6de Assemblee

De verzwakking na de 5de Assemblee was te wijten aan een niet te stuiten repressie en de talloze arrestaties, aan de afscheuring van de “obreristas” van Patxi Iturrioz en aan de afscheuring van de “culturalistas” van Txillardegi, met net voordien nog het opstappen van de “Cabras” van Javier Zumalde. Niettemin werd de ideologische lijn duidelijker dan ooit uitgestippeld en stevig ondersteund vanuit theoretisch oogpunt. Heel solide was de vastberadenheid van de militanten om de strijd verder te zetten. Deze laatste factoren compenseerden gedeeltelijk de eerste. Begin 1967 kon ETA rekenen op de inzet 40 militante “liberados” (militanten die volledig in dienst stonden van de organisatie).

Gedurende de eerste maanden van 1967 realiseerde ETA verschillende acties: plaatsing van Ikurriña’s op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen, vernielen van herdenkingsmonumenten voor de fascisten van het Franquisme, het opblazen van de zendmast van de Spaanse TV te Olarizu (Araba). De Aberri Eguna van dit jaar werd weer gezamenlijk met de PNV gevierd, en ondanks een immens politiekordon slaagde toch 20.000 à 30.000 manifestanten aan de “dag van het vaderland” deel te nemen. Er waren wel meer dan 300 arrestaties. Ook bij de 1 meibetogingen werden honderden militanten gearresteerd. ETA slaagde er in verscheidene jeeps van de gewapende politie in brand te steken en het commissariaat van Eibar werd aangevallen met molotovcocktails. De repressie was navenant.

Op het politieke vlak ontplooide ETA een nooit geziene propagandaslag met de campagne BAI (Batasuna, Askatasuna, Indarra), vrij vertaald: Eenheid, Vrijheid, Kracht. Onder dit drieletterwoord werd opgeroepen tot een concentratie te Urbia op 1 oktober 1967, onder een nieuwe benaming: “Batasun Eguna”, de dag van de vrijheid. De bedoeling was een eenheidsmanifestatie te houden van alle Abertzalekrachten, van alle nationalisten, ook PNV. Hoewel “Batasun Egina” toegeschreven wordt aan ETA, komt de idee eigenlijk van “Jagi-Jagi”, een afgescheurde groep van de PNV in de jaren 30, met een radicaal nationalistisch karakter. De bijeenkomst mislukte als gevolg van een nooit geziene politieomsingeling. Er werden dan maar in de omliggende dorpen en steden, zoals Tolosa, manifestaties gehouden, met meer dan 100 arrestaties tot gevolg.

ETA scoorde wel hoog in de opzet om zijn organisatie in de arbeidersbeweging te verbeteren. Na het opstappen van de “obreristas” van Patxi Iturrioz was de zwakte in die sector goed voelbaar. Maar het harde werk van Txabi Etxebarrieta Ortiz, na de 5de Assemblee, wierp haar vruchten af, door middel van het gloednieuwe “Frente Obrero”, arbeidersfront. In realiteit kwam het er op neer dat ETA aanvaard werd als interventieapparaat in de arbeidersstrijd. Zij slaagden er in een constante mobilisatie en agitatie aan te houden in de fabrieken, en onderhield genormaliseerde relaties met UGT (vakbond), PCE (communisten) en CC.OO (vakbond).

Op militair vlak ontplooiden zij ook een grote activiteit, met in oktober 1967 een aanslag met explosieven tegen het standbeeld van generaal Mola in Bilbao, en tegen lokalen van het Franquistische syndicaat in december te Eibar en Elgoibar. (Generaal Mola had tijdens de Spaanse Burgeroorlog de leiding over het nationalistische Noordelijke Leger. Hij veroverde in een mum van tijd het noordelijke deel van Spanje in juli 1936, behoudens de kuststrook en het Baskenland. In 1937 kwam hij om het leven bij een vliegtuigongeluk.) De groep die bovenvermelde acties pleegde, werd onderschept door de Guardia Civil, maar zij konden heelhuids ontsnappen ondanks de 59 kogelinslagen in hun wagen. Op 7 november 1967 stelden Spaanse militairen zich verdekt op in een garage om Txabi Etxebarrieta op te wachten. Er volgde een salvo aan kogels, maar ook hij kon ontsnappen. De Guardia Civil stuurde een speciaal getraind dispositief naar de muga, de grens, om Txabi te onderscheppen. Een jongen, Miguel Iturbe die niets te maken had met ETA, werd neergeschoten in de veronderstelling dat het Txabi was. Dat was al het 15de slachtoffer, zonder uitstaans met ETA, die aan de Muga (grens) bij vergissing werd neergeschoten.

