René Struelens is op 8 augustus 1928 geboren in Sint-Pieters-Woluwe, in de buurt van Brussel (België). Zijn broer was interne leerling; na de dood van zijn vader bleef René alleen bij zijn moeder achter.
Op 15-jarige leeftijd volgde hij zijn broer naar de lerarenopleiding (Brussel). Vanaf 1947 werkte hij als onderwijzer in Brussel; hij gaf les tot aan zijn pensionering in 1987.
René debuteerde met sprookjes en didactische verhalen in een kindertijdschrift. In 1958 nam hij anoniem deel aan een wedstrijd voor luisterspelen die was uitgeschreven door een Vlaamse en een Nederlandse radio-omroep. Een jury onder voorzitterschap van Annie M.G. Schmidt selecteerde uit 256 inzendingen Struelens' poëtische verhaal De zon gaat onder in het Westen. Dit gaf hem het zelfvertrouwen om door te gaan en ook andere genres te proberen.
In hoog tempo schreef hij hoorspelen en documentaires voor de schoolradio en -televisie, tv-spelen, jeugdboeken en toneelstukken. Hij leverde talrijke bijdragen aan tijdschriften, waaronder Zonnestraal, een blad dat hij in 1966 met nonkel Fons (Daniël de Kesel) en Cyriel Verleyen had helpen oprichten.
René Struelens stierf op 8 maart 2003.
Opdracht (contractwerk):
Je vindt hieronder een deel van de tekst 'De overval' terug, geschreven door René Struelens. Lees dit fragment.
Probeer je het allemaal voor te stellen... Misschien is het goed dat je het nog eens leest!
Na het lezen dien jezelf het vervolg van dit verhaal te schrijven. Je zal zien dat er op 't einde van het fragment ??? staan.
Stel jezelf de volgende vragen:
Hoe gaat het verhaal verder? Hoe loopt het af? Wat gaat er gebeuren? Wat denk je?
Schrijf jouw versie eerst op een (klad)blaadje. Overlees je alles nog eens?
Daarna noteer je jouw verhaaleinde in een e-mail en stuur je dit naar juf / meester. Alvorens jouw berichtje te versturen is het aangeraden om alles nog eens te overlezen.
Als iedereen zijn/haar brief geschreven / ge-e-maild / voorgelezen heeft, dan krijg je het echte slot van het verhaal te horen.
De schemering viel en het motregende toen meneer Van Dam die avond van kantoor kwam. Hij huiverde, zette de kraag van zijn overjas omhoog en stopte zijn handen diep in zijn zakken.
Als ik door het Kanaalstraatje naar huis ga, snijd ik een groot stuk af, dacht meneer Van Dam, maar dan kom ik wel door een beruchte en gore buurt. En je hoort vandaag de dag toch zoveel over aanrandingen en overvallen spreken!
Meneer Van Dam wist niet goed wat te doen. Maar omdat het nog een eindje lopen was voor hij de Kanaalstraat bereikte, hoefde hij ook niet snel een beslissing te nemen. Hij woog zorgvuldig voor- en nadelen tegen elkaar af en kwam uiteindelijk tot het besluit dat hij maar best de kortste weg kon nemen.
Bij de Kanaalstraat gekomen sloeg hij dus resoluut de hoek om en haastte zich verder. De buurt waar hij nu in terecht was gekomen, zag er helemaal anders uit dan de brede, drukke weg die hij net verlaten had. De straat was niet alleen smaller, ze was ook minder goed verlicht en de huizen waren er oud en lelijk. Het meest opvallende was echter de totale afwezigheid van mensen.
Meneer Van Dam kromde zijn rug wat meer, trok zijn schouders hoger op en versnelde de pas. Zijn stappen maakten een hol geluid. Op een gegeven moment schrok meneer Van Dam:
???