Weet jij wanneer je een hoofdletter gebruikt en wanneer niet?
Hieronder vind je de belangrijkste regels.
We zetten eventjes de puntjes op de i.
Bij elke regel kan je ook enkele voorbeelden vinden.
Na de theorie volgt de praktijk!
Ik schrijf een hoofdletter...
aan het begin van een zin.
Als de zin begint met een apostrof (‘) schrijf je het tweede woord met een hoofdletter.
Voorbeelden:
Ik ga vandaag naar school.
 's Morgens ga ik altijd douchen.
bij namen van personen, plaatsen, landen, straten, provincies, gebergtes, zeeën en rivieren.
Voorbeelden:
     	Ann Jansens woont in de Oudenaardsesteenweg, te Kortrijk.
      	De Mount Everest is de hoogste berg te wereld.
      	Doorheen België stroomt de Maas.
De Atlantische Oceaan ligt tussen Amerika en Europa.
bij officiële namen van feestdagen en andere bijzondere dagen.
Voorbeelden:
Allerheiligen, Driekoningen, Goede Vrijdag, Kerstmis,
Moederdag, Nieuwjaar, Pasen, Suikerfeest, Valentijnsdag, ...
bij heilige begrippen en woorden die met God te maken hebben.
Ook volken (zoals Joden) en heilige geschriften (zoals Bijbel) worden met een hoofdletter geschreven.
Voorbeelden:
De zoon van God heet Jezus.
 Heb jij de Koran en de Bijbel al gelezen?
Ik schrijf GEEN hoofdletter...
bij dagen, maanden, windstreken, jaargetijden/seizoenen en woorden uit een tijdperk .
Voorbeelden:
Volgende week zaterdag gaan we naar een pretpark.
 In december sneeuwt het vaker dan in november.
 In het zuiden van België is het heuvelachtig.
 Na de lente komt de zomer.
 De middeleeuwen waren lang geleden.
Na de theorie volgt de praktrijk. Even oefenen...
Juf Ann, meester Ruben en meester Frank wensen jou graag veel succes!