In januari 1968 werd een “Zutik” gelanceerd, nummer 48, onder de redactie van José Antonio Etxebarrieta, met als titel en inhoud: “Wat doen wij? Waarom doen wij het? Wat moeten wij doen? Waarom moeten wij het doen?” De publicatie kon op 20.000 exemplaren verspreid worden.

Ten slotte legde ETA er de nadruk op dat de strijd van het Baskische volk niet mocht vertrouwen op buitenlandse hulp, niet op internationale hulp en noch minder op Spaanse hulp. De kracht moest van uit het eigen volk komen.

In maart 1968 plaatste ETA een krachtige bom bij de installaties van de krant “El Correo Español” te Bilbao. Deze krant onderscheidde zich door een regelrechte intoxicatiecampagne, een ware hersenspoeling, tegen de onafhankelijkheidsbeweging in het algemeen en ETA in het bijzonder. De krant was eigendom van de Baskische oligarch Ibarra die zoete broodjes bakte met Franco. Na de aanslag volgde een oproep om de krant te boycotten, oproep die gesteund werd door de PNV. De PNV-jongerenbeweging EGI plaatste zelfs een krachtige bom tijdens de Vuelta, de Ronde van Spanje, gesponsord door “El Correo Español”. Dit bewijst voldoende dat in alle rangen van de nationalisten de strijd radicaliseerde.

Begin 1968 verklaarde de hoogste in rang van de politie van Bilbao: “Wij hebben de warme (caliente) oorlog aan ETA verklaard.” Txabi Etxebarrieta beantwoordde die verklaring met een manifest van ETA:

Manifest ETA

maart 1968

Als we één politieke conclusie kunnen trekken uit die “warme oorlog aan ETA”, dan is het dat de revolutionaire lijn, vastgelegd in de 5de Assemblee, resultaten oplevert, waarbij de mogelijkheid en de noodzaak van 4 strijdfronten werd vooropgesteld om ons doel te bereiken. Wij hebben kunnen vaststellen dat de harmonische ontwikkeling van die 4 fronten ons wapenen tegen de houding van zowel opportunistische links als opportunistische rechts, alsook tegen de positie van de españolistas.

Bij de Aberri Eguna van 14 april 1968 werd meer aandacht besteed aan het aantal van de bezettende macht (Guardia Civil, oproerpolitie), dan aan het aantal aanwezige manifestanten. Nog nooit was een dergelijke machtsontplooiing te zien geweest. Verscheidene bronnen spraken 15.000 politieagenten, 500 Guardia Civiles te paard, ondersteund door 4 helikopters. Voor de duizenden nationalisten die kwamen opdagen, zat er niets anders op dan dekking te zoeken tegen de brutale interventies van matrak en traangas. Honderden arrestanten mochten de nacht doorbrengen in de akelige politiecellen. De viering van 1 mei 1968 toonde een gelijkaardig verloop, maar de manifestaties waren nu verspreid over diverse lokaliteiten.

Maar de gebeurtenissen van juni 1968 zullen in het geheugen gegrift staan als een mijlpaal in de geschiedenis van ETA. Vanaf nu zal gesproken worden over “vóór juni 1968 en ná juni 1968”. In juni 1968, te Benta Haundi, betreurde ETA het eerste dodelijke slachtoffer in haar rangen: Txabi Etxebarrieta (*). De zelfde dag was ook het eerste dodelijke slachtoffer door toedoen van ETA gevallen: José Pardines Arcay.

