Hans Andreus, pseudoniem van Johan Wilhelm van der Zant (Amsterdam, 21 februari 1926 – Putten, 9 juni 1977) was een Nederlandse dichter en schrijver van gedichten, romans, verhalen, hoorspelen, kinderverhalen en kindergedichten.
Zijn grappige verhalen voor kinderen maakten hem populair bij een breed publiek.
Toen Hans Andreus drie jaar oud was, scheidden zijn ouders. Zijn moeder hertrouwde in 1930. Johan of Hans had al jong het idee schrijver te willen worden.
Hans Andreus leerde in 1957 zijn eerste vrouw kennen. Zij trouwden in 1958. Het huwelijk, waaruit een dochter en een zoon werden geboren, hield niet lang stand en werd in 1960 ontbonden. Het dochtertje was toen al overleden.
Kort daarna leerde Andreus zijn tweede vrouw kennen, met wie hij in 1962 trouwde. Dit tweede huwelijk hield stand. Zij stichtten een gezin en kregen samen twee zoons en een dochter.
Maar in 1977 kreeg Andreus te horen dat hij botkanker had. Hij was ongeneeslijk ziek en op 9 juni 1977 overleed hij in zijn huis.
Er zaten eens drie vliegen
Om het hardst te liegen,
Buiten op een balkon,
Luierend in de zomerzon.
De eerste zei: ‘Met deze poot
Sloeg ik vijf olifanten dood.’
De tweede zei: ‘Ik vlieg zo vlug,
In ’n uurtje naar Afrika en terug.’
De derde zei: ‘Ik vlieg zo hoog,
Nog hoger dan de regenboog.’
Toen werd ’t wat kil en ’t waaide wat
De vliegen riepen: ‘Voel je dat!’
En vlogen gauw het huis weer binnen
Om daar nóg meer leugens te verzinnen.
Uit de bundel 'Kinderversjes', Uitgeversmaatsschappij Holland, Haarlem, 1975
Op de hoek van de Berenstraat
staat een Wees Vrolijk-Automaat.
Je stopt er een kwartje in en dan
word je zo vrolijk als ‘t maar kan.
Je danst en zingt de hele dag,
zelfs als je niet dansen en zingen mag.
Waarom ik dan zo kribbig kijk?
Ik ben vandaag geen kwartje rijk
en trouwens: ik vind ‘t wel zo fijn
om als ik kribbig ben kribbig te zijn.
Uit: De Rommeltuin / Holland
Op een eiland in de Stille Oceaan,
daar mogen alle kinderen op trommels slaan.
Ze mogen toeteren, ze mogen gillen,
ze mogen schreeuwen net zo hard als ze maar willen.
Ze staan te springen en te dansen met z ’n alien
en steken vuurwerk af met grote knallen.
Hun vaders en hun moeders vinden ’t prachtig,
die glimlachen en luisteren aandachtig.
Pas als die kinderen doodmoe slapen gaan,
wordt ’t stil daar op dat eiland in de Stille Oceaan.
Uit: ‘Kinderversjes’ – Uitgevers maatschappij Holland, Haarlem, 1975.