Op deze pagina krijg je heel wat informatie over ridders, kastelen en nog veel meer. Het is de bedoeling dat jij zelf hierin jouw weg vindt. Het is een hele boterham. Dat het jou toch mag smaken, want jij kan zo ongelooflijk veel!
Opdrachten: Na en / of tijdens het lezen / leren krijg je diverse taken aangeboden.
Taak 1: Je krijgt een werkblad. Los eerst het kruiswoordraadsel met verborgen zin op! Daarna zoek je de woorden die door elkaar werden geschud.
Taak 2: Maak een eigen memory. Je kan er dan voor kiezen om het kernwoord te koppelen aan een foto of aan het woordje uitleg. Aan jou de keuze om dit verstandig aan te pakken.
Taak 3: Mail (minstens) drie vragen door naar meester Frank, zoals je al doet tijdens het contractwerk. Denk eraan dat je 3 soorten (* / ** / ***) vragen dient te maken en je bezorgt ons telkens ook het bijbehorende antwoord!
Taak 4: Met jouw vragen en deze van de andere kangoeroes (uit taak 3) maken we dan samen een gezelschapsspel.
Taak 5: Een rustig momentje mag ook wel eens. De boog hoeft niet altijd gespannen te staan. 
Geef jij de ridderzaal een kleurrijke invulling? Klik hier.
Je krijgt hieronder telkens een kernwoord, een foto en enige informatie te zien / te lezen.
Ridder
Ridder is een middeleeuws woord voor ruiter, of paardrijder. Dus soldaten die vochten op hun paard. Ze vochten voor hun baas: meestal een koning, een prins, hertog of andere edelman. Er waren veel oorlogen en aanvallen op kastelen onderling. En daar moesten de ridders aan te pas komen. Als beloning voor hun werk kregen ridders vaak een eigen stuk land. Daar konden ze een huis bouwen: een kasteel.
Page
Schildknaap
Ridder
Als je vader een ridder was en je was een jongen, dan kon je zelf ook ridder worden.
Zo’n jongen ging dan op 7-jarige leeftijd als page naar een ander kasteel, waar hij veel moest leren; goede manieren, vechten en nog veel meer.
Als hij 14 jaar was werd hij schildknaap. Hij hielp dan de ridder met van alles en nog wat.
Na 7 jaar oefenen, en als hij zelf 21 jaar was, kon hij zelf ridder worden.
Toernooi
De ridders moesten goed kunnen vechten in de strijd. Daarom oefenden ze vaak.
 Er werden toernooien georganiseerd, met verschillende soorten gevechten. Het steekspel was het bekendste en heel populair, ook bij alle toeschouwers.
 De ridders zaten op een paard. Ze moesten met een lans proberen de tegenstander uit het zadel te lichten. De uiteindelijke winnaar kreeg een prijs. 
Maliënkolder
Ridders droegen vaak een maliënkolder.
Zo’n ‘ijzeren vest’ hield de slagen van zwaarden over het algemeen goed tegen en pijlen van een kleine pijl en boog ook.
Maar toen de ‘langboog’ was uitgevonden was dat wel even anders. Zo’n pijl ging dwars door een maliënkolder heen en zorgde voor grote verliezen in een veldslag.
Harnas
Een gezellige illustratie uit een kinderboek, waarschijnlijk. Zo ging het er in het echt over het algemeen niet aan toe. 
Ridders in harnas, die zelf op hun paard klommen.
Dat kon helemaal niet, daar werd een takel voor gebruikt, want het harnas zelf woog al minimaal 40 kilo.
Normaal hadden ridders wel een maliënkolder aan als ze bijvoorbeeld op patrouille gingen.
Schild
De kleuren en afbeeldingen die op een schild gebruikt worden hebben speciale streepjes, een speciale naam en een speciale betekenis.
Geel (goud) = wijsheid en rijkdom.
 Wit (zilver) = trouw. 
Rood (keel) = moed en opoffering. 
Blauw (lazuur) = waarheid en wetenschap. 
Zwart (sabel) = kracht en gevaar. 
Groen (sinopel) = hoop en mildheid. 
Paars (purper) = waardigheid.
Vrouwenkamer
In een kasteel was er ook een speciale ‘vrouwenkamer’. Hier konden de vrouwen en adellijke meisjes/dochters samen handwerken, converseren (kletsen) en lezen (als ze dit geleerd hadden).