(*) Op 7 juni 1968 reden de ETA-leden Txabi Etxebarrieta en Iñaki Sarasketa in een voertuig met valse kentekenplaten door de provincie Guipúzcoa. Txabi had een ontmoeting in het klooster van Lazkano met Eustaquio Mendizábal, (bijnaam Txikia, seminarist en hevig aanhanger van ETA), en Iñaki moest een lading explosieven ophalen in Beasain. Toen beide ETA-leden in de buurt van Villabona (Guipúzcoa) reden, werden zij door twee verkeersagenten van de Guardia Civil aangehouden en op het moment dat de agenten ontdekten dat de kentekenplaten vals waren, voelden ze zich in het nauw gedreven. De gevolgen zijn gekend…

Txabi Etxebarrieta trok een pistool en vuurde op de agent van de Guardia Civil José Pardines Arcay, 25 jaar uit Malpica in Galicië, die ter plekke overleed. Vervolgens ontsnapten zij richting Tolosa (Guipúzcoa), maar achtervolgd door de Guardia Civil werden ze tegengehouden te Benta Haundí. Ook in dit geval maakten de ETA-leden gebruik van hun vuurwapens, en in het vuurgevecht overleed Txabi Etxebarrieta, terwijl Iñaki Sarasketa kon ontsnappen en later worden aangehouden in de kerk te Errezil (Régil), in de nabijheid van Azpeitia (Guipúzcoa). Hij werd op 28 juni 1968 veroordeeld tot de doodstraf, later omgezet naar levenslang.

Op het ogenblik van de gebeurtenissen was, Iñaki, 19 jaar oud en militeerde al sinds zijn 15de voor ETA. Txabi Etxebarrieta (23 jaar), zijn vriend en lid van het uitvoerende comité, was overtuigd van de gewapende strijd echter zonder slachtoffers. Het 1ste slachtoffer van ETA was gevallen.

Een maand later, op 2 augustus 1968, zorgde ETA voor een 2de slachtoffer: de beruchte folteraar Melitón Manzanas. Meer informatie over die gebeurtenissen kan u nalezen in de rubriek: “Historiek ETA 4”. De aanslag op Manzanas sloot een tijdperk af: het definitieve verdwijnen van de angst van het Baskische volk voor het fascisme van Franco. ETA valoriseerde de actie in volgende bewoordingen:

Manifest ETA

augustus 1968

Wij willen niet dat deze terechtstelling beschouwd wordt als een alleenstaand feit, als een persoonlijke wraak van weinig belang. De executie van de folteraar Manzanas is een belangrijke stap voorwaarts in onze revolutionaire strijd, en heeft de werkelijke waarde van onze strijd ondubbelzinnig aangetoond.

Het regime reageerde furieus. Er werd een soort snelrecht toegepast, de regimekranten lanceerden dagelijks tonnen papier met hatelijkheden en manipulaties, De repressie werd gevoerd van gemeente tot gemeente, alles werd uitgekamd. Conversaties in het Euskara werden verboden, legerkazernes werden gevangenissen en foltercentra. Het verbrijzelen van vingers en het uitrukken van vingernagels werden voor de sadisten van de Guardia Civil dagelijkse kost. Vrouwen werden seksueel lastiggevallen. De voorhechtenis met het beruchte incomunicado-systeem duurde weken (meer tijd om te martelen). De veiligheidstroepen kregen de hulp van een netwerk van burgers die maar al te graag verklikker wilden spelen. De staat van beleg was weer van kracht, en aan de arrestatie van ETA-leden bleek geen einde te komen. ETA zag zich verplicht tot kleinere acties over te gaan, maar die voorzichtigheid betekende helemaal geen zwakte, want de steun van het volk was massaal.

De repressie trof ook de clerus en de seminaristen. Zelfs de tweede hoogste in religieuze rang van de provincie Bizkaia, vicaris-generaal José Ángel Ubieta werd gearresteerd, op beschuldiging van collaboratie met ETA. Op 30 mei 1969 werd door de Guardias van Franco een bompakket gestuurd naar het klooster van de karmelieten te Eibar.

Een generatie seminaristen maakte zich los uit de wurggreep van de met Franco collaborerende seminaries, en vervoegde ETA die de vloedgolf nauwelijks aankon. De intellectuele en psychische rusteloosheid van de geseculariseerde seminaristen en priesters dreef velen onder hen naar Brussel en Parijs, waar zij Politieke en Sociale Wetenschappen gingen studeren en al vrij vlug onder de invloedsfeer kwamen van de leer van Trotski. Die groep zal een onuitwisbaar spoor nalaten bij ETA. Zij werden later de “Sexta’s” (naar "6de Assemblee") genoemd, die aanleunden bij de Revolutionaire Communistische Liga, dit in tegenstelling tot de “Quinto’s” (naar "5de Assemblee"), die het nationalisme hoog in het vaandel voerden, maar ofwel gevangen zaten (Gorostidi, Uriarte, Onaindia, Arruti, Larena, Dorronsoro, Izko…), ofwel over Europa verbannen waren (Eskubi en Mariasun Goenaga…) waarvan vrij veel in Vlaanderen, ofwel vermoord waren (Txabi Etxebarrieta). Dat was hoofdzakelijk te wijten aan de coherentie van ETA, die ondanks alles in Hegoalde (Spaans-Baskenland) bleef ageren. Zij namen hun verantwoordelijkheid op het terrein zelf.

