook de jeugd trok de straten op wat tot vele veldslagen met de politie leidde. Naast de veroordeling van vele Baskische organisaties werd de sluiting ook veroordeeld door Reporters Sans Frontieres en Amnesty International. Amnesty meent dat vrijheid van meningsuiting een fundamenteel democratisch recht is dat essentieel is voor de oplossing van politieke conflicten. Amnesty wijst verder op de opsluiting van het Herri Batasuna bestuur en concludeert dat de regering zich meer en meer toespitst op censuur en repressie in plaats van publiek debat en dialoog. Amnesty roept op tot een onmiddellijke heropening van Egin en Egin Irratia en wijst in dit verband ook op de meerdere rechtszaken die al tevergeefs tegen Egin gevoerd zijn. Ten slotte wijzen zowel de Baskische christen democraten (PNV) als de Spaanse linkse partij IU op het sluipende gevaar van deze sluiting. Op de gronden waarop nu Egin gesloten is kunnen ook andere organisaties, zoals Herri Batasuna en de vakbond LAB, verboden worden verklaard. Door de repressie wordt het voor legale en vreedzame links nationalistische organisaties steeds moeilijker om goed te functioneren. Zowel Egin als Herri Batasuna vertegenwoordigt de gevoelens van een flink deel van de bevolking. Het zijn bovendien volwassen organisaties, veel meer dan dekmanteltjes van ETA. Ze streven gelijke doelstellingen na maar op totaal andere, in de moderne rechtsstaat volkomen geaccepteerde, wijze. Deze organisaties onderdrukken is het ontnemen van de uitingsmogelijkheden van een groot deel der bevolking. Dit zal, zeker in het geval van de Basken, niet tot een vermindering van de gewapende strijd leiden.

Ondanks dit alles wordt de roep om vrede steeds groter en de Basken weten als geen ander dat deze vrede alleen door middel van dialoog bereikbaar is.

Op 20 maart 1999 wordt in Renteria het lijk gevonden van José Luis Geresta Mujika "Ttotto", met een kogel in het hoofd. Gestoras Pro-Amnistía (zie rubriek: "Historiek Iparralde 10") noemde het een “Staatsmoord”, een nieuwe episode in de vuile oorlog tegen het Baskische Volk.

Op 25 oktober 1999 maakt ETA via een communiqué zijn voorwaarden bekend voor een nieuwe onderhandelingsronde met de regering. Vooreerst klagen ze aan dat er na de samenkomst van 19 mei 1999 leugens werden verspreid. De te bespreken thema's moeten zijn:

    • De wens van het Baskische Volk moet gerespecteerd worden en uitgevoerd door Basken.

    • Welke garanties geeft de Spaanse staat om dit proces tot een goed einde te brengen?

    • Hoe en wanneer worden alle Baskische politieke gevangenen vrijgelaten?

    • Hoe en wanneer vertrekken de buitenlandse Spaanse strijdkrachten uit ons land?

    • De afronding van de genoemde punten verbetert de tegenstellingen Spanje-ETA.

Als vertegenwoordigers voor ETA worden aangeduid: Antton López Riuz "Kantauri", Josu Urrutikoetxea Bengoetxea "Josu Ternera" en Josetxo Arizkuren Ruiz "Kubati" (gearresteerd toen hij was aangeduid voor de eerste onderhandelingsronde). ETA behoudt zich het recht voor om meerdere onderhandelaars aan te duiden. De Spaanse Regering antwoordt dat het om een "oefening in propaganda" voor eigen gebruik gaat.

Op 3 december 1999 zegt ETA, het bestand van 16 september op, omdat Spanje en Frankrijk verder gaan met hun heerschappij, hun bezetting en hun repressieve aanvallen. Het is het begin van een reeks aanslagen, waarvan vooral plaatselijke politici, politieagenten en zakenlieden het slachtoffer worden.

Ook in 1999 wordt een bijeenkomst belegd tussen drie regeringsafgezanten met Mikel Albisu en Belén González Peñalva. Bij de tweede ontmoeting, voorzien voor oktober, wijzigt ETA haar onderhandelaars en vervangt ze door drie gevangen, waaronder "Josu Ternera". Rondom die tijd arresteert de Franse politie Belén González Peñalva, met als gevolg dat ETA de tweede ontmoeting opschort

>>>>>>>>