RM6-026
Breuken...
Een breuk bestaat uit 3 delen:
De teller, de breukstreep en de noemer.
De noemer vind je onder de breukstreep. De noemer vertelt me in hoeveel gelijke delen we het geheel verdelen.
De teller staat boven de breukstreep. De teller zegt me hoeveel gelijke delen we nemen / we dienen te tellen.
Soorten breuken...
Je hebt stambreuken, gelijknamige en gelijkwaardige breuken.
Bekijk aandachtig het filmpje.
Samengevat: Breuken vergelijken
Om jou te helpen bij de oefeningen in jouw werkboek, mag je hieronder nog enkele tips vinden.
Oefening 1: Gelijkwaardige breuken
Ofwel deel je teller en noemer door een zelfde getal. Ofwel vermenigvuldig je teller en noemer door een zelfde getal.
Oefening 2: Vereenvoudig de breuken.
Om breuken te vereenvoudigen deel je teller en noemer door het zelfde getal (g.g.d.).
Oefening 3: Breuken op getallenassen.
Om breuken op een getallenas te plaatsen, kijk je eerst in hoeveel gelijke delen het geheel is verdeeld.
Oefening 4: Breuken vergelijken.
Je hebt dan 3 mogelijkheden.
De tellers zijn gelijk.
De noemers zijn gelijk.
De tellers en noemers zijn verschillend.
Oefening 5: -
Oefening 6: Zie boven (breuken vereenvoudigen / breuken gelijknamig maken)
Oefening 7: Breuk als gemengd getal en omgekeerd.
Oefening 8: Breuk als kommagetal en omgekeerd.
Om een breuk om te zetten naar een kommagetal...
Zet de breuk eerst om naar een gelijkwaardige breuk met noemer 10 of 100 of 1000.
Om een kommagetal om te zetten naar een breuk...
Lees eerst het kommagetal correct.
Bijvoorbeeld: 0,3 lees je als 3 t(iende). Je kan 3 t dan ook meteen schrijven als 3/10.