Begin 1970 maakte de PNV een balans op van het voorbije jaar: 2.000 arrestaties, waarvan het merendeel gefolterd werd.

ETA had een nieuwe directie moeten samenstellen, en de “verbrande” militanten moesten op de vlucht naar Iparralde. Die nieuwe directie was hoofdzakelijk samengesteld uit “obreristas” van de provincie Bizkaia.

Van zohaast de nieuwe directie de leiding had overgenomen, groeide de overtuiging dat er een assemblee moest worden samengeroepen. Voor hen was dit onvermijdbaar, omdat zij de gedecimeerde organisatie politiek wilden hervormen. Op dit ogenblik tekenden zich drie grote tendensen af:

  1. De eerste tendens werd vertegenwoordigd door de nieuwe directie, die onder het leiderschap van o.a. Patxo Unzueta, duidelijk de meerderheid achter zich had en de controle had over het apparaat en de interne informatiemedia. Hun voornaamste doelstelling bestond er in om vanuit ETA een politieke revolutionaire partij op te richten.

  2. De tweede tendens werd vertegenwoordigd door een groep die de nieuwe directie er van verdacht onderhuids een nieuwe “ETA-berri”-toestand voor te bereiden (de klassenstrijd, de rest is bijzaak). Deze groep werd aangevoerd door 5 historische leiders van ETA: Etxabe, Krutwig, Madariaga, Edur Arregi en López Adán, de zo genoemde “groep van 5”.

  3. De derde tendens bestond uit de zo genoemde “Células Rojas” (Rode cellen), een generatie seminaristen die zich los maakte uit de wurggreep van de met Franco collaborerende seminaries, en in Brussel en Parijs, Politieke en Sociale Wetenschappen gingen studeren. Dat was de meeste linkse groep van de organisatie, die zelfs het nationalisme en de gewapende strijd in vraag stelde. De voornaamste theoreticus was Mikel Azurmendi, hoewel Eskubi, die in ballingschap verbleef, het maximale referentiepunt was.

De directie probeerde de centrale rol te handhaven tussen de twee eerste tendensen en trachtte de activistische visie en de dynamiek van eenheid te integreren in de constructie van een klassenpartij. Ze veronderstelden op die manier de PNV en EGI, sectoren die de burgerij vertegenwoordigden, aan te trekken om samen een Frente Nacional te vormen, een nationaal front. Met deze uitgangspunten als onderwerp van debat, en tegen alle kritiek in, begonnen zij aan de voorbereiding van de assemblee. Nooit had ETA voor een complexer debat gestaan: alle varianten van het marxisme, van het nationalisme, van organisatie, van tactiek, kwamen op tafel te liggen.

De "6de Assemblee" vond plaats te Itxassou (Frankrijk) op 31 augustus 1970. De assemblee werd bijgewoond door 28 personen, waarvan er slecht 3 (Eskubi, Unzueta en Goenaga) bij de vorige 5de Assemblee aanwezig waren. Dit was al een aanwijzing voor de vernieuwing die was doorgevoerd. Er waren constant wrijvingen tussen de nationalistische groep en de meer doctrinaire marxisten, zodat we niet meer kunnen spreken van een korte onderbreking in strategie en beleid, maar van een kortsluiting tussen ETA en het nationalisme

Het eerste onderwerp dat behandeld werd, was de toestand van het Frente Militar. Er waren 5 leden uitgenodigd, maar alleen Iulen Madariaga was aanwezig. Op de vraag verantwoording af te leggen over bepaalde acties, weigerde hij te antwoorden. Hij beperkte zich tot de vaststelling dat deze assemblee niet legitiem was, want de oproep was niet uitgegaan van de “Biltzar Ttipia”, maar van het uitvoerende comité zelf. (De “Biltzar Ttipia” of kleine assemblee, werd in de 5de Assemblee opgericht als controleorgaan, met toezicht op het “Aginte Batzorde”, het uitvoerende comité, om te vermijden dat een kleine groep militanten de controle van de organisatie zou kunnen overnemen. Onder druk van de Células Rojas werd Madariaga en zijn groep uit de assemblee, onder beschuldiging van complot.