 Meisjes bleven dus bij hun moeder op het kasteel en leerden van haar alles wat ze moesten weten om later zelf leiding te kunnen geven op een kasteel als ze eenmaal getrouwd was.
Ridderzaal
Een banket in de ridderzaal. 
Eens in de zoveel tijd liet de kasteelheer in de ridderzaal een banket opdienen. 
Belangrijke ridders en andere mensen werden hierbij uitgenodigd.
Er werd muziek gemaakt en er waren soms ook acrobaten, toneelspelers en een minstreel.
Er werd gefeest en veel gegeten en gedronken.
Jeanne d'Arc (1)
Slecht nieuws voor meisjes. Sorry!
 
Eigenlijk alleen jongens konden later ridder worden. Hun vader moest ook wel ridder zijn. 
Er werden (in het begin) geen dames in het wereldje van de ridders toegelaten. Vrouwelijke vechters waren er (bijna) niet.
Er is maar één vrouwelijke ridder heel beroemd geworden: Jeanne d’ Arc (Frankrijk) in haar strijd tegen de Engelsen.
Ridder worden
Een schildknaap van 21 jaar kon zelf ridder worden.
Voordat hij tot ridder geslagen werd moest de schildknaap de hele nacht opblijven en bidden in de kapel van het kasteel. 
Als hij in slaap viel, dan was hij nog niet geschikt om ridder te worden. 
Bleef hij wakker, dan werd hij de volgende dag tot ridder geslagen.
Meestal door de edelman, die de baas was van het kasteel.
Mêlee
Om te oefenen werden ook grote schijngevechten georganiseerd: ‘Net-alsof-gevechten’.
In het begin waren dat wilde gevechten waaraan een heleboel ridders meededen. 
Zo’n gevecht heette een mêlee. 
Er waren eigenlijk maar twee regels:
1) Je mocht een ridder in een veilig gebied niet aanvallen.
2) Je moest proberen een ridder niet echt te doden. Er vielen veel gewonden en soms ook doden.
Takelen
Een harnas gaf een betere bescherming. Maar een harnas was heel zwaar. Het woog wel 40 kilo. 
Daarom droegen ridders zo’n harnas alleen als ze op hun paard zaten.
 
Om op het paard te komen met een harnas aan, gebruikte men een soort takel. 
Een harnas bestond uit allemaal losse stukken. Ze werden vastgezet met riemen. Een ridder kon dat niet zelf.
 Zijn schildknaap hielp hem daarbij.
Wapens
Ridders hadden verschillende wapens om mee te vechten.
De lans en zijn zwaard zijn het bekendst.
Soms vochten ridders met een stok met een ketting en een ijzeren bal met punten eraan. 
Zo’n gevaarlijk wapen heette een strijdvlegel. 
 
Ridders, maar ook het voetvolk gebruikten nog veel meer slag en steekwapens, zoals bijlen en dolken.
Boeren
Het land bij het kasteel werd bewerkt door boeren. Ze verbouwden er graan of groente. De boeren in de Middeleeuwen waren erg arm.
Een groot deel van hun oogst moesten ze afstaan aan de ridder of aan een andere eigenaar van het land.
 Zelf hielden ze niet veel over. 
Maar als er gevaar dreigde, mochten de boeren schuilen binnen de muren van het kasteel. De ridder beschermde hen dan.
Jacht
Een populair tijdverdrijf op een kasteel was de jacht.
 Op groot wild werd gejaagd om af en toe vlees te kunnen eten. 
(Dat at men echt niet elke dag, want dat was te kostbaar.)
 Ook werd er gejaagd met valken, waarbij ook edelvrouwen meegingen op jacht.
De kasteelheer had hiervoor een speciale valkenier in dienst, die de valken opleidde en verzorgde.
Keuken
In de keuken van een kasteel was het van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat bedrijvigheid.
Er moest voor heel veel mensen gekookt worden. Zeker als er een feest was, moest er extra veel en extra lekker gekookt en gebakken worden.
Het voedsel kwam vaak van lokale boeren en vissers. Vlees kwam van de jacht.
Alleen de kasteelheer mocht jagen. Op stropen stonden strenge straffen.