Een tweede pijnlijk feit was de onenigheid tussen de twee overgebleven groepen. De ideologische aanpak van de organisatie zorgde voor een confrontatie tussen de Células en de directie. Nog voor de assemblee ten einde liep, stapten 10 van de 11 leden op, en boden hun ontslag aan de organisatie aan. Een vervolg op deze assemblee was onvermijdelijk geworden, om een diepgaande ideologische vernieuwing op punt te stellen. De verbijstering over wat zich had voorgedaan was zo groot, dat het praktisch onmogelijk was om het gebeuren aan de niet-deelnemers uit te leggen. De nieuwe directie wachtte trouwens bijna één jaar om haar interpretatie van de feiten te geven.

Eind augustus 1970 publiceerde “de groep van 5” een communiqué waarin te lezen stond dat zij Eskubi en de nieuwe directie uitgewezen werd, en waarin ze oproep deden om de organisatie te bestendigen volgens de goedgekeurde parameters uit de 5de Assemblee. Naar aanleiding hiervan werden zij de “Quinto’s” genoemd.

Manifest ETA

september 1970

Daarom wil ETA door middel van dat 5 van de 8 leden (één dood en één gevangen) benoemd in de 5de Assemblee als lid van de “Biltzar Ttipia” of kleine assemblee, aan het Baskische volk in het algemeen en aan de basis van ETA in het bijzonder, kenbaar maken, dat zij José M. Eskubi Larraz en het zopas vernieuwde uitvoerend comité aanklagen. Wij klagen aan dat zij een uitvoerend comité, van Spaans marxistisch-leninistische strekking, hebben samengesteld en een assemblee hebben samengeroepen, zonder de voorafgaande toestemming van de “Biltzar Ttipia”, een assemblee daarenboven die volledig in het honderd is gelopen. Gelukkig is het merendeel van de jongeren er van overtuigd dat de enige geldige en doeltreffende weg die van de georganiseerde en actieve strijd is voor de onafhankelijkheid van heel Euskadi.

De directie weigerde het document onder de militanten te verdelen en deed hetzelfde met een document dat door de Células Rojas was opgesteld. Zij beantwoordden het manifest met een tegenmanifest waarin zij “groep van 5” racistisch en burgerlijk noemde. Racistisch omdat de groep Madariaga zich beperkte tot het Baskische volk, terwijl de “Sexta’s” ook de Spaanse arbeiders wilde opnemen.

Dit feit, die de scheiding bezegelde, motiveerde de “Quinto’s” (ETA-5de Assemblee) om op zoek te gaan naar de nodige steun om de organisatie te herstructureren. Zij vonden die steun bij een groot deel van de vluchtelingen die in Iparralde verbleven. Er kwam zelfs steun van buiten ETA, en ook Txillardegi en Telesforo Monzón zegden hun steun toe.

Na die schending werden diegenen die het eerste deel van de 6de Assemblee als legaal beschouwden, de “Sexta’s” genoemd. Zij kregen de steun van een meerderheid van de militanten, omdat die misleid waren en dachten dat de scheiding er gekomen was omdat de rechtervleugel (de groep van 5) er op had aangestuurd. Zij claimden dan ook nog de naam ETA, dit in tegenstelling tot de Células Rojas, die later zullen opgeslorpt worden in andere groeperingen, zoals de Revolutionaire Communistische Liga.

Terwijl de dominantie van de “Sexta’s” aan invloed won en de gewone militant verweesd en gedesoriënteerd achterbleef, begon het wereldberoemde proces van Burgos op 3 december 1970. De franquisten veronderstelden dat dit proces een serieuze slag zou betekenen voor de activisten, maar ze hadden zich misrekend: de onthutsende waarheid van het tirannieke regime van Franco kwam aan het licht. De ontvoering (zie rubriek: "Financieel netwerk 3"), 2 dagen voor het proces, van de Duitse Consul Eugen Beihl door een ETA-commando onder leiding van de ex-quinta Juan José Etxabe, kende een ongekende internationale weerklank. Deze actie was uitstekende reclame voor de “Quinto’s”. De ultieme vernedering voor het regime, was echter de omzetting van 9 doodstraffen (6 + 3 dubbele) in levenslang, waartoe Franco gedwongen werd door internationale druk en protest. Maar de verdeeldheid tussen de twee groepen bleef groot. De massale steun van het Baskische volk deden de “Sexta’s” dagdromen. Zij dachten verkeerdelijk dat hun invloed onherroepelijk geworden was. Deze verkeerde inschatting en hun publicaties in de lijn van de marxistische theorie, speelden hen parten. Een laatste poging, zes bijeenkomsten tussen januari en mei 1971, om iedereen onder de noemer van een “nationaal front” te krijgen, mislukte.

De effecten van het proces van Burgos waren voor het tirannieke regime van Franco wellicht vernederend, voor de kaders en de volgelingen van de “Sexta’s” waren ze dodelijk. Een ongekende repressie had tot gevolg dat bijna alle kaderleden gearresteerd werden, waardoor de acties verlamd werden, de basis gedemotiveerd raakte en het interne net van de organisatie verwoest werd. Ook het onduidelijke ideologische aspect had een flinke knauw gekregen. In het eerste nummer van “Zutik”, na de scheiding, nummer 52, begonnen de “Sexta’s” zich openlijk vragen te stellen over de waarde van de gewapende strijd. Zij kwalificeerden ook de ideologie van de “Quinto’s” als burgerlijk nationalisme. Dat veroorzaakte een vlucht van militanten die terug aansloten bij de “Quinto’s”. De “Sexta’s” deden er nog een schepje bovenop door te verklaren dat de gewapende strijd elitair was en dat het onafhankelijkheidsstreven de arbeidende klasse verdeelde. Hiermee stelden zij zichzelf buiten ETA, hoewel zij de naam nog enige tijd zullen gebruiken. Eind 1971 nestelden de “Sexta’s” zich in het Trotskisme.

Stap voor stap kwamen nieuwe groepen, zoals “Batasuna eta Gatazka” en een paar honderd militanten van EGI (waaronder Iñaki Mugika Arregi, “Ezkerra”) aansluiting zoeken bij de “Quinto’s”, en langzaam aan herstelde de organisatie zich.

In augustus 1971 hielden de “Quinto’s” een soort pre-assemblee, een voorbereidende assemblee die later zal uitmonden in het 2de deel van de 6de Assemblee. Alle theoretische excessen van de laatste jaren achter zich latend, werd de aandacht vooral toegespitst op het herstel van de organisatorische structuren vastgelegd in de 5de Assemblee. Etxabe, één van de historische leiders die de repressie als geen ander aan de lijve had ondervonden, verliet om persoonlijke redenen de organisatie. De “groep van 5”, nu waren ze nog met 4, verloor aan invloed. Merkwaardig, maar hierdoor kregen de “Quinto’s” meer geloofwaardigheid. Eustakio Mendizábal, “Txikia”, werd de nieuwe verantwoordelijke voor het Frente Militar.

De legendarische Eustakio Mendizábal, “Txikia”, nam de leiding op zich van de militaire operaties. Hij legde er de pees op en drukte zijn stempel op de commando’s, die hij door middel van een reeks overvallen wapens kon geven. ETA hernam de gewapende strijd, probeerde de twee fronten, arbeid en cultuur, terug op een lijn te krijgen, maar de dominantie die de “milis” over beide fronten had en de verliezen die de gewapende strijd met zich meebracht, waren het grootste obstakel om ETA terug te “politiseren”.

De Commando’s van Txikia vernietigden verschillende lokalen van het Franquistische eenheidssyndicaat en voerden regelmatig aanslagen en aanvallen uit. Bij hevige arbeidsconflicten werd op 17 januari 1972 een industrieel van het bedrijf Precicontrol, Lorenzo Zabala, ontvoerd. Vier dagen later willigde de directie alle eisen van de arbeiders in en werd Zabala een paar uur later vrijgelaten. Dat was een succes voor de “Quinto’s” op alle niveaus en de publieke opinie aanvaardde de “Quinto’s” als de natuurlijke opvolger van het de historische ETA. De uitvoerders van die actie waren twee jonge militanten die later een enorme invloed zullen hebben op de organisatie: José Miguel Beñaran Ordeñana, "Argala", die van de “Sexta’s” was teruggekeerd, en Txomin Iturbe, die na de scheiding één van de inspirators van de “Quinto’s” was geweest.