Veiligheid
Rust
Als mensen aan ridders denken, hebben ze vaak een plaatje voor ogen of een idee dat je hiernaast ziet op de afbeelding. Oorlog voeren in vol ornaat, met harnassen.
 Natuurlijk kwam dat ook voor, maar er waren hele perioden van betrekkelijke rust in en om het kasteel. 
Wel werd er goed opgelet dat het kasteel veilig was.
Riddereed
Als je ridder wilde worden moest je ook de riddereed afleggen:
Je beloofde dat je nooit zou laten zien dat je bang was.
Je moest je ook altijd aan je woord houden.
Ook beloofde je om vrouwen, kinderen, bejaarden en priesters te beschermen en te leven volgens de regels van de Katholieke Kerk.
Meestal werd je tot ridder geslagen door de kasteelheer. Hier doet de kasteeldame het.
Zwaard
Het zwaard van een ridder was heel persoonlijk. Hij droeg het altijd bij zich, ook in vredestijd. 
Hij kon er mee slaan en mee steken. Een zwaard was aan twee kanten scherp. 
 Als bescherming droegen ridders over hun tuniek een maliënkolder. Dat was een lange vest, gemaakt van hele kleine ijzeren ringetjes. Het kon de steken en slagen van een zwaard goed tegenhouden.
Handschoenen
Handschoenen bij een harnas waren kunstwerkjes op zich.
 
De vingers moesten goed kunnen buigen, zodat de ridder zijn zwaard goed kon vasthouden.
 Ze bestonden dus uit een heleboel kleine plaatjes die met elkaar scharnierden.
 Een volledige ridderuitrusting met een harnas en beschermplaten voor zijn paard kostte heel veel geld, dat een ridder zelf moest betalen.
Aanvallen
De trebuchet en de slingerblijde waren geduchte wapens bij de aanval en verovering van een kasteel.
 Ze konden zware stenen tegen de muren slingeren, maar ook brandbaar materiaal over de muur.
 Op de afbeelding zie je ook een aanvalstoren en houten schotten, waarachter de aanvallers zich konden verschuilen.
Woning
Een kasteel was de plek waar een ridder woonde en/of waar hij zijn opleiding tot ridder had.
Er is heel wat (gebouwen en voorzieningen) te zien in een kasteel
Zie je ook de donjon, de ophaalbrug, de barbacane, de mezekouwen, de kantelen, ...?
Wil je de afbeelding in het 'groot' zien? Klik dan op 'De opbouw van een kasteel'.
Ten strijde
Als een ridder ten strijde trok, deed hij dit soms om de eer van een adellijke ‘vrouwe’ te verdedigen.
 Op de afbeelding knoopt zij een rode shawl om de arm van de ridder, zodat hij steeds aan haar kon denken.
Castellum
Toen de Romeinen in onze streken waren bouwden ze langs de grenzen van hun rijk overal wachttorens en forten.
Zo’n fort heette een Castellum.
 Castellum is Latijn en betekent ‘kasteeltje’.
In een Castellum zaten zo’n 500 à 1000 soldaten.
Vluchtburcht
De eerste kastelen in Europa ontstonden in de tijd (+/- 800 - 1000) dat de Noormannen onze kusten kwamen plunderen.
De mensen waren bang.
Als een soort verdediging van hun huis bouwde men een wal of muur van stenen rond hun huis met een gracht eromheen.
Deze verstevigde huizen noemen we vlucht- of ringwalburchten.
Mottekasteel
Rond 1000 gingen rijke heren versterkte huizen bouwen op een heuvel.
Bovenop de heuvel stond een houten toren.
Een heuvel bestormen was lastig voor een vijand.
Zo’n heuvel met daarop een donjon of woontoren, noemt men een mottekasteel. Later werden ze gebouwd met stenen.
Een motte is een opgeworpen aarden heuvel.
Donjon
Een donjon is een middeleeuwse versterkte woontoren, al dan niet gebouwd op een motte (= aangelegde heuvel). 
De eerste donjons waren van hout; later werden ze gebouwd met stenen uit een steengroeve of in baksteen.
De naam is afkomstig van het Latijnse dominium dominus en betekent zoiets als "huis van de Heer".
Palts
Een palts was een koninklijke verblijfplaats. In de middeleeuwen hadden de koningen vaak geen vaste woonplaats en trokken ze dus van palts naar palts om hun rijk te besturen.
Een palts heeft de kenmerken van een kasteel (versterkte woning) en van een paleis.
 
Palts komt van het Latijnse woord palatium en betekent ‘paleis’.
Vierkant kasteel
Vanaf 1200 werden er meer en meer vierkanten kastelen gebouwd. 
Deze waren veel gemakkelijker te verdedigen dan de kastelen met een ronde muur. 
Men kon immers 4 torens bouwen op de hoeken (= hoektorens).
Het vierkanten kasteel bestond uit een grote, dikke woontoren (= de donjon) en diverse bijgebouwen.
Waterburcht
Waterburchten waren omringd door water.
Dat kon een brede gracht zijn waarover een ophaalbrug werd gebouwd.
Zo’n waterburcht kon ook in een rivier of een meer liggen.
Door het water en de stenen muren waren deze kastelen heel moeilijk te veroveren.
Veel mensen konden vroeger ook niet zwemmen.
Stadskasteel
Een stadskasteel lag binnen de muren van een stad.
Het werd bewoond door adellijke mensen, zoals een graaf.
Rond 1325 werden er steeds meer kanonnen gebruikt bij belegeringen van kastelen.
Hierdoor werden deze stadskastelen steeds meer gebruikt als woonhuizen.
Ook werden ze steeds mooier, luxueuzer en fraaier. Het werden vaak prachtige paleizen.
Toilet
In de Middeleeuwen gingen de kasteelheren naar een toilet dat aan de buitenmuur van het kasteel hing.
Zo vielen alle uitwerpselen meteen in een slotgracht of ravijn.
Aan het hof van Lodewijk de Veertiende in Versailles... deed men zijn behoefte op een stoel met een gat erin en een emmer eronder: De kakpot.
Adellijke titels
In de adellijke wereld worden er heel wat titels gebruikt voor mannen en vrouwen:
prins - prinses
burggraaf - burggravin
baron - barones
ridder - jonkvrouw
Pieter de Coninck
Pieter de Coninck was een Brugs wever die bekend was om zijn welsprekendheid. Hij kon het goed zeggen.
Tijdens de Brugse Metten vermoordden hij en Bruggelingen op 18 mei 1302 bij een nachtelijke verrassingsaanval een aantal leden van het Franse garnizoen.
Hij stond aan de basis van de Vlaamse volksopstand die leidde tot de Guldensporenslag. 
Vlak voor het begin van die slag werd hij tot ridder geslagen, zo ook twee van zijn zonen.
Guldensporen-slag
De Guldensporenslag of de Slag bij Kortrijk is een veldslag die plaatsvond op 11 juli 1302 te Kortrijk.
De slag was het gevolg van de Vlaamse Opstand, een conflict tussen het graafschap Vlaanderen en het Franse koninkrijk.
De slag was in militair opzicht opmerkelijk, omdat een leger bestaande uit ambachtslieden (Vlamingen) een ridderleger (Fransen) versloeg.
Vandaag wordt de Guldensporenslag herdacht bij de Vlaamse feestdag.
Kruistochten
De kruistochten of kruisvaarten waren zware militaire expedities in de middeleeuwen, georganiseerd door de katholieke kerk in samenwerking met Europese vorsten, met als opdracht zogenaamde heilige oorlogen te voeren.
De kerk overtuigde de mensen dat deze heilige oorlogen de wil van God waren en dat het Heilige Land Palestina (Jeruzalem) bevrijd moest worden van islamistische heersers.
Kruisvaarder
Het woord kruisvaarder betekent eigenlijk 'iemand die deelneemt aan een kruistocht', maar wordt ook weleens figuurlijk gebruikt ter aanduiding van een moraalridder of idealist.
Een moraalridder is dus iemand die anderen graag op hun (ongewenst) gedrag wijst. 
Jeanne d'Arc (2)
Ze was een Franse legeraanvoerder tijdens de Honderdjarige Oorlog.
 Omdat Jeanne zich als man kleedde en gedroeg, en bovendien stemmen zei te horen, werd ze (vooral door de Engelse vijand) gezien als ketter en heks.
Jeanne stierf op 19-jarige leeftijd op de brandstapel.