Het regime reageerde, zoals gewoonlijk furieus. Vanuit het ministerie worden de eerste daden van staatsterrorisme gecoördineerd en uitgetekend in een het plan Udaberri (nieuwe zomer). Groepen als ATE-Antiterrorismo ETA, later gevolgd door AAA-Alianza Apostólica Anticomunista, ANE-Acción Nacional Española en BVE-Batallón Vasco Español, zorgen voor doodseskaders en aanslagen op alles wat te maken heeft met de onafhankelijkheidsstrijd.

Op 19 april 1972 wordt Eustakio Mendizabal, “Txikia”, doorzeefd door politiekogels in Algorta. Zijn metgezel, José Manuel Pagoaga “Peixoto”, slaagde er in te ontsnappen.

De opeenvolgende slagen (aanslagen, arrestaties) die zij te verwerken kregen in 1972 en 1973, verzwakten de organisatie gevoelig. De politieke werking werd door de arrestaties bijna volledig verlamd, terwijl de gewapende activiteit nog zich nog een beetje staande kon houden. Na een tweede pre-assemblee in oktober 1972, om de toestand te evalueren, werd de noodzaak voor een nieuwe assemblee (opnieuw 6de Assemblee genoemd, waarop dan weer een 2de deel zou volgen) urgenter. Deze bijeenkomst zou kunnen verward worden met de 6de Assemblee van 31 augustus 1970, maar de “Quinto’s” erkenden die assemblee niet en werd dus als onbestaande bestempeld.

De voorbereidingen begonnen met het samenroepen van het uitvoerende comité in Getafe (Madrid). *

* De plaats is wel heel verrassend, maar werd gekozen omdat, sinds de dood van Txikia en de ontvoering van de industrieel Huarte, heel Euskadi overspoeld was met veiligheidstroepen. Er waren trouwens al sinds een paar maanden, militanten werkzaam in Madrid om een logistieke infrastructuur op te zetten.

De 6de Assemblee werd uiteindelijk voorzien voor augustus 1973 te Hazparne in Iparralde. Er kan alleen vastgesteld worden dat de organisatie in een diepe crisis zat, omwille van de bijzonder grote meningsverschillen tussen het Frente Obrero en het Frente Militar. Er zat niets anders op dan de problemen te laten rusten, en te beslissen dat er later een vervolg moest komen.

In 1972-1973 ontstaat Iparretarrak (zij van het Noorden), een Franse organisatie die het equivalent is van ETA, maar dan in Frankrijk. Deze organisatie had een veel kleinere structuur en activiteit dan ETA, maar zij hadden hetzelfde objectief: de hereniging van de 4 Spaanse provincies met de 3 Franse provincies tot 1 Euskal Herria. De "Eskerro Mogimendu Abertzalea" is de politieke arm. In dat zelfde jaar wordt de industrieel uit Navarra, Felipe Huarte, ontvoerd en na 13 dagen vrijgelaten. ETA steelt in Hernani 3 ton dynamiet.

Het wegvallen van Txikia had tot gevolg dat de interne cohesie opnieuw zoek raakte. Er werd terug overgeschakeld naar het pure activisme. De aanslag op eerste korporaal van de Guardia Civil, Gregorio Posadas Zurrón, in Azpeitia op 3 april 1974, luidde een nieuwe soort van aanslagen in: persoonlijke aanslagen op politiemensen en hun vertrouwelingen. De naweeën van de aanslag op Carrero Blanco, leidde in oktober tot een belangrijke scheuring tussen de “Milis” (ETA-m) en de Polimilis” (ETA-pm). Het regime reageerde met zware repressie en met een uitzonderingstoestand (staat van beleg).

Na bijeenkomsten van twee “Biltzar Ttipia” (overkoepelende kleine assemblees), op 12 oktober 1973 en juni 1974, konden de meningsverschillen nog onmogelijk beslecht worden, en werd de breuk definitief. Het vertrouwen was totaal zoek. Toen gezocht werd naar een oplossing om beide fronten onder één controlepost te plaatsen, was het hek van de dam. Het merendeel van het Frente Obrero, het bijna volledige apparaat van Gipuzkoa en een deel van Bizkaia, verlieten de assemblee en richtten een nieuwe structuur op: de politieke partij LAIA-Langileen Alderdi Irautzaile Abertzalea (Revolutionaire Abertzalepartij van de Arbeiders).

De 6de Assemblee voorzien om in augustus 1975 gehouden te worden, werd onder druk van het Frente Obrero, de polimilis, in januari gehouden. Aangezien de polimilis in de meerderheid waren, was de ontwikkeling van de politiek-militaire structuur de voornaamste bekommernis. Maar de scheiding in de gedachten bleef bestaan. Er was geen meningsverschil over de ideologie, maar over de structuur van de organisatie zelf en over de te volgen tactiek. In de maanden die hierop volgden bleef ETA-m op het tweede plan, met weinig activiteit. Zij begonnen wel met reconstructie van de organisatie, en vele jongeren, die ervaring hadden opgedaan tijdens hun legerdienst, vervoegden de rangen. De promotoren van dit proces was een nieuwe directie bestaande uit: Argala, Txomin Iturbe, Trepa, Peixoto en Yoyes. Veteranen van vroegere militaire apparaten schaarden zich aan hun zijde: José Antonio Urrutikoetxea Bengoetxea “Josu Ternera”, Pérez Revilla (Hij werd het slachtoffer van de doodseskaders van GAL op 15 juni 1984 en overleed aan zijn verwondingen op 28 juli 1984), Azkoiti…Deze directie nam een nieuwe maatregel: de leden moesten opereren van buiten Euskadi, dus van uit Iparralde. Zij brachten ook een waardevol document uit: “ETAren Agiria” (letterlijk: het document van ETA), uitgewerkt door Argala in november 1975, met twee hoofdpunten:

    1. De algemene overtuiging dat het regime een hervorming aan het voorbereiden was, die hen zou toelaten de huidige toestand te bewaren (alleen de naam zou “democratische” worden).

    2. De overtuiging dat het militaire apparaat een afzonderlijk apparaat moest zijn, dit in tegenstelling tot wat ETA-pm wenste.

Het gevolg van dit ideologische en organisatorische proces was dat ETA-m in een paar maanden tijd een stevige structuur poten gezet had, hoofdzakelijk gefocusseerd op de gewapende strijd, maar met een afzonderlijk politiek apparaat dat toeliet de toestand te evalueren en het contact met de realiteit niet te verliezen.

ETA-pm, aan de andere kant, waar geen afzonderlijk politiek apparaat was, startte in december 1974 een gewapende campagne en dit bleef nog maanden nadien aanhouden. Zij hadden echter een grote vergissing gemaakt. Zij hadden de logistiek van hun operaties toevertrouwd aan Mikel Lejarza Eguía “El Lobo”, een spion. Dat zal hen heel zwaar worden aangerekend, met ontelbare verliezen aan mankracht: massa-arrestaties, dodelijke slachtoffers bij controleacties van zowel schuldigen als onschuldigen, infiltraties, acties van de "incontrolados"…In Madrid en Barcelona wordt de “generale staf” van ETA-pm opgepakt, als gevolg van de infiltratie van “El Lobo”. Een bulletin: “Noticias del País Vasco durante el estado de excepción”, spreekt van 4.000 arrestaties, het merendeel gefolterd en 6 dodelijke slachtoffers door politiekogels.

De "milis" van ETA-militar, die gokten op selectief en

individueel geweld

"ZUTIK", officieel orgaan van ETA-m

De "polimillis" van ETA-politico-militar,

aanhangers van een volksopstand op politieke basis

"HAUTSI", officieel orgaan van ETA-pm

Op 26 augustus 1975 wordt het decreet “Ley Anti-Terrorista” getekend, die niet alleen op toekomstige delicten van toepassing is, maar ook op de al gearresteerde beklaagden. Op die manier worden Txiki en Otaegi met de doodstraf bedreigd. De agitatie die daarop volgt is algemeen: protesten in binnen- en buitenland, algemene stakingen, enz…De “Great Dictator” Franco zet door en het vonnis (fusilleren) wordt voltrokken op 27 september 1975. Franco bleef alleen achter, zieltogend. Op 20 november 1975 telde de wereld een dictator minder.

>>>>>>>>